Reumatoïde artritis [richtlijn]

B.1 Anamnese

Als iemand zich in de eerste lijn met de diagnose RA bij de fysiotherapeut of oefentherapeut meldt op basis van directe toegankelijkheid fysiotherapie (DTF) of directe toegankelijkheid oefentherapie (DTO), zal eerst een screening plaatsvinden om te bepalen of fysio- of oefentherapie geïndiceerd is. Hiertoe dient de therapeut de medische diagnose te verifiëren en zich een beeld te vormen van de klachten en symptomen en te bepalen of er gele en rode vlaggen aanwezig zijn.

Het doel van de anamnese is gezondheidsproblemen te inventariseren en zo aangrijpingspunten voor de behandeling te vinden. Deze inventarisatie vindt plaats aan de hand van de International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) Core Set voor RA, die voor mensen met RA de meest relevante aspecten van het gezondheidsprobleem omvat, geordend naar de domeinen ‘functies en anatomische eigenschappen’, ‘activiteiten’, ‘participatie’, ‘externe factoren’ en ‘persoonlijke factoren’. Deze ICF Core Set voor RA vormt de basis voor de anamnese bij patiënten met RA. 

De anamnese levert informatie op over de aanwezigheid van contra-indicaties en gele en rode vlaggen, waarbij het aan de therapeut is om te besluiten of deze aanleiding zijn voor overleg met de (huis)arts. Verder worden risicofactoren voor het ontstaan van RA en prognostische factoren voor het beloop uitgevraagd. Ten slotte worden, indien van toepassing, meetinstrumenten gebruikt.

 


Overzicht van relevante anamnesevragen bij patiënten met RA
Tussen haakjes staan mogelijke contra-indicaties, gele en rode vlaggen, risicofactoren, prognostische factoren en meetinstrumenten.

Algemeen

  • Wat is de hulpvraag? (Patiënt Specifieke Klachten; PSK)
  • Wat zijn de verwachtingen ten aanzien van fysio- of oefentherapie?
  • Wat zijn de verwachtingen van het beloop van de klachten?

Functies en anatomische eigenschappen
Is er sprake van:

  • pijn in één of meerdere gewrichten? (‘Numeric Pain Rating Scale’ (NPRS)) Wat is de locatie van de pijn (welke gewrichten)? Is de pijn gerelateerd aan belasting? Hoe is het beloop van de pijn ’s ochtends, ’s middags, ’s avonds of ’s nachts?
  • onverklaarbare, aanhoudende heftige pijn en/of ontstekingsverschijnselen in een of meer gewrichten? (Mogelijk rode vlag)
  • ochtendstijfheid en/of startstijfheid? Zo ja, hoe lang?
  • zwelling van een of meer gewrichten? Zo ja, welke gewrichten?
  • een bewegingsbeperkingen en/of stijfheid van een of meer gewrichten? Zo ja, in welke gewrichten?
  • vermoeidheid? (Numeric Rating Scale voor vermoeidheid; NRS vermoeidheid)
  • verminderde spierkracht? Zo ja, waar en bij welke activiteiten?
  • een verminderd uithoudingsvermogen?
  • huidafwijkingen (ulcera) of nagelrieminfarcten, die mogelijk verband houden met RA?
  • beperkingen bij kauwen of slikken?
  • een droge mond en/of droge ogen, bijvoorbeeld als gevolg van het syndroom van Sjögren
  • een hoge bloeddruk? (cardiovasculaire risicofactor)
  • een hoog cholesterol? (cardiovasculaire risicofactor)
  • nekpijn en/of pijn aan de achterkant van het hoofd, in combinatie met paresthesieën en/of dysesthesieën, motorische uitval, ‘opspringende’ benen, en/of een zandgevoel in de handen? (neurologisch symptomen die kunnen wijzen op een rode vlag)
  • gevoelsstoornissen? (mogelijke rode vlaggen) 
  • beperkingen in de balans? (mogelijke rode vlaggen)
  • slaapproblemen?
  • plotselinge toename van klachten of een acute opvlamming RA? (mogelijke rode vlag)
  • hevige pijn in de rug al dan niet na een val? (mogelijke rode vlag bij osteoporose en (langdurig) corticosteroïdgebruik)
  • tekenen van infectie anders dan in gewrichten, die al dan niet gepaard gaan met koorts en/of algehele malaise? (mogelijke rode vlag bij gebruik van biologicals)

Activiteiten (PSK)

