Artrose heup-knie [richtlijn]

C.2.3 Postoperatieve fase na gewrichtsvervanging vanwege heupartrose

Aanbeveling Bied in de postoperatieve fase bij gewrichtsvervanging vanwege heupartrose oefentherapie bij voorkeur aan bij een verhoogd risico op vertraagd herstel en/of bij complicaties. Volg daarbij de FITT-factoren.

Aanbeveling Overweeg om oefentherapie in de postoperatieve fase te beperken tot het aanleren (en monitoren op de uitvoering) van oefeningen die de patiënt zelfstandig uitvoert, als het risico op vertraagd postoperatief herstel niet is verhoogd en er geen postoperatieve complicaties zijn.

Noot 16. Postoperatieve oefentherapie na een gewrichtsvervanging vanwege heupartrose

Uitgangsvraag
Wordt oefentherapie na afloop van een gewrichtsvervangende operatie vanwege heupartrose aanbevolen?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op vier RCT’s.[2-5]

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Er is een matig effect van oefentherapie in de postoperatieve fase op fysiek functioneren bij patiënten die een gewrichtsvervangende operatie hebben ondergaan vanwege heupartrose vergeleken met geen oefentherapie in de postoperatieve fase. De kwaliteit van het bewijs is hoog.

 

Van bewijs naar aanbeveling

Er is bewijs van hoge kwaliteit dat oefentherapie effectief is in het verbeteren van fysiek functioneren (matig effect). Op basis van de hoge waarschijnlijkheid voor een (matig) effect, de beperkte neveneffecten en de waarschijnlijk geachte aanvaardbaarheid van de therapie is de werkgroep van mening dat de interventie zwak aanbevolen kan worden (‘bied bij voorkeur aan’).

 

Aanbeveling

Bied in de postoperatieve fase bij gewrichtsvervanging vanwege heupartrose oefentherapie bij voorkeur aan bij een verhoogd risico op vertraagd herstel en/of bij postoperatieve complicaties. Volg daarbij de FITT-factoren.

Overweeg om oefentherapie in de postoperatieve fase te beperken tot het aanleren (en monitoren op de uitvoering) van oefeningen die de patiënt zelfstandig uitvoert, als het risico op vertraagd postoperatief herstel niet is verhoogd en er geen postoperatieve complicaties zijn.

Complete uitgangsvraag volgens PICO
Worden oefentherapeutische interventies in de postoperatieve zorg (I), vergeleken met geen oefentherapie in de postoperatieve zorg (C), aanbevolen voor de behandeling van patiënten die een gewrichtsvervangende operatie hebben ondergaan vanwege heupartrose (P) ter verbetering van fysiek functioneren (O)?

 

Zoekstrategie

Er is door het KNGF op 19 december 2016 een zoekactie uitgevoerd in PubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare en CINAHL, naar samenvattingen van de literatuur (i.e. systematische reviews; SR’s) en randomised controlled trials (RCT’s) met betrekking tot de effectiviteit van postoperatieve oefentherapie vs. geen postoperatieve oefentherapie bij patiënten die een gewrichtsvervangende operatie ondergingen vanwege heupartrose. 

Selectiecriteria systematische review

Type studies RCT's
Type patiënten volwassenen met een klinische diagnose artrose die een gewrichtsvervangende operatie ondergaan vanwege heupartrose
Type interventies elke vorm van postoperatieve oefentherapie (onafhankelijk van frequentie, intensiteit, type, duur en vorm)
Type vergelijkingen geen oefentherapie
Type uitkomsten fysiek functioneren (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten)
RCT = randomised controlled trial.

 

Zoektermen

Zoekdatum 19 december 2016
Geraadpleegde databases PubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare, CINAHL.

