Hartrevalidatie bij coronairlijden en chronisch hartfalen (2024) [richtlijn]

C.7.3 Afsluiting van de behandeling (stopcriteria behandeling)

Aanbevelingen

Evalueer na afsluiting van de therapie de behandeldoelen, bij voorkeur aan de hand van meetinstrumenten zoals beschreven in B.6 ‘Meetinstrumenten’.

Overweeg bij de afsluiting het model ‘Samen beslissen’ en het model ‘3 goede vragen’ in te zetten, zie B.1 ‘Persoonsgerichte zorg’.

Sluit de behandeling (voortijdig) af als:

  • er aan de hulpvraag van de patiënt is voldaan, en/of
  • de therapeutische behandeldoel(en) zijn bereikt, en/of
  • de patiënt zelf voldoende in staat is om de geleerde vaardigheden in stand te houden of verder te verbeteren, en/of
  • de patiënt niet in staat is om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor de klacht, het herstel, de opbouw en de training (bijv. door gebrek aan motivatie); ga hierover eerst in gesprek met de patiënt, alvorens de behandeling af te sluiten, en/of
  • er sprake is van een contra-indicatie, zie B7 ‘Indicatiestelling’;
  • de revalidatiedoelen niet behaald zijn, maar er geen progressie meer verwacht wordt;
  • de patiënt aangeeft te willen stoppen; ga hierover eerst in gesprek met de patiënt alvorens de behandeling af te sluiten.

Bij de eindevaluatie wordt bepaald in hoeverre de tijdens de indicatiestelling geformuleerde doelen zijn behaald. Deze eindevaluatie wordt uitgevoerd door het multidisciplinair behandelteam. De eindevaluatie van de poliklinische hartrevalidatie kan aanleiding zijn voor het formuleren van doelen voor de postrevalidatiefase (fase III) of een voorzetting van fase II. Er worden bij de eindevaluatie zoveel mogelijk dezelfde meetinstrumenten en -waarden gebruikt als tijdens het onderzoek (zie B.5 ‘Lichamelijk onderzoek en behandelplan’ en ‘B.6 ‘Meetinstrumenten’).

 

De stopcriteria die zijn geformuleerd binnen het ‘Beroepsprofiel Fysiotherapeut’ zijn leidend (Koninklijk Nederlands Genootschap Fysiotherapie 2021). De stopcriteria zoals vermeld in de Praktijkrichtlijn sluiten aan op de doelen van de therapie en passen bij de context van de patiënt. De werkgroep voegt daar de volgende criteria aan toe:

  • De zorgvraag, individuele kenmerken, mogelijkheden, wensen, behoeften, leerstrategie en context van de patiënt kan tijdens de therapie veranderen.

  • De patiënt kan zelf aangeven te willen stoppen, bijvoorbeeld om persoonlijke redenen, redenen vanuit de (psycho-)sociale context van de patiënt en om financiële redenen.

Er is geen verantwoording bij deze module.