Artrose heup-knie [richtlijn]

B.4 Meetinstrumenten

In deze paragraaf worden meetinstrumenten beschreven die tijdens de diagnostische fase en bij de evaluatie van de behandeling bij patiënten met heup- en/of knieartrose kunnen worden ingezet. Pas bij voorkeur de combinatie van een zelfgerapporteerde vragenlijst en een performance based test toe. In de volgende twee figuren staan de aanbevolen en optionele meetinstrumenten.

Overzicht van de aanbevolen meetinstrumenten. Deze instrumenten kunnen worden toegepast wanneer daar in de praktijk aanleiding toe is. Al deze meetinstrumenten zijn beschikbaar via www.meetinstrumentenzorg.nl.

Toelichting 6MINWT = Zes Minuten Wandeltest; HOOS ADL-subschaal = Hip Injury and Osteoarthritis Outcome Score - Subschaal ‘Functioneren in het dagelijks leven’; KOOS ADL-subschaal = Knee Injury Osteoarthritis Outcome Score - Subschaal ‘Functioneren in het dagelijks leven’; NPRS = Numeric Pain Rating Scale; PSK= Patiënt Specifieke Klachten.

Cursief = performancetest/functietest; niet cursief = vragenlijst/observatielijst.

NB Voor het in kaart brengen van externe en persoonlijke factoren zijn geen voldoende betrouwbare en valide meetinstrumenten beschikbaar als aanbevolen meetinstrument.


 

Overzicht van de optionele meetinstrumenten. Deze instrumenten kunnen worden toegepast wanneer daar in de praktijk aanleiding toe is. Al deze meetinstrumenten zijn beschikbaar via www.meetinstrumentenzorg.nl.

Toelichting 30 sec. CST = 30 sec Chair-Stand-Test; AAQ = Animated Activity Questionnaire; CIRS = Cumulative Illness Rating Scale voor het vastleggen van comorbiditeit; HOOS-PS = Hip Injury and Osteoarthritis Outcome Score – Physical function Shortform; KOOS-PS = Knee Injury and Osteoarthritis Outcome Score – Physical function Shortform; SLST = Single Leg Stance Test; MILAS = Modified IOWA Level of Assistance Score; MRC spierkracht = Medical Research Council voor spierkracht; TUG = Timed Up & Go test.

Cursief = performancetest/functietest; niet cursief = vragenlijst/observatielijst.

NB Voor het in kaart brengen van externe factoren zijn in deze richtlijn geen geschikte meetinstrumenten gevonden.

Noot 8. Meetinstrumenten

Uitgangsvraag
Welke meetinstrumenten worden aanbevolen tijdens de diagnostische fase en de evaluatie bij patiënten met heup- en/of knieartrose?

Deze vraag is beantwoord door de aanbevolen en optionele meetinstrumenten te beschrijven die tijdens het diagnostisch proces ingezet kunnen worden. Hierbij is gebruikgemaakt van het ‘Raamwerk Klinimetrie voor evidence based products’.[3]

De aanbevolen meetinstrumenten dienen ter ondersteuning van het diagnostisch proces. Doel is een indruk te krijgen van:

  • de mate van pijn:
    • met de ‘Numeric Pain Rating Scale’ (NPRS);
  • het functioneren:
    • met de Zes Minuten Wandeltest (6MINWT);
    • de ‘Hip Injury and Osteoarthritis Outcome Score’ (HOOS) ADL-subschaal, en/of
    • de ‘Knee Injury and Osteoarthritis Outcome Score’ (KOOS) ADL-subschaal en
    • de Patiënt Specifieke Klachten (PSK).

Voor het meten van fysiek functioneren blijken scores op zelfgerapporteerde vragenlijsten niet sterk te correleren met scores op functietests.[1,2] Dat komt omdat beide instrumenten verschillende aspecten van het fysiek functioneren beoordelen en ze kunnen elkaar dus goed aanvullen bij het in kaart brengen daarvan.

De aanbevolen meetinstrumenten kunnen ook gebruikt worden ter evaluatie van de pijn (NRS-pijn) en het functioneren (6MINWT en PSK).

