Artrose heup-knie [richtlijn]

C.3 Niet-oefentherapeutische interventies

Bij de behandeling van patiënten met heup- en/of knieartrose door de therapeut dienen voorlichting/adviezen en oefentherapie centraal te staan. De toepassing van andere, niet-oefentherapeutische interventies wordt in principe afgeraden. [noot 21]

 

Aanbeveling Bied de volgende niet-oefentherapeutische interventies bij voorkeur níet aan bij patiënten met heup- en/of knieartrose ter verbetering van het fysiek functioneren. 

  • massage [noot 22];
  • TENS (onderbouwing en verantwoording, overweeg de toepassing van TENS uitsluitend als kortdurende interventie voor pijnvermindering ter ondersteuning van de oefentherapie indien de oefentherapie belemmerd wordt door forse pijnklachten) [noot 23].

Aanbeveling Bied de volgende niet-oefentherapeutische interventies níet aan bij patiënten met heup- en/of knieartrose ter verbetering van het fysiek functioneren:

Noot 21. Algemene overwegingen bij aanbevelingen ten aanzien van niet-oefentherapeutische interventies

  • Samenvatting resultaten literatuurstudie: De literatuur over de effectiviteit van de verschillende niet-oefentherapeutische interventies is over het algemeen beperkt (lage tot zeer lage kwaliteit van bewijs) en toont veelal aan dat er geen tot hooguit een klein effect is, in vergelijking met een behandeling zonder deze interventie, of in vergelijking met oefentherapie.
  • Balans tussen gewenste en ongewenste effecten: De gewenste effecten (zoals vermindering klachten, verbetering in dagelijks functioneren) zijn onduidelijk, terwijl de ongewenste effecten (zoals verergering klachten), indien gerapporteerd, zeldzaam en weinig ernstig lijken te zijn. Op basis hiervan wordt door de werkgroep ingeschat dat de gewenste en ongewenste effecten waarschijnlijk gelijk zijn.
  • Waarden en voorkeuren van patiënten: De waarden en voorkeuren zullen waarschijnlijk verschillen tussen patiënten. Er wordt door de werkgroep ingeschat dat de meerderheid van de patiënten niet positief tegenover de meeste niet-oefentherapeutische interventies staat, vanwege een gebrek aan ervaren effect op de klachten en het dagelijks functioneren.
  • Kosten: Voor de meeste niet-oefentherapeutische interventies is apparatuur vereist, waaraan aanschaf- en onderhoudskosten voor de therapeut verbonden zijn. Van geen van de niet-oefentherapeutische interventies zijn kosteneffectiviteitsanalyses bekend.
  • Aanvaardbaarheid/haalbaarheid: Dit is volgens de GRADE-methodiek alleen van toepassing indien er argumenten aanwezig zijn voor een positieve aanbeveling. Dit is bij geen van de niet-oefentherapeutische interventies het geval.

Noot 22. Massage

Uitgangsvraag
Wordt massagetherapie aanbevolen bij patiënten met heup- en/of knieartrose ter verbetering van fysiek functioneren?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op twee RCT’s.[2,3]

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Er bestaat een klein effect van massagetherapie (30-60 minuten wekelijks of tweewekelijks) ter aanvulling op de oefentherapeutische interventie op het fysiek functioneren van mensen met knieartrose, vergeleken met oefentherapie waarbij geen massagetherapie wordt aangeboden. De kwaliteit van het bewijs is zeer laag. Daarnaast lijkt er ook een effect op pijn te zijn. Het effect van massagetherapie bij mensen met heupartrose is onbekend.

 

Van bewijs naar aanbeveling

Er is bewijs van zeer lage kwaliteit dat massage, als aanvulling op oefentherapie, mogelijk effectief is in het verbeteren van fysiek functioneren (klein effect) en het verminderen van pijn. Op basis van de grote onzekerheid over het effect, de duur van de onderzochte interventie (30-60 minuten) en de verwachte te verwaarlozen meerwaarde van de interventie boven de gebruikelijke zorg (i.e., oefentherapie en voorlichting/adviezen) enerzijds, en de waarde die sommige patiënten kunnen hechten aan deze interventie en het mogelijke effect op pijn (daarmee mogelijke ondersteuning van de oefentherapie) anderzijds, is de werkgroep van mening dat de interventie conditioneel afgeraden kan worden voor zowel heup- als knieartrose (‘bied bij voorkeur niet aan’).

 

Aanbeveling

Bied bij voorkeur geen massagetherapie aan bij patiënten met heup- of knieartrose.

