Artrose heup-knie [richtlijn]

B.2 Anamnese

Het doel van de anamnese is gezondheidsproblemen te inventariseren om aangrijpingspunten voor de behandeling te vinden die  binnen de competenties van de therapeut liggen. Dit wordt gedaan aan de hand van de ‘International Classification of Functioning Disability and Health (ICF) Core Set’ voor Artrose, die voor mensen met artrose de meest relevante aspecten omvat in de domeinen: functies en anatomische eigenschappen, activiteiten, participatie, externe factoren en persoonlijke factoren. Deze ICF Core Set voor Artrose  vormt de basis voor de anamnese bij patiënten met heup- en/of knieartrose.

De anamnese levert tevens informatie op over de aanwezigheid van algemene en voor artrose specifieke contra-indicaties en de rode vlaggen. Mogelijk vormen deze aanleiding voor overleg met de (huis)arts (zie de vigerende KNGF-richtlijn Fysiotherapeutische Dossiervoering). Tevens dienen risicofactoren voor het ontstaan van artrose en prognostische factoren voor het beloop van fysiek functioneren en pijn zoals beschreven in paragraaf A.4 te worden uitgevraagd.  Ten slotte dienen, indien van toepassing, meetinstrumenten te worden gebruikt zoals beschreven in paragraaf B.4.

In de volgende tabel staan vragen die relevant zijn bij de anamnese van patiënten met heup- en/of knieartrose. De voorbeeldvragen dienen te worden aangepast aan de communicatiestijl van de therapeut en het communicatieniveau van de patiënt.

Relevante anamnesevragen bij patiënten met heup- en/of knieartrose.

Centraal

  • Wat is de hulpvraag? (Patiënt Specifieke Klachten; PSK)

  • Wat zijn de verwachtingen ten aanzien van therapie?
  • Wat zijn de verwachtingen van het beloop van de klachten?

Functies en anatomische eigenschappen

  • Is er sprake van: pijn bij belasting? pijn in rust en/of nachtelijke pijn? pijn die komt en gaat?
    Wat is de lokalisatie en de duur van de pijn? ('Numeric Pain Rating Scale'; NPRS)
  • Is er sprake van (hevige) pijn en zwelling in rust? (mogelijke rode vlag)
  • Is er sprake van plotselinge pijn? (mogelijke rode vlag bij gewrichtsvervangende operatie)
  • Is er pijn in de kuit bij optrekken voet? (mogelijke rode vlag bij een gewrichtsvervangende operatie van de knie)
  • Is er sprake van ochtendstijfheid en/of startstijfheid? Zo ja, hoelang?
  • Zijn de bewegingen van de heup en/of knie beperkt en zo ja, in welke richting?
  • Is er verminderde spierkracht in de benen? Zo ja, bij welke activiteit? (risicofactor voor ontstaan en beloop)
  • Is er sprake van koorts? (specifieke rode vlag bij een gewrichtsvervangende operatie)
  • Hoe is het wondherstel? (aandachtspunt bij een gewrichtsvervangende operatie)
  • Hoe zijn de klachten ontstaan? (plotseling/geleidelijk)
  • Is er sprake van zwelling van de knie? (lokaal/diffuus; links-/rechtsvergelijking) (mogelijke rode vlag afhankelijk van ernst en combinatie met temperatuur)
  • Is in het geval van heupklachten sprake van zwelling in de lies? (mogelijke rode vlag)
  • Voelt de knie warm aan? (mogelijke rode vlag afhankelijk van ernst en combinatie met zwelling)
  • Is de beweeglijkheid van het gewricht veranderd?

