Hartrevalidatie bij coronairlijden en chronisch hartfalen (2024) [richtlijn]

B.4 Anamnese

Aanbeveling

Vraag tijdens de anamnese relevante informatie uit, maar neem eerst kennis van de voor de desbetreffende patiënt relevante verwijsgegevens van de cardioloog*. 

Relevante verwijsgegevens van de cardioloog

  • (medische) diagnose;
  • hartritme- en geleidingsstoornissen; 
  • wel/geen inwendige cardioverter defibrillator (ICD)a of pacemaker (type, instellingen); 
  • gegevens van de maximale of symptoomgelimiteerde inspanningstest (eventueel met ademgasanalyse). Zie B.6 ‘Meetinstrumenten’; 
  • relevante nevenpathologie; 
  • voorgeschiedenis (cardiaal/niet-cardiaal); 
  • medicatie (type en dosering);
  • operatiegegevens, indien van toepassing;
  • door de cardioloog relevant geachte cardiologische gegevens. 

 

Voor coronairlijden 
  • gegevens over hemodynamische stabiliteit tijdens en na de behandeling van het event, de grootte en lokalisatie van het infarct, eventuele complicaties, de linkerventrikelejectiefractie (LVEF), eventuele restischemie en de status van (niet-behandelde) coronairvaten; 
  • percutane coronaire interventie (PCI): aantal en lokalisatie; wel/geen stent; 
  • omleidingsoperatie (CABG) (aantal bypasses bij CABG; methode bypassoperatie (sternotomiea, endocab, opcab); soorten bypass (veneuze/arteriële graft); 
  • klepoperatie  (soort klep, lokalisatie klep, methode klepoperatiea) .

a.Zie B.7 ‘Indicatiestelling’ voor restricties en contra-indicaties ten aanzien van het bewegen.

 

Voor chronisch hartfalen 
  • gegevens over de ernst van het chronisch hartfalen (uitgedrukt in linkerventrikelejectiefractie (LVEF), New York Heart Association (NYHA)-klasse), de oorzaak van het chronisch hartfalen (zoals ischemische hartziekte, hypertensie, kleplijden, ritmeproblematiek), en de behandelingen;
  • soort/type chronisch hartfalen: patiënten met een verminderde linkerventrikelfunctie (HFrEF; LVEF < 40%), patiënten een matige linkerventrikelfunctie (HFmREF; LVEF 41-49%) en patiënten met een behouden linkerventrikelfunctie (HFpEF; LVEF > 50%).
 
Relevante gegevens afkomstig van de maximale of symptoomgelimiteerde inspanningstest (eventueel met ademgasanalyse) 
  • de huidige (fysieke) belastbaarheid van de patiënt op grond van de maximale of symptoomgelimiteerde inspanningstest uitgedrukt in absolute waarde en normwaarde (VO2-max /MET’s/wattage); 
  • het gehanteerde protocol van de inspanningstest; 
  • de beoordeling door de arts van het elektrocardiogram (ECG) voor, tijdens en na de inspanning (criteria voor cardiale ischemie, ritme- en geleidingsstoornissen, met hiervan de praktische consequenties); 
  • de rusthartfrequentie, de bereikte maximale hartfrequentie, de voorspelde maximale hartfrequentie, de te verwachten maximale VO2-max of het wattage; 
  • het bloeddrukverloop in rust en het verloop tijdens inspanning en de herstelfase; 
  • de reden van beëindigen van de test (denk ook aan beweegangst); 
  • het medicatiegebruik (zoals een bètablokker, inclusief type en dosering); 
  • de (subjectieve) klachten van de patiënt tijdens de test (angina pectoris / dyspnoe) en bij voorkeur de Borgscore (6-20);
  • spiro-ergometrie: gaswisselingsparameters, zoals de maximale zuurstofopname (VO2-max), het percentage van de voorspelde VO2-max, de O2-pols, het maximale ademminuutvolume (VE) (het teugvolume (VT) X de ademfrequentie), de ‘respiratory exchange rate’ (RER), de anaerobe of ventilatoire drempel, de VE/VCO2-ratio, de saturatie en eventuele andere relevante parameters (bijvoorbeeld de VO2-‘oxygen uptake efficiency slope’, en het al dan niet optreden van ademoscillaties); 
  • de ‘maximum voluntary ventilation’ (MVV) die eventueel van de gegenereerde gegevens kan worden afgeleid. 

