Artrose heup-knie [richtlijn]

A.4 Prognostische factoren voor beloop

Meerdere factoren spelen een rol bij een ongunstig beloop van heup- en/of knieartrose.

Functies en anatomische eigenschappen

  • veel pijn
  • verminderde kracht m. quadriceps
  • grote radiologisch aantoonbare afwijkingen bij initiële presentatie

Activiteiten en participatie

  • veel beperkingen in dagelijkse activiteiten

Persoonlijke en omgevingsfactoren

  • hoge leeftijd
  • vrouwelijk geslacht
  • genetische aanleg
  • overgewicht
  • slechtere algehele gezondheid en minder vitaliteit
  • musculoskeletale comorbiditeit:
    • aandoening van andere gewrichten dan het aangedane gewricht, zoals artrose van de (andere) heup of knie, lage rug, handen, voeten
  • overige comorbiditeit, bijvoorbeeld:
    • hart- of longaandoeningen, diabetes, visus- of gehoor-problemen
  • psychosociaal functioneren (depressie, angst, copingstijl, cognitie)

Niet alle prognostische factoren gelden voor heup- en knieartrose in dezelfde mate. Zo is overgewicht een sterkere risicofactor voor progressie van knieartrose dan voor progressie van heupartrose en zijn hogere leeftijd, vrouwelijk geslacht en radiologisch aantoonbare afwijkingen bij de eerste diagnosestelling juist sterkere risicofactoren voor progressie van heupartrose dan voor progressie van knieartrose.

Tussen de 68% en 85% van de patiënten met heup- en/of knieartrose heeft een of meer andere aandoeningen die het beloop van de klachten negatief kunnen beïnvloeden. Daarnaast kan de comorbiditeit invloed hebben op de ervaren beperkingen en de behandelmogelijkheden. Veel voorkomende vormen van comor-biditeit bij mensen met heup- en/of knieartrose zijn: hart- en vaatziekten, diabetes mellitus (DM) type II, 'chronic obstructive pulmonary disease' (COPD), obesitas, visus- en gehoorproblemen, chronische lage rugpijn, gegeneraliseerde artrose, inflammatoire reumatische aandoeningen, hypertensie en depressie. Leeftijd, maar ook gemeenschappelijke ontstaansmechanismen van verschillende aandoeningen kunnen een belangrijke rol spelen bij het relatief vaak voorkomen van comorbiditeit.

Vrijwel alle bovengenoemde prognostische factoren spelen ook een rol bij het functioneel herstel na een gewrichtsvervangende operatie. Daarnaast wordt het beloop na een totale heup- of knieoperatie mede bepaald door de mate en de snelheid van het herstel na de ingreep (o.a. wondherstel) en aspecten als angst voor de operatie en de gevolgen daarvan.

Noot 3. Prognostische factoren voor het beloop van fysiek functioneren en pijn en de invloed van comorbiditeit

Uitgangsvraag
Welke prognostische factoren spelen een rol in het beloop van het fysiek functioneren bij mensen met heup- en knieartrose en worden aanbevolen om in kaart te brengen en te benoemen in de voorlichting gericht aan patiënten, en welke vormen van comorbiditeit komen vaak voor bij mensen met heup- en knieartrose?

Deze vraag is beantwoord door prognostische factoren en de comorbiditeit te beschrijven die een rol spelen in het beloop van het fysiek functioneren en de pijn bij patiënten met heup- en/of knieartrose. Hierbij is (wetenschappelijke) literatuur gebruikt.

Prognostische factoren voor het beloop van fysiek functioneren en pijn
Conclusie vanuit de literatuurstudie

Het beloop van heup- en/of knieartrose kan beïnvloed worden door lichaamsstructuur en -functies (mate van pijn, kracht m. quadriceps, radiologisch aantoonbare afwijkingen bij initiële presentatie), activiteiten en participatie (mate van beperkingen in dagelijkse activiteiten), omgevings- en persoonlijke factoren (hogere leeftijd, vrouwelijk geslacht, overgewicht, algehele gezondheid en vitaliteit, comorbiditeit) en psychosociaal functioneren (depressie, angst, copingstijl, cognitie).

Voorbeelden van in de literatuur beschreven prognostische factoren voor een ongunstig beloop van pijn en fysiek functioneren bij heup- en/of knieartrose zijn opgenomen in de volgende tabel.