Functies en anatomische eigenschappen

  • Is er een gevoel van 'giving way' of instabiliteit?
  • Is er een abnormale stand van het gewricht? (mogelijk risicofactor voor ontstaan)
  • Hebben er operaties of trauma’s in het verleden plaatsgevonden? (mogelijk risicofactor voor ontstaan)
  • Is er sprake van een te hoog lichaamsgewicht? (lichaamslengte en lichaamsgewicht?) (hoog BMI is risicofactor voor ontstaan en beloop)
  • Is er sprake van een aangeboren afwijking van de heup? (mogelijke risicofactor voor ontstaan)
  • Zijn er slotklachten (knie)? (mogelijke rode vlag)
  • Zijn er klachten in andere gewrichten? (mogelijk risicofactor voor ontstaan en mogelijk voorspeller voor beloop)
  • Zijn er sensibele en/of motorische uitvalsverschijnselen? (mogelijke zenuwbeschadiging als complicatie bij een gewrichtsvervangende operatie)

Activiteiten

  • Hoe zijn de ervaren beperkingen bij de uitvoering van de volgende activiteiten: lopen binnens- en buitenshuis, trap op- en aflopen, gaan zitten en opstaan, bukken, (lang) staan, (lang) zitten, aan- en uitkleden, wassen, tillen, de toiletgang, in en uit de auto stappen? (mogelijke voorspellende factoren voor beloop)
  • Zijn er beperkingen bij fietsen, autorijden of het gebruik van openbaar vervoer?
  • Zijn er omstandigheden of activiteiten waarbij de klachten verergeren of verminderen?
  • In welke mate is het mogelijk de heup en/of knie te belasten tijdens ADL?
  • Is er sprake van valincidenten in het afgelopen jaar? Zo ja, hoe vaak?
  • In welke mate worden de heup en/of knie gedurende de dag belast? (In geval van een gewrichtsvervangende operatie dient men de patiënt ervan op de hoogte te stellen dat een zeer actieve leefstijl de levensduur van de prothese kan verkorten.)
  • De ‘Hip Injury Osteoarthritis Outcome Score’ (HOOS) ADL-subschaal of de ‘Knee Injury Osteoarthritis Outcome Score’ (KOOS) ADLsubschaal is een ondersteunende vragenlijst om het fysiek functioneren vast te leggen en om te gebruiken als nulmeting voor de behandeling.

Participatie

  • Ervaart de patiënt belemmeringen in werk (betaald of als vrijwilliger), sport en andere vormen van vrijetijdsbesteding?
  • Heeft de patiënt een beroep, of wordt er een sport beoefend waarbij zware belasting van heup en/of knie plaatsvindt? (onder andere zwaar tillen, hurken, knielen)
  • Is er zwaar lichamelijk werk uitgevoerd in het verleden? (mogelijk risicofactor voor ontstaan)
  • Ervaart de patiënt belemmeringen in sociale contacten ten gevolge van de heup- of knieklachten?

Externe factoren

  • Komt artrose voor in de familie?
  • Hoe reageert de omgeving (partner, familie, vrienden, werk) op de klachten?
  • Wordt gebruikgemaakt van aanpassingen, hulpmiddelen of voorzieningen voor ADL, het huishouden, op het werk of tijdens sport of vrijetijdsbesteding?
  • Hoe is de woonsituatie? Is er een trap in huis en hoe gaat traplopen?
  • Heeft medische (aanvullende) diagnostiek plaatsgevonden? (röntgenfoto, bloedonderzoek, afname van gewrichtsvocht) Zo ja, wat was de uitkomst?
  • Heeft de patiënt al eerder een therapeutische behandeling gehad? Zo ja, welke behandeling en wat was het resultaat ervan?
  • Is er een medisch specialist of andere zorgverlener betrokken? (gerelateerd aan heup- en/of knieklacht of hieraan gerelateerde comorbiditeit)
  • Wat is het gebruik en effect van medicatie, zoals pijnstillers en/of ontstekingsremmers?
  • Wordt er gebruikgemaakt van voedingssupplementen? Zo ja, wat is het effect?
  • Wordt er gebruikgemaakt van een loophulpmiddel (wandelstok, nordic walkingstokken, rollator, fiets aan de hand), elektrische fiets of fietsen in plaats van lopen? Zo ja wat is het effect?
  • Wordt er gebruikgemaakt van een hulpmiddel bij het uitvoeren van werkzaamheden? (stasteun, (aangepaste) stoel, rolkruk, kniesteun) Zo ja, wat is het effect?
  • Heeft er in het verleden een trauma plaatsgevonden met als gevolg een gewrichtsbeschadiging van de heup of knie? Zo ja, hoe lang geleden en hoe verliep het herstel? (mogelijke risicofactor voor ontstaan)
  • Heeft er in het verleden een operatie plaatsgevonden (bijvoorbeeld een gewrichtsvervangende operatie of een meniscusoperatie)? Zo ja, hoe lang geleden en hoe was het herstel? (mogelijke risicofactor voor ontstaan)

