Hartrevalidatie bij coronairlijden en chronisch hartfalen (2024) [richtlijn]

A.3.1 Organisatie van multidisciplinaire samenwerking

Zie 'Organisatie van Zorg' voor de aanbevelingen.

Het proces van hartrevalidatie is een bij uitstek multidisciplinaire aangelegenheid. Bij de hartrevalidatie zijn vele zorgverlenende deskundigen betrokken, zoals de cardioloog*, de cardiothoracaal chirurg, de (kader)huisarts, de revalidatiearts, de sportarts, de bedrijfsarts, de verzekeringsarts, de psychiater, de (neuro-)psycholoog, de psychotherapeut, de inspanningsfysioloog, de hartrevalidatiecoördinator, de praktijkondersteuner, de fysiotherapeut, de oefentherapeut, de maatschappelijk werker, de diëtist, de ergotherapeut, de leefstijlcoach, de (hart- en vaat)verpleegkundige, de seksuoloog en de arbeidsdeskundige (Nederlandse Vereniging voor Cardiologie 2011). 

Zoals beschreven in A.2 ‘Achtergrond’ bestaat hartrevalidatie uit vier fasen. 
De samenstelling van het multidisciplinaire behandelteam varieert per fase, op lokaal en regionaal niveau en is tevens afhankelijk van de individuele revalidatiedoelen van de patiënt (zie ook module B.5 ‘Lichamelijk onderzoek en behandelplan’).

  • Preoperatieve fase. In deze preoperatieve fase kunnen patiënten die een geplande hartoperatie krijgen, gescreend worden op het risico op het ontwikkelen van postoperatieve pulmonale complicaties en preoperatieve fysio- of oefentherapie aangeboden krijgen (Hulzebos 2006; Valkenet 2011). De preoperatieve fase wordt gecoördineerd vanuit het ziekenhuis, waar de cardioloog  de eindverantwoordelijke voor het behandeltraject is. De cardioloog schakelt tijdens de ziekenhuisopname andere zorgverleners in, zoals de ziekenhuisfysio- of oefentherapeut, afhankelijk van de situatie van de patiënt. Veelal werkt de cardioloog in dit traject samen met de cardiothoracaal chirurg.
  • Fase I of klinische fase. Deze begint direct na de acute cardiologische gebeurtenis, zoals een acuut coronair syndroom (ACS; waaronder vallen: een acuut myocardinfarct (AMI) of een manifestatie van instabiele angina pectoris (IAP)), acuut hartfalen, of een acute opname in een ziekenhuis vanwege een andere cardiologische aandoening. Daarnaast worden patiënten opgenomen die een geplande operatie krijgen. Fase I vindt plaats in het ziekenhuis, waar de cardioloog de eindverantwoordelijke is voor het behandeltraject. De cardioloog schakelt tijdens de ziekenhuisopname andere zorgverleners in, zoals de ziekenhuisfysio- of -oefentherapeut, afhankelijk van de situatie van de patiënt. Daarnaast is de cardioloog verantwoordelijk voor de verwijzing van de patiënt naar de hartrevalidatie fase II (Revalidatiecommissie NVVC/NHS en projectgroep PAAHR). 
  • Fase II of revalidatiefase. Deze sluit aan op de klinische fase, en begint na ontslag uit het ziekenhuis op voornamelijk poliklinische basis. In de module C.2 ‘Volhouden en voltooien van de hartrevalidatie’ wordt tevens beschreven dat deze revalidatie ook in de thuissituatie (met of zonder e-health ondersteuning), in een hybride vorm of een deel van het hartrevalidatieprogramma in een eerstelijns fysio- of oefentherapeutische praktijk kan plaatsvinden ter bevordering van de participatie van hartrevalidatie. Hierbij is het van belang rekening te houden met de specifieke voorwaarden die hiervoor zijn opgesteld, onder andere dat de indicatiestelling in het tweedelijns hartcentrum plaatsvindt en de verantwoordelijkheid van de behandeling onder de cardioloog blijft vallen. De cardioloog schakelt tijdens deze fase ook andere zorgverleners in, zoals beschreven in de module B.7 ‘Indicatiestelling’. Daarnaast is de cardioloog verantwoordelijk voor de verwijzing van de patiënt naar de zorgverleners in de postrevalidatiefase (indien van toepassing) en de overdracht naar de huisarts.
  • Fase III of postrevalidatiefase. Deze sluit aan op de revalidatiefase. De aandacht is in deze fase vooral gericht op het behoud van de in fase II ingezette leefstijlveranderingen. De patiënt kan hierbij ondersteund worden door zorgverleners, veelal gesitueerd in de eerste lijn. De verantwoordelijkheid en monitoring van de behandeling valt in deze fase onder de huisarts van de patiënt.

Bovenstaande beschrijving betreft de fasering van een regulier hartrevalidatie-traject. Echter, er kan ook sprake zijn van uitgebreide problematiek bij de patiënt, waardoor hiervan wordt afgeweken. Zie hiervoor de ‘Multidisciplinaire Richtlijn Hartrevalidatie 2011’ van de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie (NVVC) (Revalidatiecommissie NVVC/NHS en projectgroep PAAHR).

Zoals reeds gesteld, zijn er veel (para)medici en deskundigen betrokken in het hartrevalidatieproces. Het inschakelen van deze zorgverleners en deskundigen valt onder de (eind)verantwoordelijkheid van de cardioloog of de huisarts. Hierbij wordt gekeken naar de individuele hartrevalidatiedoelen, (relatieve) contra-indicaties, comorbiditeiten, complexiteit van het ziektebeeld, de zorgvraag, individuele patiëntkenmerken, mogelijkheden, wensen, behoeften, leerstrategie en (sociale) context van de patiënt. Handvatten voor het inzetten van deze multidisciplinaire samenwerking worden beschreven in aandoeningsspecifieke richtlijnen  voor cardiologen en  huisartsen.
De ‘Handreiking Verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg’  heeft de randvoorwaarden voor duidelijke taak- en verantwoordelijkheidsverdeling, goede onderlinge communicatie en afstemming over werkzaamheden en informatie vastgelegd (Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst 2022).
Het afstemmen van de zorg van de diverse zorgverleners in de behandeling van een patiënt met coronairlijden of chronisch hartfalen is van belang om eventuele knelpunten in de behandeling vroegtijdig te kunnen signaleren en de participatie van de hartrevalidatie te bevorderen. Dit gebeurt middels het multidisciplinair overleg (MDO) (Revalidatiecommissie NVVC/NHS en projectgroep PAAHR). In dit overleg vindt ook afstemming over de indicatiestelling en monitoring van de behandeling plaats. 
 

De cardioloog is eindverantwoordelijk voor de hartrevalidatie, maar kan er voor kiezen om bepaalde taken over te dragen aan de hartrevalidatiecoördinator.

Er is geen verantwoording bij deze module.