Hartrevalidatie bij coronairlijden en chronisch hartfalen (2024) [richtlijn]

C.7.1 Evalueren van beloop van het beweegprogramma (monitoring)

Aanbevelingen

Evalueer gedurende het gehele hartrevalidatieprogramma met de patiënt of het gekozen beweegprogramma nog voldoende op de patiënt is afgestemd of bijgesteld dient te worden, bij voorkeur aan de hand van meetinstrumenten zoals beschreven in B.6 ‘Meetinstrumenten’.

Overleg (minimaal eenmalig of eerder wanneer noodzakelijk) schriftelijk, mondeling of digitaal met het hartrevalidatieteam of het noodzakelijk is om het beweegprogramma te stoppen of bij te stellen, zodat een aanpassing van het gehele hartrevalidatieprogramma (inclusief beweegprogramma) overwogen kan worden. Of dat andere zorgverleners ingeschakeld dienen te worden om hartrevalidatiedoelen te behalen. 

Monitoren is het bewaken van de juiste intensiteit van het beweegprogramma in combinatie met de zorgvraag door de therapeut, gericht op de individuele respons van de patiënt op de training en de mate waarin de patiënt de trainingsbelasting tolereert, de klinische stabiliteit van de patiënt en de individuele kenmerken, mogelijkheden, wensen, behoeften, de leerstrategie en de context van de patiënt.
Gedurende het beweegprogramma is het van belang om te blijven evalueren of het gekozen beweegprogramma nog voldoende op de patiënt is afgestemd of dat het bijgesteld dient te worden om de participatie van het beweegprogramma te bevorderen (zie C.2 ‘Volhouden en voltooien van de hartrevalidatie’). Deze evaluatie van het effect van het revalidatieprogramma wordt tussentijds (minimaal eenmaal of eerder wanneer noodzakelijk) uitgevoerd door gegevens over het risicoprofiel, het subjectieve en objectieve fysieke, sociale en psychisch functioneren opnieuw vast te stellen door het revalidatieteam. 
In het begin van het beweegprogramma worden bij iedere patiënt bloeddruk en hartfrequentie (en hartritme) structureel voor, tijdens en na de training gemeten bij alle patiënten, om tot een juiste trainingsintensiteit te komen en overbelasting te voorkomen. Deze supervisieperiode wordt verlengd als er tijdens de training sprake is van ritmestoornissen, ischemie, angina-pectorisklachten of bloeddrukabnormaliteiten.
Gedurende het beweegprogramma leert de patiënt de inspanningsintensiteit inschatten aan de hand van de Borg RPE-schaal (zie B.6 ‘Meetinstrumenten’). Het zelf kunnen inschatten van de belasting van dagelijkse activiteiten bevordert het zelfmanagement.
 

Overleg met het hartrevalidatieteam als het nodig is om het beweegprogramma (tijdelijk) te stoppen of bij te stellen, zodat een aanpassing van het gehele hartrevalidatieprogramma (inclusief beweegprogramma) overwogen kan worden.

Er is geen verantwoording bij deze module.