Zie B.6 ‘Meetinstrumenten’ voor verdere toelichting over de maximale of symptoomgelimiteerde inspanningstest (eventueel met ademgasanalyse )


Breng de volgende gegevens in kaart.

Algemeen

  • Wat is de zorgvraag? 

Inventarisatie van de gezondheidstoestand die heeft geleid tot het cardiale incident of de verslechtering van chronisch hartfalen

  • Wat is de aanvang, de duur en het beloop van de klachten? 
  • Wat is de prognose en wat zijn de (cardiovasculaire) risicofactoren (bijv. inactieve leefstijl, roken, stress, inslaap- of doorslaapproblemen)? 

Inventarisatie huidige status

  • Is er comorbiditeit aanwezig (zoals diabetes mellitus, perifeer arterieel vaatlijden, chronic obstructive pulmonary disease (COPD))? 
  • Waaruit bestaat de huidige behandeling: medicijngebruik (type en dosering)/nevenbehandeling en in welke mate is die behandeling van invloed op het beweegprogramma?
  • Wat is de leefsituatie van de patiënt (burgerlijke staat/sociale steun)? 
  • Wat is de sociale status (dagelijkse bezigheden, rol in gezin)?
  • Zijn er problemen te verwachten met werkhervatting? Zie tevens de screeningsvragen in de ‘Multidisciplinaire richtlijn Hartrevalidatie’.
  • Hoe toegankelijk is het hartrevalidatieprogramma voor de patiënt?
  • Wat is de informatiebehoefte van de patiënt?

 

Functies en anatomische eigenschappen

Inventarisatie functiestoornissen (aard en ernst) vóór het ontstaan van het cardiale incident of de verslechtering van het chronisch hartfalen. 

  • Wat waren de functiestoornissen (aard en ernst) vóór het ontstaan van het cardiale incident of de verslechtering van het chronisch hartfalen?

Inventarisatie huidige status

  • Wat zijn de huidige stoornissen in functies die de patiënt als gevolg van het coronairlijden of het chronisch hartfalen ervaart?

 

Activiteiten

Inventarisatie beperkingen in activiteit (aard en ernst) vóór het ontstaan van het cardiale incident of de verslechtering van chronisch hartfalen 

  • Wat waren de beperkingen in activiteit (aard en ernst vóór het ontstaan van het cardiale incident of de verslechtering van het chronisch hartfalen?
  • Wat was het activiteitenniveau van de patiënt vóór het ontstaan van de hartziekte?
  • Wat is het beweeggedrag (heden, verleden en toekomst)? 

Inventarisatie huidige status

  • Wat zijn de huidige beperkingen in activiteit die de patiënt als gevolg van het coronairlijden of het chronisch hartfalen ervaart?
  • Zijn er problemen op het gebied van seksualiteit?
  • Onderdelen van de Patiënt Specifieke Goal-setting (PSK) methode zijn:

Stap 1 ‘Inventariseren’
Wat vindt u belangrijk, maar moeilijk om uit te voeren vanwege uw klachten?

Stap 2 ‘Prioriteren’
Noteer de voor u belangrijkste activiteiten uit stap 1.

Stap 3 ‘Scoren’
Hoe goed kunt u deze activiteiten uitvoeren? Omcirkel het cijfer (volg hierbij het format van de PSG).

Stap 4 ‘Doelen stellen’

  • Wat wilt u bereiken met de therapie?


Participatie

Inventarisatie participatieproblemen (aard en ernst) vóór het ontstaan van het cardiale incident of de verslechtering van het chronisch hartfalen

  • Wat waren de beperkingen in participatie (aard en ernst vóór het ontstaan van het cardiale incident of de verslechtering van het chronisch hartfalen?
  • Was de patiënt betrokken in het arbeidsproces voor het ontstaan van de hartziekte? 

Inventarisatie huidige status

  • Wat zijn de huidige participatieproblemen die de patiënt als gevolg van het coronairlijden of chronisch hartfalen ervaart?


Externe factoren

Inventarisatie externe factoren vóór het ontstaan van het cardiale incident of de verslechtering van het chronisch hartfalen 

  • Welke eisen stelde de omgeving aan de patiënt vóór het ontstaan van de hartziekte? 