 

Noot 23. TENS

Uitgangsvraag
Wordt behandeling met transcutaneous electrical nerve stimulation (TENS) aanbevolen bij patiënten met heup- en/of knieartrose ter verbetering van fysiek functioneren?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op twee RCT’s.[2,3]

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Er bestaat geen effect van behandeling met TENS op het fysiek functioneren van mensen met knieartrose, vergeleken met geen behandeling met TENS. Kwaliteit van bewijs is zeer laag. Er bestaat ook geen effect van behandeling met TENS ter aanvulling op de oefentherapeutische interventie op het fysiek functioneren van mensen met knieartrose, vergeleken met oefentherapie waarbij geen behandeling met TENS wordt aangeboden. Kwaliteit van bewijs is zeer laag. Daarnaast lijkt er mogelijk wel een effect van TENS op pijn bij mensen met knieartrose te zijn. Het effect van TENS bij mensen met heupartrose is onbekend.

 

Van bewijs naar aanbeveling

Er is bewijs van zeer lage kwaliteit dat TENS mogelijk niet effectief is in het verbeteren van fysiek functioneren, maar mogelijk wel in het verminderen van pijn. Op basis van de grote onzekerheid over het effect en de verwachte te verwaarlozen meerwaarde van de interventie boven de gebruikelijke zorg (i.e., oefentherapie en voorlichting/adviezen) enerzijds, en de mogelijke effecten op pijn (daarmee mogelijke ondersteuning van de oefentherapie), is de werkgroep van mening dat de interventie conditioneel afgeraden kan worden, voor zowel heup- als knieartrose (‘bied bij voorkeur niet aan’). Daarbij is de werkgroep van mening dat de interventie uitsluitend kortdurend overwogen kan worden ter ondersteuning van de oefentherapie indien de oefentherapie belemmerd wordt door forse pijnklachten.

 

Aanbeveling

Bied bij voorkeur geen behandeling met TENS aan bij patiënten met heup- en/of knieartrose. Overweeg de toepassing van TENS uitsluitend als kortdurende interventie voor pijnvermindering ter ondersteuning van de oefentherapie indien de oefentherapie belemmerd wordt door forse pijnklachten.

 

Noot 24. Continuous passive motion

Uitgangsvraag
Wordt continuous passive motion (CPM) therapie aanbevolen na een gewrichtsvervangende operatie bij patiënten vanwege heup- en/of knieartrose ter verbetering van fysiek functioneren?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op 2 RCT’s.[2,3]

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Er bestaat mogelijk een klein effect van CPM-therapie na een gewrichtsvervangende operatie vanwege knieartrose, vergeleken met fysiotherapeutische zorg waarbij geen CPM-therapie wordt aangeboden. De kwaliteit van bewijs is zeer laag. Het effect van CPM-therapie bij mensen na een gewrichtsvervangende operatie vanwege heupartrose is onbekend.

 

Van bewijs naar aanbeveling

Er is bewijs van zeer lage kwaliteit dat CPM na een gewrichtsvervangende operatie mogelijk effectief is in het verbeteren van fysiek functioneren (klein effect). Op basis van de grote onzekerheid over het effect en de verwachte te verwaarlozen meerwaarde van de interventie boven de gebruikelijke zorg (i.e., oefentherapie en voorlichting/adviezen) is de werkgroep van mening dat de interventie sterk afgeraden kan worden na een gewrichtsvervangende operatie vanwege zowel heup- als knieartrose (‘bied de interventie niet aan’).

 

Aanbeveling

Bied geen continuous passive motion (CPM) therapie aan bij patiënten na een gewrichtsvervangende operatie vanwege heup- en/of knieartrose.

 

Noot 25. Elektromagnetisch veld

Uitgangsvraag
Wordt behandeling met een elektromagnetisch veld aanbevolen bij patiënten met heup- en/of knieartrose ter verbetering van fysiek functioneren?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op twee RCT’s.[2,3]

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Er bestaat mogelijk een klein effect van behandeling met een elektromagnetisch veld op het fysiek functioneren van mensen met knieartrose, vergeleken met geen behandeling met een elektromagnetisch veld. De kwaliteit van bewijs is zeer laag. Het effect van behandeling met een elektromagnetisch veld bij mensen met heupartrose is onbekend.

 

Van bewijs naar aanbeveling

Er is bewijs van zeer lage kwaliteit dat behandeling met een elektromagnetisch veld mogelijk effectief is in het verbeteren van fysiek functioneren (klein effect). Op basis van de grote onzekerheid en de verwachte te verwaarlozen meerwaarde van de interventie boven de gebruikelijke zorg (i.e., oefentherapie en voorlichting/adviezen) is de werkgroep van mening dat de interventie sterk afgeraden kan worden voor zowel heup- als knieartrose (‘bied de interventie niet aan’).

 

Aanbeveling

Bied geen behandeling met een elektromagnetisch veld aan bij patiënten met heup- of knieartrose.