Voor het in kaart brengen van externe en persoonlijke factoren zijn geen voldoende betrouwbare en valide meetinstrumenten beschikbaar als aanbevolen meetinstrument (zie het ‘Raamwerk Klinimetrie voor evidence based products’ van het KNGF).[3]

Optionele meetinstrumenten kunnen op basis van klinisch redeneren gekozen worden ter ondersteuning van het diagnostisch proces of ter evaluatie, namelijk:

  • De 1RM submaximaaltest. Deze test dient gebruikt te worden om de trainingsintensiteit te bepalen als er bij de spierkrachtmeting een krachtapparaat gebruikt wordt.
  • De Borg-schaal 6-20. Dit meetinstrument kan gebruikt worden in plaats van de hartslagmeting (wanneer het bijvoorbeeld niet mogelijk is de hartslag te meten).
  • De HOOS en de KOOS. Deze vragenlijsten kunnen voor respectievelijk de heup of de knie gebruikt worden ter evaluatie van de behandeling. Het zijn de uitgebreidere versies van de HOOS-PS en KOOS-PS, die niet alleen het functioneren in het dagelijks leven vastleggen, maar ook subschalen hebben die pijn, stijfheid, symptomen, functioneren in sport en vrije tijd en kwaliteit van leven vastleggen.
  • De HOOS Physical Shortform (HOOS-PS) en de KOOS Physical Shortform (KOOS-PS). Voor het meten van het functioneren zijn deze meetinstrumenten te gebruiken, indien de patiënt een gewrichtsvervanging van de heup en/of knie heeft gekregen en er informatie over de score uit het ziekenhuis over deze vragenlijsten bekend is. Deze vragenlijsten worden namelijk binnen de orthopedie gebruikt, wat het gemakkelijker maakt om resultaten te vergelijken nadat de patiënt uit het ziekenhuis ontslagen is.
  • De ‘Animated Activity Questionnaire’ (AAQ). Deze computergeanimeerde vragenlijst is geschikt voor elke patiënt met heup- en/of knieartrose en meet fysiek functioneren, waarbij het meten van perceptie (zoals bij vragenlijsten) en functie (zoals bij fysieke tests) gecombineerd wordt. De AAQ maakt gebruik van animatiefilmpjes en is hierdoor met name geschikt voor mensen met een beperkte leesvaardigheid of die de Nederlandse taal minder goed beheersen of die fysiek minder belastbaar zijn.
  • De ‘Modified IOWA Level of Assistance Score’ (MILAS). Deze vragenlijst kan ingezet worden indien een patiënt een gewrichtsvervangende operatie van de heup of knie heeft ondergaan. De MILAS is bedoeld om te meten of transfers zelfstandig en veilig gemaakt kunnen worden, een voorwaarde voor ontslag uit het ziekenhuis.
  • De ‘Timed Up & Go test’ (TUG). Deze fysieke test kan ter evaluatie van de behandeling gekozen worden indien de Zes Minuten Wandeltest te belastend is voor de patiënt. Bijvoorbeeld bij iemand met een zeer matige conditie, veel comorbiditeit of in de vroege fase na een gewrichtsvervangende operatie van de heup of knie. Deze test geeft tevens een indruk van de spierkracht van de bovenbenen en of er een verhoogd valrisico bestaat. Bij patiënten die een gewrichtsvervangende operatie ondergaan kan deze test afgenomen worden om te beoordelen of er een verhoogd risico bestaat voor vertraagd herstel.
  • De 30 sec. ‘Chair Stand Test’ (CST). Deze test kan ingezet worden om de specifieke functionele activiteit ‘gaan zitten en opstaan’ te evalueren, een activiteit die vaak beperkt is bij mensen met heup- en/of knieartrose. Deze test geeft tevens een indruk van de spierkracht van de bovenbenen en of er een verhoogd valrisico is.
  • De ‘Single Leg Stand Test’ (SLST). Deze test kan ingezet worden als er balansproblemen zijn, om te kijken of er een verhoogd valrisico aanwezig is en of balanstraining effect heeft.
  • De ‘Cumulative Illness Rating Scale’ (CIRS). Deze vragenlijst kan ingezet worden om de aanwezigheid van nevenaandoeningen in kaart te brengen en te kijken wat de invloed daarvan is op het fysiek functioneren.

De geselecteerde meetinstrumenten staan in de volgende tabel.

Geselecteerde meetinstrumenten met bijbehorende interpretatie en klinisch-relevante verschillen (alle meetinstrumenten zijn beschikbaar via www.meetinstrumentenzorg.nl).