Voorbeelden van in de literatuur beschreven prognostische factoren voor het beloop van pijn en fysiek functioneren bij mensen met heup- en/of knieartrose.[1-3]

 

 Heup

Knie

 

Pijn

Fysiek functioneren

Pijn

Fysiek functioneren

 

functies en anatomische eigenschappen

kniepijn beiderzijds

 

++

++

 

veel kniepijn bij aanvang klachten

 

 

++

++

pijn bij patellofemorale compressie

 

 

 

++

geringe spierkracht m. quadriceps

 

 

 

++

verminderde range of motion bij aanvang klachten

 

+

 

+

ernstige en/of progressieve radiologisch aantoonbare afwijkingen in de knie

 

 

 

++

 

activiteiten en participatie

meer beperkingen in activiteiten

 

 

 

++

lagere loopsnelheid

 

 

 

++

fysieke inactiviteit

++

 

 

 

 

persoonlijke factoren

hogere leeftijd

 

+

 

+

vrouwelijk geslacht

+

+

 

 

betrokkenheid contralaterale gewricht of ander gewichtdragend gewricht

+

+

+

+

aanwezigheid van diverse vormen van comorbiditeit

 

++

 

++

overgewicht

 

+

 

++

slechtere algemene gezondheid

 

 

 

++

lage vitaliteit

 

++

 

++

slechtere mentale gezondheid

(o.a. depressie, cognitie, coping)

 

 

++

++

genetische factoren

+

+

+

+

 

omgevingsfactoren

geen begeleide fysiotherapie

+

 

 

 

++ sterk bewijs, + matig bewijs

 

Bij het functioneel herstel na een gewrichtsvervangende operatie van de heup of knie spelen soortgelijke prognostische factoren een rol. Daarnaast wordt het beloop na een totale heup- of knieoperatie ook bepaald door de mate en de snelheid van het herstel na de ingreep (o.a. wondherstel) en aspecten als angst voor de operatie en angst voor de gevolgen van de operatie.

Voorbeelden van in de literatuur genoemde prognostische factoren voor een ongunstig beloop van pijn en fysiek functioneren bij mensen met heup- en/of knieartrose zijn samengevat in tabel 3.2.

Tabel 3.2. Voorbeelden van in de literatuur beschreven prognostische factoren voor ongunstig beloop van pijn en fysiek functioneren bij mensen met heup- en/of knieartrose die een gewrichtsvervangende operatie hebben ondergaan.[4-12]

 

Totale heup

Totale knie

 

Pijn

Fysiek functioneren

Pijn

Fysiek functioneren

 

functies en anatomische eigenschappen

pijn op andere plaatsen

 

 

++

+

veel pijn voor de operatie

 

 

++

++

functies en anatomische eigenschappen

ernstige lage rugpijn

+

+

 

 

verminderde spierkracht m. quadriceps

 

 

 

++

 

activiteiten en participatie

ernstige elleboog-, pols- of handproblemen

 

 

 

+

verminderd preoperatief fysiek functioneren

 

 

++

++

Timed Up & Go test score >11

 

+

 

+

 

persoonlijke factoren

hogere leeftijd

 

++

 

 

vrouwelijk geslacht

 

+

 

 

angst voor de operatie

 

 

++

++

meerdere vormen van comorbiditeit

 

++

++

++

duizeligheid in combinatie met vallen

 

+

+

+

astma of copd

 

+

 

+

hartklachten

+

 

 

 

visusproblemen

 

 

+

+

body mass index (BMI) > 30

 

++

 

+

catastroferen

 

 

++

+

slechtere mentale gezondheid (waaronder depressie)

 

++

 

+

++ sterk bewijs, + redelijk bewijs

 

Hoe hoger het niveau van fysiek functioneren voor de operatie, des te beter het fysiek functioneren en des te minder pijn de patiënt ervaart na de operatie. Echter, patiënten met een slechter niveau van fysiek functioneren voor de operatie boeken na de operatie meer vooruitgang wat betreft fysiek functioneren en pijn ten opzichte van patiënten met een beter niveau van fysiek functioneren voor de operatie.[13]

Voor de dagelijkse praktijk betekent het dat als een of meer van de beschreven prognostische factoren bij de patiënt aanwezig zijn, deze factoren betrokken dienen te worden bij het gehele proces van klinisch redeneren. Het precieze beloop van de klachten of de uitkomst van de behandeling kan op grond van deze factoren echter niet worden voorspeld.