Persoonlijke factoren

  • Is er sprake van comorbiditeit (zoals hart- en longziekten, diabetes mellitus, visusproblemen, gehoorproblemen, lage-rugklachten en/of depressie)? Zo ja, hebben deze invloed op het bewegend functioneren / de inspanningstolerantie van de patiënt? (mogelijke voorspellers voor beloop/meetinstrument 'Cumulative Ilness Rating Scale' (CIRS) optioneel als ondersteuning van de inschatting van de invloed van comorbiditeit op het functioneren)
  • Is er in het verleden sprake geweest van een niet-traumatische gewrichtsaandoening van de heup of knie (bijvoorbeeld een reactieve artritis, kristalartritis of septische artritis), waardoor gewrichtsbeschadiging of snellere progressie is opgetreden? Zo ja, hoe lang geleden en hoe was het herstel?
  • In welke mate wordt rust genomen als er sprake is van pijn? Heeft de patiënt een actieve leefstijl?
  • Zijn er cognitieve problemen? (bijvoorbeeld dementie)
  • In welke mate bestaan er gedachten dat bewegen schadelijk is?
  • In welke mate is er angst om te vallen of te bewegen?
  • Is de patiënt gemotiveerd om te bewegen?
  • Welke maatregelen heeft de patiënt zelf genomen om de klachten te beïnvloeden (bijvoorbeeld rust/bewegen, gebruik medicatie, braces, loophulpmiddel, betrekken werkgever en beschikbaar krijgen van hulpmiddelen op het werk in geval van problemen op het werk) en hielp dat?

Noot 6. Anamnese

Uitgangsvraag
Welke ICF-domeinen worden aanbevolen om in kaart te brengen tijdens het diagnostisch proces?

Deze vraag is beantwoord door de domeinen te beschrijven uit de ‘International Classification of Functioning Disability and Health’ (ICF) Core Set voor Artrose, die relevant zijn voor de anamnese, uitgesplitst naar Functies en anatomische eigenschappen, activiteiten, participatie, en externe en persoonlijke factoren. Zie de volgende tabel.

 

Schematisch overzicht van probleemgebieden en beïnvloedende factoren bij artrose van heup en/of knie aan de hand van de International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) Core Sets for osteoarthritis (verkorte ICF core sets, aangevuld met klinisch relevante factoren op basis van expert opinion).

 

ziekte/aandoening
artrose heup en/of knie

 

functies/anatomische eigenschappen

  • proprioceptie (b260)
  • pijngewaarwording (b280)
  • mobiliteit van gewrichten (b710)
  • stabiliteit van gewrichten (b715)
  • spiersterkte (b730)
  • spieruithoudingsvermogen (b740)
  • anatomische eigenschappen van onderste extremiteit (s750)
    • bijv. alignement
  • anatomische eigenschappen van extra structuren verwant aan beweging (s770)
    • bijv. spieratrofie, hypertonie

activiteiten

  • uitvoeren van transfers (d420)
    • bukken, hurken, knielen
    • gaan zitten en opstaan uit bed, stoel
    • auto in- en uitstappen
    • gaan liggen, omdraaien in bed
  • lopen (d450)
  • (lang) staan en (lang) zitten
  • zich verplaatsen (d455)
    • trap op- en aflopen
    • fietsen, autorijden
    • meerijden in bus/trein/tram
  • zich wassen (d510)
  • zorg dragen voor toiletgang (d530)
  • zich kleden (d540)

participatie (sociale context) in

  • betaald werk (d850)
  • vrijwillig werk (d855))
  • maatschappelijk leven (d910)
  • recreatie, vrije tijd en sport (d920)