 

Noot 26. Low lovel laser therapie

Uitgangsvraag
Wordt behandeling met low level laser therapie (LLLT) aanbevolen bij patiënten met heup- en/of knieartrose ter verbetering van fysiek functioneren?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op drie RCT’s.[2-4]

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten): Er bestaat geen effect van behandeling met LLLT op het fysiek functioneren van mensen met knieartrose, vergeleken met geen behandeling met LLLT. De kwaliteit van bewijs is zeer laag. Er bestaat mogelijk een klein effect van behandeling met LLLT ter aanvulling op de oefentherapeutische interventie op het fysiek functioneren van mensen met knieartrose, vergeleken met oefentherapie waarbij geen behandeling met LLLT wordt aangeboden. De kwaliteit van bewijs is zeer laag. Het effect van behandeling met LLLT bij mensen met heupartrose is onbekend.

 

Van bewijs naar aanbeveling

Er is bewijs van zeer lage kwaliteit dat behandeling met LLLT mogelijk niet effectief is in het verbeteren van fysiek functioneren. Er is bewijs van zeer lage kwaliteit dat behandeling met LLLT als aanvulling op oefentherapie mogelijk effectief is in het verbeteren van fysiek functioneren (klein effect). Op basis van de grote onzekerheid over het effect en de verwachte te verwaarlozen meerwaarde van de interventie boven de gebruikelijke zorg (i.e., oefentherapie en voorlichting/adviezen) is de werkgroep van mening dat de interventie sterk afgeraden kan worden, voor zowel heup- als knieartrose (‘bied de interventie niet aan’).

 

Aanbeveling

Bied geen behandeling met low level laser therapie aan bij patiënten met heup- of knieartrose.

 

Noot 27. Passieve mobilisaties

Uitgangsvraag
Wordt behandeling met passieve mobilisaties* aanbevolen bij patiënten met heup- en/of knieartrose ter verbetering van fysiek functioneren?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op één RCT.[2]

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Er bestaat geen effect van passieve mobilisaties ter aanvulling op de oefentherapeutische interventie op het fysiek functioneren van mensen met heupartrose, vergeleken met oefentherapie waarbij geen passieve verrichtingen worden aangeboden. De kwaliteit van bewijs is laag. Het effect van passieve mobilisaties bij mensen met knieartrose is onbekend.

 

Van bewijs naar aanbeveling

Er is bewijs van lage kwaliteit dat passieve mobilisaties als aanvulling op oefentherapie mogelijk niet effectief zijn in het verbeteren van fysiek functioneren. Op basis van de grote onzekerheid over het effect en de verwachte te verwaarlozen meerwaarde van de interventie boven de gebruikelijke zorg (i.e., oefentherapie en voorlichting/adviezen) is de werkgroep van mening dat de interventie sterk afgeraden kan worden voor zowel heup- als knieartrose (‘bied de interventie niet aan’).

 

Aanbeveling

Bied geen behandeling met passieve mobilisaties aan bij patiënten met heup- en/of knieartrose.

 

* Onder passieve mobilisaties worden door de werkgroep uitsluitend mobilisatietechnieken zoals tracties, translaties en passieve rekkingen verstaan. Specifieke manueel therapeutische handelingen (HVT-technieken) en actieve rekkingen (range-of-motionoefeningen) vallen hier buiten.

 

Noot 28. Shockwave

Uitgangsvraag
Wordt behandeling met shockwave aanbevolen bij patiënten met heup- en/of knieartrose ter verbetering van fysiek functioneren?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op drie RCT’s.[1-3]

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Het effect van behandeling met shockwave, vergeleken met geen shockwave, op het fysiek functioneren van mensen met knieartrose is onzeker. De kwaliteit van het bewijs is zeer laag. De effectiviteit van shockwavetherapie bij mensen met heupartrose is onbekend.

 

Van bewijs naar aanbeveling

Er is tegenstrijdig bewijs van zeer lage kwaliteit voor het effect van shockwave op het verbeteren van het fysiek functioneren. Op basis van de grote onzekerheid over het effect en de verwachte te verwaarlozen meerwaarde van de interventie boven de gebruikelijke zorg (i.e., oefentherapie en voorlichting/adviezen) is de werkgroep van mening dat de interventie sterk afgeraden kan worden, voor zowel heup- als knieartrose (‘bied de interventie niet aan’).

 

Aanbeveling

Bied geen behandeling met shockwave aan bij patiënten met heup- of knieartrose.

 

Noot 29. Taping

Uitgangsvraag
Wordt behandeling met taping aanbevolen bij patiënten met heup- en/of knieartrose ter verbetering van fysiek functioneren?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op drie RCT’s.[1-3]

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Er bestaat mogelijk geen effect van behandeling met taping op het fysiek functioneren van mensen met knieartrose, vergeleken met geen behandeling met taping. De kwaliteit van bewijs is laag. Daarnaast lijkt er ook geen effect van taping op pijn te zijn. Het effect van taping bij mensen met heupartrose is onbekend.