 

Comorbiditeit

Comorbiditeit kan worden gedefinieerd als ‘elke duidelijke klinische nevenaandoening die aanwezig is of kan ontstaan tijdens het klinisch beloop van de klachten van de patiënt naast de indexziekte (artrose)’.[14]

Comorbiditeit komt voor bij 68-85% van de patiënten met heup- en/of knieartrose.[15,16] Bij artrose van de heup of knie is er bij relatief veel patiënten ook sprake van artrose in andere gewrichten, zoals de (andere) heup of knie, lumbale of cervicale wervelkolom, handen of voeten (gegeneraliseerde artrose). Behalve de leeftijd speelt mogelijk ook mee dat bij verschillende chronische condities gemeenschappelijke pathofysiologische mechanismen een rol kunnen spelen, zoals de systemische impact van overgewicht.[17]

Sommige vormen van comorbiditeit komen vaak voor bij mensen met heup- of knieartrose, namelijk aandoeningen van het oog, het oor, de neus of de keel (96%; vooral visusproblemen), hart- en vaatziekten (54%), endocriene en metabole ziekten (46%; vooral diabetes mellitus type II); hypertensie (32%), chronische lage rugpijn (30%), ‘chronic obstructive pulmonary disease’ (COPD) (29%), psychische stoornissen (26%; vooral depressie).[15,16] Zowel het totaal aantal als de aard en de ernst van de diverse vormen comorbiditeit zijn geassocieerd met meer beperkingen in het uitvoeren van dagelijkse activiteiten en meer pijn [18] en ook met de toename van deze klachten in de tijd.[19-24] Uit onderzoek bij patiënten met artrose van heup of knie die een gewrichtsvervangende operatie ondergingen, had 86% een of meer vormen van comorbiditeit, waarbij vooral het hebben van meer vormen van comorbiditeit gerelateerd was aan slechter fysiek functioneren een jaar na de operatie.[20]

Bij het behandelen van mensen met heup- en knieartrose dienen zorgverleners er zich bewust van te zijn dat er een grote kans is op de aanwezigheid van comorbiditeit. Deze comorbiditeit kan invloed hebben op de klachten en het fysiek functioneren. Daarnaast kan comorbiditeit invloed hebben op de behandelmogelijkheden bij zowel een conservatief[25] als een chirurgisch beleid[26].

Gevonden literatuur

  • De literatuursearch met betrekking tot de prognostische factoren voor een ongunstig beloop van fysiek func-tioneren en pijn bij mensen met heup- en/of knieartrose leverde twee systematische literatuurstudies [1,2] op van redelijke kwaliteit (AMSTAR-score 7/11) en een cohortstudie [3]. De resultaten zijn samengevat in noot 3 van de Praktijkrichtlijn.
  • Om een inschatting te kunnen maken van het beloop van pijn en fysiek functioneren bij mensen die een gewrichtsvervangende operatie van de heup- en/of knie hebben ondergaan, zijn vier systematische reviews gebruikt, elk van een redelijk kwaliteit (AMSTAR-score 6/11 [4-6] en 5/11 [7]). Hierbij is gekeken naar de uitkomst minimaal zes maanden na de operatie. De resultaten zijn aangevuld met de uitkomst van een review over patiëntkarakteristieken, de voorspellende waarde [8], een observationele studie die is uitgevoerd in Nederland [9] en twee studies naar de voorspellende waarde van een score > 11 op de ‘Timed Up & Go test’ (TUG) voor een slechtere uitkomst postoperatief [10-12].
  • Uit een systematische review met een redelijke methodologische kwaliteit (AMSTAR-score 6/11) van Hofstede et al. blijkt dat er bij mensen die een gewrichtsvervangende operatie voor de heup ondergaan een associatie is tussen ‘een slechter preoperatief fysiek functioneren’ en ‘ernstiger radiologische afwijkingen’ enerzijds en een beter postoperatief herstel anderzijds.[13]

 

  • 1. de Rooij M, van der Leeden M, Heymans MW, et al. Course and predictors of pain and physical functioning in patients with hip osteoarthritis: systematic review and meta-analysis. J Rehabil Med. 2016;48(3):245-52.

  • 2. de Rooij M, van der Leeden M, Heymans MW, et al. Prognosis of pain and physical functioning in patients with knee osteoarthritis: systematic review and meta-analysis. Arthritis Care Res (Hoboken). 2016;68(4):481-92.