Meetinstrument Interpretatie / Klinisch-relevant verschil
Functies en anatomische eigenschappen
‘Numeric Pain Rating Scale’ (NPRS) [1]
  • Hogere score betekent meer pijn.
  • Klinisch relevant verschil is 2 punten op schaal 0-10.[2]
1RM submaximaaltest [16,17,18]
  • Interpretatie en klinisch relevant verschil zijn niet van toepassing omdat dit meetinstrument een test is om de trainingsintensiteit te bepalen.
Borg-schaal 6-20 [19,20]
  • Interpretatie en klinisch relevant verschil zijn niet van toepassing omdat dit een meetinstrument is om de trainingsintensiteit te bepalen en te monitoren.
Activiteiten en participatie
‘Hip Injury and Osteoarthritis Outcome Score’ (HOOS) [1]
  • Hogere score betekent meer moeite met uitvoeren activiteit.
  • Klinisch relevant verschil is 15-20 punten op een schaal van 0-104 (afhankelijk van subschaal).*
‘Knee Injury and Osteoarthritis Outcome Score’ (KOOS) [1,5]
  • Hogere score betekent meer moeite met uitvoeren activiteit.
  • Klinisch relevant verschil is 15-20 punten
Patient Specifieke Klachten (PSK) [1]
  • Hogere score betekent meer moeite met uitvoeren activiteit.
  • Klinisch relevant verschil is 2 punten verschil op schaal van 0-10.
Zes Minuten Wandeltest (6MINWT) [1]
  • Hoe meer meters er zijn afgelegd hoe beter het functioneren.
  • Klinisch relevant verschil is niet bekend bij heup- en knieartrose, maar is op basis van andere aandoeningen 25-50 meter.
  • Bereken de normwaarden als volgt: afstand = 218 + (5,14 × lengte [cm] – 5,32 × leeftijd) – (1,80 × gewicht) + 51,31 × geslacht [1 = man, 0 = vrouw] 
  • Randvoorwaarde voor het toepassen van deze formule: de lengte van het parcours is 50 m.
‘Hip Injury and Osteoarthritis Outcome Score’, verkorte versie (HOOS-PS) [21]
  • Meet verandering van symptomen en beperkingen bij patiënten met heupklachten.
  • Score van 0-100 waarbij een hogere score beter functioneren betekent. 
  • Klinisch relevant verschil is niet bekend.
‘Knee Injury and Osteoarthritis Outcome Score’, verkorte versie (KOOS-PS) [22]
  • Meet verandering van symptomen en beperkingen bij patiënten met knieklachten.
  • Score van 0-100 waarbij een hogere score beter functioneren betekent. 
  • Klinisch relevant verschil is 15 punten.
‘Animated Activity Questionnaire’ (AAQ) [10,11]
  • Computergestuurde animatievragenlijst die beperkingen in activiteiten meet, en geschikt is voor anderstaligen of laaggeletterden. 
  • Score van 0-100 waarbij een hogere score beter. functioneren betekent. (zie ook www.myaaq.com)
  • Klinisch relevant verschil is 14 punten.[12]
‘Modified Iowa Level of Assistance Scale’ (MILAS) [13,14,15]
  • Meet zelfstandigheid in het ziekenhuis na een gewrichtsvervangende operatie.
  • Score loopt van 0-6. Bij een score van 0 kan de patiënt zelfstandig transfers uitvoeren. Bij een score van 1-3 dient er thuis iemand aanwezig te zijn voor assistentie bij transfers.
Timed Up & Go test (TUG) [1,5]
  • Bij een score van > 11 sec. is er verhoogd valrisico en (in het geval van een gewrichtsvervangende operatie) een verhoogd risico op vertraagd herstel.
  • Bij een score < 20 sec. kan de patiënt onafhankelijk ADLtaken uitvoeren en buitenshuis lopen.
  • Bij een score van 20-29 sec. zijn er mogelijk hulpmiddelen nodig en kan buiten lopen alleen met begeleiding.
  • Bij een score > 30 sec. is er bij veel ADL-activiteiten en transfers hulp nodig, moeten hulpmiddelen worden ingezet en kan de patiënt niet traplopen. 
  • Klinisch relevant verschil is 2,5 seconden.[5]
‘30s Chair Stand Test’ (30 sec. CST) [5]
  • Een score > 11 wordt beschouwd als een acceptabele score na therapeutische behandeling.
  • Een score < 8 betekent een verhoogd valrisico.
  • Klinisch relevant verschil is 2-3 herhalingen.[9]
‘Single Leg Stance Test’ [1]
  • Een score < 5 betekent een verhoogd valrisico.
  • Klinisch relevant verschil is 8-12 seconden (doelgroep ouderen).[7,8]
Persoonlijke factoren
‘Cumulative Illness Rating Scale’ (CIRS) [1]
  • Niet van toepassing, omdat de CIRS bedoeld is om comorbiditeit te registreren. Dit kan betrouwbaar bij heup- en knieartrose en de test wordt bij deze doelgroep dus niet gebruikt om verandering te meten.

Zoekstrategie

Voor alle relevante uitkomstmaten binnen het diagnostisch proces bij de behandeling van patiënten met heup- en knieartrose zijn meetinstrumenten gezocht op de website van de ‘Osteoarthritis Research Society International’ (OARSI; www.oarsi.org) en op www.meetinstrumentenzorg.nl. Nadat een selectie gemaakt is van relevante meetinstrumenten, is beoordeeld welke onderdelen van de ICF hiermee in kaart gebracht worden. Daarna is op basis van relevantie een tweedeling gemaakt in aanbevolen meetinstrumenten en optionele meetinstrumenten. Alle meetinstrumenten die in deze richtlijn zijn opgenomen, voldoen aan de criteria zoals beschreven in het ‘Raamwerk Klinimetrie voor evidence-based products’ van het KNGF.