 

Van bewijs naar aanbeveling

Er is bewijs van lage kwaliteit dat taping mogelijk niet effectief is in het verbeteren van fysiek functioneren. Op basis van de grote onzekerheid over het effect en de verwachte te verwaarlozen meerwaarde van de interventie boven de gebruikelijke zorg (i.e., oefentherapie en voorlichting/adviezen) is de werkgroep van mening dat de interventie sterk afgeraden kan worden, voor zowel heup- als knieartrose (‘bied de interventie niet aan’).

 

Aanbeveling

Bied geen behandeling met taping aan bij patiënten met heup- en/of knieartrose.

 

Noot 30. Thermotherapie

Uitgangsvraag
Wordt thermotherapie (warmte- of koudetherapie) aanbevolen bij patiënten met heup- en/of knieartrose ter verbetering van fysiek functioneren?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. Er konden geen relevante RCT’s worden geïncludeerd.

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten): Het effect van thermotherapie (warmte- of koudetherapie) op fysiek functioneren bij mensen met heup- en/of knieartrose is onbekend.

 

Van bewijs naar aanbeveling

Er is geen bewijs voor een effect van thermotherapie in het verbeteren van fysiek functioneren Op basis van het ontbreken van literatuur en de verwachte te verwaarlozen meerwaarde van de interventie boven de gebruikelijke zorg (i.e., oefentherapie en voorlichting/adviezen) is de werkgroep van mening dat de interventie sterk afgeraden kan worden, voor zowel heup- als knieartrose (‘bied interventie niet aan’).

 

Aanbeveling

Bied geen thermotherapie aan bij patiënten met heup- en/of knieartrose ter verbetering van het fysiek functioneren.

 

Noot 31. Ultrageluid

Uitgangsvraag
Wordt behandeling met ultrageluid aanbevolen bij patiënten met heup- en/of knieartrose ter verbetering van fysiek functioneren?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op drie RCT’s.[1-3]

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten): Er bestaat geen effect van behandeling met ultrageluid op het fysiek functioneren van mensen met knieartrose, vergeleken met geen behandeling met ultrageluid. De kwaliteit van bewijs is laag. Het effect van behandeling met ultrageluid bij mensen met heupartrose is onbekend.

 

Van bewijs naar aanbeveling

Er is bewijs van lage kwaliteit dat ultrageluid mogelijk niet effectief is in het verbeteren van fysiek functioneren. Op basis van de grote onzekerheid over het effect en de verwachte te verwaarlozen meerwaarde van de interventie boven de gebruikelijke zorg (i.e., oefentherapie en voorlichting/adviezen) is de werkgroep van mening dat de interventie sterk afgeraden kan worden, voor zowel heup- als knieartrose (‘bied de interventie niet aan’).

 

Aanbeveling

Bied geen behandeling met ultrageluid aan bij patiënten met heup- en/of knieartrose.

Noot 21. Algemene overwegingen bij aanbevelingen ten aanzien van niet-oefentherapeutische interventies

  • Samenvatting resultaten literatuurstudie: De literatuur over de effectiviteit van de verschillende niet-oefentherapeutische interventies is over het algemeen beperkt (lage tot zeer lage kwaliteit van bewijs) en toont veelal aan dat er geen tot hooguit een klein effect is, in vergelijking met een behandeling zonder deze interventie, of in vergelijking met oefentherapie.
  • Balans tussen gewenste en ongewenste effecten: De gewenste effecten (zoals vermindering klachten, verbetering in dagelijks functioneren) zijn onduidelijk, terwijl de ongewenste effecten (zoals verergering klachten), indien gerapporteerd, zeldzaam en weinig ernstig lijken te zijn. Op basis hiervan wordt door de werkgroep ingeschat dat de gewenste en ongewenste effecten waarschijnlijk gelijk zijn.
  • Waarden en voorkeuren van patiënten: De waarden en voorkeuren zullen waarschijnlijk verschillen tussen patiënten. Er wordt door de werkgroep ingeschat dat de meerderheid van de patiënten niet positief tegenover de meeste niet-oefentherapeutische interventies staat, vanwege een gebrek aan ervaren effect op de klachten en het dagelijks functioneren.
  • Kosten: Voor de meeste niet-oefentherapeutische interventies is apparatuur vereist, waaraan aanschaf- en onderhoudskosten voor de fysio-/oefentherapeut verbonden zijn. Van geen van de niet-oefentherapeutische interventies zijn kosteneffectiviteitsanalyses bekend.
  • Aanvaardbaarheid/haalbaarheid: Dit is volgens GRADE methodiek alleen van toepassing indien er argumenten aanwezig zijn voor een positieve aanbeveling. Dit is bij geen van de niet-oefentherapeutische interventies het geval.