  • 4. Buirs LD, van Beers LW, Scholtes VA, et al. Predictors of physical functioning after total hip arthroplasty: a systematic review. BMJ Open. 2016;6(9):e010725.

  • 5. Sun K, Li H. Body mass index as a predictor of outcome in total knee replace: A systemic review and meta-analysis. Knee. 2017 Oct;24(5):917-924.

  • 6. Lewis GN, Rice DA, McNair PJ, et al. Predictors of persistent pain after total knee arthroplasty: a systematic review and meta-analysis. Br J Anaesth. 2015;114(4):551-61.

  • 7. Alattas SA, Smith T, Bhatti M, et al. Greater pre-operative anxiety, pain and poorer function predict a worse outcome of a total knee arthroplasty. Knee Surg Sports Traumatol Arthrosc. 2017 Nov;25(11):3403-10.

  • 8. Peter WF, Dekker J, Tibury C, et al. The association between comorbidities and pain, physical function and quality of life following knee and hip arthroplasty. Rheumatol Int. 2015;35(7):1233-41.

  • 10. Nankaku M, Ito H, Furu M, et al. Preoperative factors related to the ambulatory status at 1 year after total knee arthroplasty. Disabil Rehabil. 2017;1-4.

  • 11. Oosting E, Hoogeboom TJ, Appelman-de Vries SA, et al. Preoperative prediction of inpatient recovery of function after total hip arthroplasty using performance-based tests: a prospective cohort study. Disabil Rehabil. 2016;38(13):1243-9.

  • 12. Santaguida PL, Hawker GA, Pamela L, et al. Patient characteristics affecting the prognosis of total hip and knee joint arthroplasty: a systematic review. J Can Chir. 2008;(51):428-36.

  • 14. Feinstein AR. The pre-therapeutic classification of co-morbidity in chronic disease. J Chronic Dis. 1970;23:455-68.

  • 15. Reeuwijk KG, de Rooij M, van Dijk GM, et al. Osteoarthritis of the hip or knee: which coexisting disorders are disabling? Clin Rheumatol. 2010;29(7):739-47.

  • 16. van Dijk GM, Veenhof C, Schellevis F, et al. Comorbidity, limitations in activities and pain in patients with osteoarthritis of the hip or knee. BMC Musculoskelet Disord. 2008;9:95.

  • 17. Fernandes GS, Valdes AM. Cardiovascular disease and osteoarthritis: common pathways and patient outcomes. Eur J Clin Invest. 2015;45:405-14.

  • 18. Kadam UT, Jordan K, Croft PR. Clinical comorbidity in patients with osteoarthritis: a case-control study of general practice consulters in England and Wales. Ann Rheum Dis. 2004;63(4):408-14.

  • 19. Peter WF, Dekker J, Tilbury C, et al. The association between comorbidities and pain, physical function and quality of life following hip and knee arthroplasty. Rheumatol Int. 2015;35:1233-41.

  • 20. van Dijk GM, Veenhof C, Spreeuwenberg P, et al. Prognosis of limitations in activities in osteoarthritis of the hip or knee: a 3-year cohort study. Arch Phys Med Rehabil. 2010;91:58-66.

  • 21. Holla JF, Steultjens MP, Roorda LD, et al. Prognostic factors for the two-year course of activity limitations in early osteoarthritis of the hip and/or knee. Arthritis Care Res (Hoboken). 2010;62:1415-25.

  • 22. Colbert CJ, Song J, Dunlop D, et al. Knee confidence as it relates to physical function outcome in persons with or at high risk of knee osteoarthritis in the Osteoarthritis Initiative. Arthritis Rheum. 2012;64:1437-46.

  • 23. Mallen CD, Peat G, Thomas E, et al. Predicting poor functional outcome in community-dwelling older adults with knee pain: prognostic value of generic indicators. Ann Rheum Dis. 2007;66:1456-61.

  • 25. de Rooij M, Steultjens MPM, Avezaat E, et al. Restrictions and contraindications for exercise therapy in patients with hip and knee osteoarthritis and comorbidity. Physical Therapy Reviews. 2013;18(2).

  • 26. Elings J, Hoogeboom TJ, van der Sluis G, et al. What preoperative patient-related factors predict inpatient recovery of physical functioning and length of stay after total hip arthroplasty? A systematic review. Clin Rehabil. 2015;29(5):477-92.