 

 

 

externe factoren

  • producten en technologie voor persoonlijk gebruik in het dagelijks leven (e115)
    • o.a. aanpassingen en hulpmiddelen
  • producten en technologie voor werkdoeleinden (e135)
    • bijv. werkstoel
  • producten en technologie voor culturele, ontspannings- en sportdoeleinden (e140)
  • technische aspecten van openbare gebouwen (e150)
    • bijv. lift
  • naaste familie (e310), vrienden, mantelzorgers, sociale omgeving, werkgever, collega’s
  • voorzieningen, systemen en beleid met betrekking tot gezondheidszorg (e580)
    • o.a. zorgverleners, zorginstelling, zorgverzekering

persoonlijke factoren

  • leeftijd
  • geslacht
  • etniciteit
  • sociale achtergrond
  • beroep
  • ervaringen uit heden en verleden
  • comorbiditeit (o.a. andere  gewrichtsaandoeningen, hart- en longlijden, diabetes mellitus)
  • karakter
  • levensstijl
  • coping en self efficacy
  • zelfredzaamheid
  • ziekteperceptie

 

Bron: Dreinhofer et al., 2004.50

 

Het doel van het diagnostisch proces is het inventariseren van de ernst, de aard en de mate van beïnvloedbaarheid van het gezondheidsprobleem. De anamnese maakt hier deel van uit. Daarbij houdt de therapeut rekening met de klinische classificatiecriteria voor heup- en knieartrose voor het vaststellen van een klinische diagnose artrose.[1,2]

Uitgangspunt is de hulpvraag die de patiënt zelf formuleert. De therapeut inventariseert de hulpvraag en de hiermee verband houdende gezondheidsproblemen aan de hand van de ‘ICF Core Set Artrose’ met aanpassingen die specifiek zijn voor heup- en knieartrose.[3,4] Ook inventariseert de therapeut eventuele contra-indicaties en rode of gele vlaggen. Met de aanwezigheid hiervan dient rekening gehouden te worden bij de behandeling. De gele vlaggen kunnen ook aanleiding zijn om met de (huis)arts te overleggen voor het inschakelen van een andere zorgverlener. (Zie de KNGF-richtlijn Fysiotherapeutische Dossiervoering uit 2016.)

De risicofactoren voor het ontstaan van artrose en prognostische factoren voor het beloop van fysiek functioneren en pijn dienen te worden uitgevraagd. Deze worden beschreven in respectievelijk paragraaf A.2 en A.4. Tijdens de anamnese kunnen ter ondersteuning meetinstrumenten gebruikt worden zoals beschreven in paragraaf B.4.

Absolute contra-indicaties en rode vlaggen spelen een rol bij oefentherapie in de conservatieve fase, maar ook in het geval van een gewrichtsvervangende operatie. Zie voor een beschrijving hiervan paragraaf B.5.

    1. Altman R, Alarcon G, Appelrouth D, et al. The American College of Rheumatology criteria for the classification and reporting of osteoarthritis of the hip. Arthritis Rheum. 1991;34(5):505-14.
  • 3. Dreinhöfer K, Stucki G, Ewert T, et al. ICF core sets for osteoarthritis. J Rehabil Med. 2004;(44 Suppl):75-80.

  • 4. Bossmann T, Kirchberger I, Glaessel A, et al. Validation of the comprehensive ICF core set for osteoarthritis: the perspective of physical therapists. Physiotherapy. 2011;97(1):3-16.