Hartrevalidatie bij coronairlijden en chronisch hartfalen (2024) [richtlijn]

C.7.2 Stopcriteria trainingssessie

Aanbevelingen

Stop de trainingssessie (voorlopig) als sprake is van een teken van (cardiale) overbelasting:

  • ernstige moeheid of kortademigheid (evt. i.c.m. een verminderde saturatie) die niet in relatie staat tot de geleverde inspanning;
  • klachten die passen bij hartproblemen die niet in relatie staan tot de geleverde inspanning: pijn of een beklemmend, drukkend gevoel op de borst, uitstralende pijn naar linkerschouder of linkerarm of kaken, pijn duurt ook in rust langer dan 5 minuten, zweten, misselijkheid, braken, duizeligheid, draaierigheid - licht in het hoofd, een zwaar gevoel, neiging tot flauwvallen, bleek of grauw zien. Bij vrouwen manifesteren deze klachten zich door pijn tussen de schouderbladen, nek of rug, onrustig of angstig gevoel, extreme vermoeidheid;
  • angina pectorisklachten die onbekend zijn;
  • verhoogde ademhalingsfrequentie die niet in relatie staat tot de geleverde inspanning (> 40 ademteugen/minuut);
  • significante toename van de hartfrequentie die niet evenredig is aan de geleverde inspanning:
  • significante daling van de pols- of bloeddruk tijdens inspanning, in combinatie met klachten en zonder klachten; voer aanvullend een bloeddrukmeting uit en blijf de bloeddruk ook na het stoppen van de inspanning monitoren;
  • toename van ritmestoornissen (verandering van bekende aritmieën);
  • bij het niet innemen van training-beïnvloedende medicatie;
  • een toename van perifeer/centraal oedeem bij hartfalen (> 2 kg binnen 3 dagen);
  • als bij een inwendige cardioverter defibrillator het aantal hartslagen hoger wordt dan 20 hartslagen onder de therapiezone.

Tijdens de hartrevalidatie is de therapeut alert op verschijnselen die ontstaan tijdens of direct na de training.

Er is geen verantwoording bij deze module.