Inventarisatie huidige status

  • Welke fysieke belasting vergt het werk van de patiënt (indien van toepassing)?
  • Zijn er externe drempels of barrières voor het ontwikkelen/onderhouden/hervatten van een actieve leefstijl? 


Persoonlijke factoren

Inventarisatie persoonlijke factoren vóór het ontstaan van het cardiale incident of de verslechtering van het chronisch hartfalen 

  • Welke eisen stelde de patiënt aan zichzelf vóór het ontstaan van de hartziekte? 

Inventarisatie huidige status

  • Hoe ervaart de patiënt de hartziekte? 
  • Probeer een indruk te krijgen van de sociaal-economische status van de patiënt. Vraag naar het opleidingsniveau en het beroepsniveau.
  • Probeer een indruk te krijgen van de gezondheidsvaardigheden van de patiënt. 
  • Probeer een indruk te krijgen van de cognitieve status van de patiënt.
  • Wat zijn de gevolgen van de aandoening op het psychosociaal functioneren (bijv. surmenage, (bewegings)angst, paniekstoornis, stress, depressie)? 
  • Wat zijn de illness beliefs van de patiënt? (Wat mankeer ik? Hoe komt het? Persoonlijke gevolgen? Welke invloed kan ik zelf uitoefenen?)
  • Zijn er drempels of barrières voor het ontwikkelen/onderhouden/hervatten van een actieve leefstijl (bijvoorbeeld psychosociale factoren)?
  • Wat is de motivatie van de patiënt voor het volgen van het beweegprogramma; voor het ontwikkelen/onderhouden/hervatten van een actieve leefstijl?
  • Probeer een indruk te krijgen van de digitale vaardigheden van de patiënt, bijvoorbeeld aan de hand van een  QuickScan (Pharos. Landelijk expertisecentrum sociaaleconomische en etnische gezondheidsverschillen). 

De cardioloog is eindverantwoordelijk voor de hartrevalidatie, maar kan er voor kiezen om bepaalde taken over te dragen aan de hartrevalidatiecoördinator

Deze module is niet op basis van een geprioriteerd knelpunt in de richtlijn opgenomen. Iedere richtlijn van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) bevat een module ‘Anamnese’.

 

Aanleiding

In het diagnostisch proces van het beweegprogramma van fase II-hartrevalidatie wordt gestart met een anamnese. In deze module wordt beschreven waar de anamnese uit bestaat bij patiënten met coronairlijden en/of chronisch hartfalen, op grond waarvan onderstaande uitgangsvraag is geformuleerd.

 

Uitgangsvraag

Waaruit bestaat de anamnese bij patiënten met coronairlijden en chronisch hartfalen met een indicatie voor het beweegprogramma van fase II-hartrevalidatie? 

 

Rationale van de aanbeveling

In overleg met de werkgroep is besloten om geen systematische zoekactie uit te voeren, maar de informatie die nodig is voor het beantwoorden van deze uitgangsvraag op niet-systematische wijze te vergaren en narratief uit te werken, gebruik makend van de International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) met behulp van de kennis en klinische expertise van de werkgroep.
Daarnaast is er aangesloten op de ‘Multidisciplinaire richtlijn Hartrevalidatie ’. Aan de hand van deze screeningsvragen wordt gescreend door de hartrevalidatiecoördinator welk zorgaanbod geïndiceerd is. De therapeut heeft een signalerende functie op een aantal onderwerpen, waarna hij dit kan bespreken in het multidisciplinair hartrevalidatieteam (Revalidatiecommissie NVVC/NHS en projectgroep PAAHR 2011). 

Er is geen verantwoording bij deze module.

    • Pharos. Landelijk expertisecentrum sociaaleconomische en etnische gezondheidsverschillen. Quickscan digitale vaardigheden van je patiënten. Pharos, landelijk expertisecentrum sociaaleconomische en etnische gezondheidsverschillen. Beschikbaar via https://www.pharos.nl/kennisbank/quickscan-digitale-vaardigheden-van-uw-patienten/
    • Revalidatiecommissie NVVC/NHS en projectgroep PAAHR. Multidisciplinaire richtlijn Hartrevalidatie 2011. Utrecht: Nederlandse Vereniging voor Cardiologie; 2011. Beschikbaar via https://www.nvvc.nl/Kwaliteit/richtlijnen