Algemene zoektermen#

((“hip osteoarthritis”[tw] OR “knee osteoarthritis”[tw] OR “Osteoarthritis, Knee”[MeSH] OR “Osteoarthritis, Hip”[mesh] OR ((“Osteoarthritis”[Mesh] OR “osteoarthritis”[tw] OR osteoarthrit*[tw] OR “osteoarthrosis”[tw] OR osteoarthro*[tw] OR “degenerative arthritis”[tw] OR degenerative arthriti*[tw] OR “osteoarthrosis deformans”[tw]) AND (“Knee”[Mesh] OR “knee”[tw] OR “knees”[tw] OR “Knee Joint”[Mesh] OR “Hip”[Mesh] OR “hip”[tw] OR “hips”[tw] OR “Hip Joint”[Mesh] OR “menisci”[tw] OR “meniscus”[tw] OR menisc*[tw] OR “coxa”[tw] OR “coxas”[tw] OR “patellofemoral”[tw] OR “Patella”[Mesh] OR patella*[tw])) OR coxarthro*[tw] OR gonarthro*[tw]) AND (exercis*[tw] OR “stretching”[tw] OR “Exercise Therapy”[Mesh] OR “exercise therapy”[tw] OR exercise therap*[tw] OR “Continuous Passive Motion Therapy”[tw] OR “Continuous Passive Movement”[tw] OR “CPM Therapy”[tw] OR “Muscle Stretching Exercises”[tw] OR “Muscle Stretching Exercise”[tw] OR “Static Stretching”[tw] OR “Passive Stretching”[tw] OR “Static-Passive Stretching”[tw] OR “Static Passive Stretching”[tw] OR “Isometric Stretching” [tw] OR “Active Stretching”[tw] OR “Static-Active Stretching”[tw] OR “Static Active Stretching”[tw] OR “Ballistic Stretching”[tw] OR “Dynamic Stretching”[tw] OR “PNF Stretching”[tw] OR “Plyometric Exercise”[tw] OR “Plyometric Exercises”[tw] OR Plyometric Drill*[tw] OR “Plyometric Drills”[tw] OR “Plyometric Training”[tw] OR “Plyometric Trainings”[tw] OR “Stretch-Shortening Exercise”[tw] OR “Stretch Shortening Exercise”[tw] OR “Stretch-Shortening Exercises”[tw] OR “StretchShortening”[tw] OR “Stretch Shortening”[tw] OR “Stretch-Shortening Drills”[tw] OR “Stretch-Shortening Cycle Exercise”[tw] OR “Stretch Shortening Cycle Exercise”[tw] OR “Stretch-Shortening Cycle Exercises”[tw] OR “Resistance Training”[tw] OR “Strength Training”[tw] OR “Weight-Lifting”[tw] OR “Weight Lifting”[tw] OR “Weight-Bearing”[tw] OR “Weight Bearing”[tw] OR “Exercise”[Mesh] OR “Exercise”[tw] OR “Exercises”[tw] OR “Physical Exercise”[tw] OR “Physical Exercises” [tw] OR “Isometric Exercises”[tw] OR “Isometric Exercise”[tw] OR “Aerobic Exercises” [tw] OR “Aerobic Exercise”[tw] OR “Circuit-Based Exercise”[tw] OR “Cool-Down Exercise”[tw] OR “Cool-Down Exercises”[tw] OR “Physical Conditioning”[tw] OR “Running”[tw] OR “Jogging”[tw] OR “Swimming”[tw] OR “Walking”[tw] OR “WarmUp Exercise”[tw] OR “Warm-Up Exercises”[tw] OR “Physical Exertion”[Mesh] OR “Physical Exertion”[tw] OR “Physical Effort”[tw] OR “Physical Efforts”[tw] OR “Physical Fitness”[Mesh] OR “Physical Fitness”[tw] OR “Physical Endurance”[mesh] OR “Physical Endurance”[tw] OR “Anaerobic Threshold”[tw] OR “Exercise Tolerance” [tw] OR “Exercise Movement Techniques”[Mesh] OR “Exercise Movement”[tw] OR “Bicycling”[tw] OR “Walking”[tw] OR “Motor Activity”[Mesh] OR “Physical Activity” [tw] OR exertion*[tw] OR run*[tw] OR jog*[tw] OR treadmill*[tw] OR swim*[tw] OR bicycl*[tw] OR cycle*[tw] OR cycling[tw] OR walk*[tw] OR row[tw] OR rows[tw] OR rowing[tw] OR muscle strength*[tw]) NOT (“Animals”[mesh] NOT “Humans”[mesh]))
# Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.

 

Gevonden literatuur

De literatuursearch leverde 591 SR’s en 1702 RCT’s (RCT’s) op. De SR van Minns-Lowe et al. vormt de basis voor beantwoording van deze uitgangsvraag.[1] Deze review bevat literatuur tot november 2013 en scoort redelijk op de AMSTAR (6/10). Alle RCT’s binnen deze review zijn getoetst aan de selectie-criteria bij de uitgangsvraag. Daarnaast is beoordeeld welke aanvullende RCT’s uit de zoekactie voldeden aan de selectiecriteria. In totaal leverde de literatuursearch vier RCT’s op (n = 410).[2-5]

Zie de flowchart voor een totaaloverzicht van de systematische literatuurstudie.