  • 1. Meetinstrumenten in de Zorg. Beschikbaar via: http://www.meetinstrumentenzorg.nl/ Geraadpleegd op 2 januari 2018.

  • 2. Salaffi F, Stancati A, Silvestri CA, et al. Minimal clinically important changes in chronic musculoskeletal pain intensity measured on a numerical rating scale. Eur J Pain. 2004;8(4):283-91.

  • 3. Singh JA, Luo R, Landon GC, et al. Reliability and clinically important improvement thresholds for osteoarthritis pain and function scales: a multicenter study. J Rheumatol. 2014;41(3):509-15.

  • 5. Mahler E, Cuperus N, Bijlsma J, et al. Responsiveness of four patient-reported outcome measures to assess physical function in patients with knee osteoarthritis. Scand J Rheumatol. 2016;45(6):518-27.

  • 7. Springer BA, Marin R, Cyhan T, et al. Normative values for the unipedal stance test with eyes open and closed. J Geriatr Phys Ther. 2007;30(1):8-15.

  • 8. Bohannon RW. Responsiveness of the single-limb stance test. Gait Posture 2012;35(1):173.

  • 9. Wright AA, Cook CE, Baxter GD, et al. A comparison of 3 methodological approaches to defining major clinically important improvement of 4 performance measures in patients with hip osteoarthritis. J Orthop Sports Phys Ther. 2011;41:319-27

  • 10. Peter WF, Loos M, de Vet HCW, et al. Development and preliminary testing of a computerized Animated Activity Questionnaire (AAQ) in patients with hip and knee osteoarthritis. Arthritis Care Res (Hoboken). 2015;67(1):32-9.

  • 11. Peter WF, de Vet HCW, Boers M, et al. Cross-cultural and construct validity of the Animated Activity Questionnaire. Arthritis Care Res (Hoboken). 2016.

  • 13. Jesudason C, Stiller K. Are bed exercises necessary following hip arthroplasty? Aust J Physiother. 2002;48:73-81.

  • 14. Elings J, van der Sluis G, Goldbohm RA, et al. Development of a risk stratification model for delayed inpatient recovery of physical activities in patients undergoing total hip replacement. J Orthop Sports Phys Ther. 2016;46(3):135-43.

  • 15. Soh SE, Stuart L, Raymond M, et al. The validity, reliability, and responsiveness of the mosdified Iowa Level of Assistance scale in hospitalized older adults in subacute care. Disabil Rehabil. 2017;1-7.

  • 16. Morree JJ, Jongert MWA, van der Poel G. Inspanningsfysiologie, oefentherapie en training. Houten: Bohn Stafleu van Loghum; 2006.

  • 17. McCurdy K, Langford G, Jenkerson D, et al. The validity and reliability of the 1RM bench press using chain- loaded resistance. J Strength Cond Res. 2008;22(3):678-83.

  • 18. Verdijk LB, van Loon L, Meijer K, et al. One-repetition maximum strength test represents a valid means to assess leg strength in vivo in humans. J Sports Sci. 2009;27(1):59-68.

  • 19. Jongert T, Benedictus J, Dijkgraaf J, et al. Het gebruik van de Borgschaal bij bewegingsactiviteiten voor hartpatiënten. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg; 2004.

  • 20. Borg GA. Psychophysical bases of perceived exertion Med Sci Sports Exerc. 1982;14(5):377-81.

  • 21. Davis AM, Perruccio AV, Canizares M, et al. Comparative validity and responsiveness of the HOOS-PS to the WOMAC physical function subscale in total joint replacement for osteoarthritis. Osteoarthritis and Cartilage 2009;17:7.

  • 22. Singh JA, Luo R, Landon GC, et al. Reliability and clinically important improvement thresholds for osteoarthritis pain and function scales: a multicenter study. J Rheumatol. 2014;41(3):509-15.

  • 23. Mahler E, Cuperus N, Bijlsma J, et al. Responsiveness of four patient-reported outcome measures to assess physical function in patients with knee osteoarthritis. Scand J Rheumatol. 2016;45(6):518-27.

  • 24. Wittink H, Rogers W, Sukiennik A, et al. Physical functioning: self-report and performance measures are related but distinct. Spine (Phila Pa 1976). 2003;28(20):2407-13.

  • 25. Gandhi R, Tsvetkov D, Davey JR, et al. Relationship between self-reported and performance-based tests in a hip and knee joint replacement population. Clin Rheumatol. 2009;28(3):253-7.