Systematische literatuurstudie naar de effectiviteit van postoperatieve oefentherapie na gewrichtsvervanging vanwege heupartrose.

Beschrijving studies (n = 4 RCT’s)

In de studies werden mannelijke en vrouwelijke patiënten geïncludeerd met artrose van de heup die een unilaterale totale heupoperatie hadden ondergaan. De oefentherapeutische interventies bestonden uit een combinatie van oefeningen gericht op verbetering van de mobiliteit, spierkracht en/of het uithoudingsvermogen. In één studie kregen de patiënten zowel ‘water-based’ als ‘land-based’ oefentherapeutische interventies, 3 keer per week gedurende 6 weken en onder begeleiding van een fysiotherapeut.[3] In de overige drie studies was de interventie ‘land-based’ oefentherapie die deels onder begeleiding van een fysiotherapeut plaatsvond en deels middels een oefenschema voor thuis. De frequentie varieerde van 2 tot 7 keer per week (mediaan 3 keer per week), en de duur varieerde van 1 tot 8 weken (mediaan 3 weken). Follow-up varieerde van 2 tot 104 weken na de operatie.

 

Kwaliteit van bewijs

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten; 4 RCT’s; n = 410). Er is sprake van een lage risk of bias (RoB), dus er vindt geen afwaardering plaats op basis van design. Ook op de andere onderdelen was er geen afwaardering nodig. De kwaliteit van bewijs wordt op basis van GRADE als ‘hoog’ beoordeeld.

Methodologische kwaliteit van de geïncludeerde studies.

Effectiviteit

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten; 4 RCT’s; n = 410). Direct na de interventie is er sprake van een matig effect (SMD = 0,37; 95%-BI = 0,17 tot 0,56) van postoperatieve oefentherapie op het functioneren van patiënten die een gewrichtsvervangende operatie ondergaan vanwege heupartrose. 

Evidencetabel effectiviteit oefentherapie bij heupartrose in de preoperatieve fase.

Aantal studies

GRADE

Aantal patiënten

Effectschattingd

Kwaliteit van bewijs

 

Designa

Inconsistentieb

Indirectheid

Onnauwkeurigheidc

Overig

Interventie

Controle

 

 

Fysiek functioneren – post intervention

alle, n = 4

laag RoB

nee, I2 = 0%

nee

nee, n = 410

nee

204

206

SMD = 0,37 (95%-BI = 0,17 tot 0,56)

hoog

a Laag risico op bias (RoB): randomisatie adequaat + allocation concealed + intention to treat (ITT); hoog RoB: < 3 items laag risico; matig RoB: overige. b I2 > 40%; c Dichotome uitkomstmaat populatie (n > 300); continue uitkomstmaat populatie (n > 400); d Positief: effect is in het voordeel van oefentherapie.
SMD = standardized mean difference.


Evidence to decision

Voor het bepalen van de formulering (richting en sterkte) van aanbevelingen zijn, naast de conclusie uit de wetenschappelijke literatuur, ook aanvullende overwegingen (o.a. waarden/voorkeuren van de patiënt, toepasbaarheid in de praktijk) meegenomen. Hiervoor is de ‘Evidence to decision’ methode van GRADE gevolgd en het bestaande ‘GRADE Evidence to decision’ formulier in het Nederlands vertaald. Dit formulier is door de werkgroep tijdens een werkgroepvergadering ingevuld, waarna de formulering van de aanbeveling is bepaald. 

Evidence to decision formulier.

  • 1. Lowe CJ, Davies L, Sackley CM, Barker KL. Effectiveness of land-based physiotherapy exercise following hospital discharge following hip arthroplasty for osteoarthritis: an updated systematic review. Physiotherapy. 2015 Sep;101(3):252-65.

  • 4. Liebs TR, Herzberg W, Rüther W, Haasters J, Russlies M, Hassenpflug J. Ergometer cycling after hip or knee replacement surgery: a randomized controlled trial. J Bone Joint Surg Am. 2010 Apr;92(4):814-22.

  • 5. Umpierres CS, Ribeiro TA, Marchisio ÂE, Galvão L, Borges ÍN, Macedo CA, Galia CR. Rehabilitation following total hip arthroplasty evaluation over short follow-up time: randomized clinical trial. J Rehabil Res Dev. 2014;51(10):1567-78.