  • Zijn er beperkingen bij de uitvoering van activiteiten van het dagelijks leven en/of functioneren, zoals: 
    • het veranderen van houding, (bijvoorbeeld omdraaien in bed, opstaan vanuit bed, gaan zitten);
    • zelfverzorging, bijvoorbeeld aan- en uitkleden, douchen, haren kammen (optioneel meetinstrument voor arm en handfunctie; Quick-DASH);
    • lopen (in huis of buiten), traplopen;
    • het oprapen van voorwerpen van de grond;
    • het schrijven of andere fijnmotorische activiteiten;
    • eten en/of drinken;
    • fietsen, autorijden of gebruikmaken van het openbaar vervoer;
    • seksuele activiteiten.
  • Voldoet de patiënt aan de ‘Beweegrichtlijnen van de Gezondheidsraad?
    • Zo ja, met welke activiteiten en gedurende hoeveel minuten per week?
    • Zo nee, wat is de belangrijkste belemmerende factor? Welke mate van lichamelijke activiteit wordt bereikt? Met welke activiteiten en gedurende hoeveel minuten per week? (optioneel meetinstrument: accelerometer/stappenteller of de MET-methode)

Participatie

  • Wat is de gezinssituatie? (om een inschatting te kunnen maken van de dagelijkse belasting in relatie tot de belastbaarheid)

Zijn er belemmeringen, als gevolg van de klachten, in:

  • relaties en/of sociale contacten? 
  • betaald en onbetaald werk? (optioneel meetinstrument: ‘Work Productivity and Activity Impairment questionnaire’ (WPAI))
  • vrije tijd, bijvoorbeeld bij uitoefening van sport en hobby’s?
  • de kwaliteit van leven (optioneel meetinstrument: ‘RA Quality of Life vragenlijst’ (RAQol))

Externe factoren

  • Komt RA voor in de familie?
  • Komen er hart- en vaatziekten voor in de familie?
  • Hoe reageert de omgeving op de klachten, bijvoorbeeld de partner, familie, vrienden of collega’s? 
  • Hoe is de woonsituatie? Is er een trap in huis en hoe gaat traplopen?
  • Wordt er medicatie gebruikt? Zo ja, welke? Wat is het effect van medicatie? Worden er bijwerkingen ervaren? Zo ja, welke? 
  • Heeft er al eerder fysio- of oefentherapeutische behandeling plaatsgevonden voor de RA? Zo ja, wat was het resultaat?
  • Is er (behalve een reumatoloog) een medisch specialist of andere zorgverlener bij de patiënt betrokken ten behoeve van de RA of de hieraan gerelateerde comorbiditeit?
  • Worden er aanpassingen, hulpmiddelen of voorzieningen voor dagelijkse activiteiten of het huishouden gebruikt? En op het werk of tijdens sport of vrijetijdsbesteding?
  • Wordt er een loophulpmiddel gebruikt? Zo ja, wat is het effect?
  • Wordt er een hulpmiddel gebruikt bij het uitvoeren van werkzaamheden (stasteun, sta-opstoel, rolkruk, kniesteun)? En zo ja, wat is het effect?
  • Heeft er in het verleden een operatie plaatsgevonden, bijvoorbeeld een gewrichtsvervangende operatie of een peesoperatie? Zo ja, hoe lang geleden en hoe verliep het herstel?

Persoonlijke factoren

  • Wat zijn de gedachten over bewegen?
  • Hoe wordt er omgegaan met de klachten in het dagelijks leven? Onder andere maatregelen die de patiënt zelf heeft genomen om de klachten te beïnvloeden, zoals rust/bewegen, en hielpen deze?

Is er sprake van:

  • comorbiditeit? Zo ja, welke? Heeft deze invloed op het bewegend functioneren en/of de inspanningstolerantie?
  • overgewicht? (cardiovasculaire risicofactor)
  • roken? Zo ja, hoeveel rookt de patiënt? (cardiovasculaire risicofactor)
  • ervaren bevorderende of belemmerende factoren om te gaan bewegen? Zo ja, welke?
  • behoefte aan informatie over RA en de behandeling?
  • angst, bijvoorbeeld om te vallen?

 

Noot 5. Anamnese

Uitgangsvraag

Welke ICF-domeinen worden aanbevolen om in kaart te brengen tijdens het diagnostisch proces?

Deze vraag is beantwoord door de domeinen te beschrijven uit de ‘International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) Core Set for rheumatoid arthritis’, die relevant zijn voor de anamnese, uitgesplitst naar functies en anatomische eigenschappen, activiteiten, participatie, externe en persoonlijke factoren.[1] 
De component ‘persoonlijke factoren’ is vastgesteld door leden van de werkgroep, omdat deze component binnen de ICF voor RA niet in domeinen werd uitgewerkt. 

De ‘ICF Core Set for rheumatoid arthritis’ geeft het spectrum van beperkingen bij patiënten met RA weer en is gevalideerd vanuit het perspectief van de fysiotherapeut. Ze vormt de basis voor de anamnese bij patiënten met RA. Het doel van het diagnostisch proces is de ernst, de aard en de mate van beïnvloedbaarheid van het gezondheidsprobleem te inventariseren. De anamnese maakt hier deel van uit. Uitgangspunt is de hulpvraag die de patiënt zelf formuleert. De therapeut inventariseert de hulpvraag en de hiermee verband houdende gezondheidsproblemen aan de hand van de ‘ICF Core Set for rheumatoid arthritis’. Zie figuur 5.1.

Ook inventariseert de therapeut eventuele contra-indicaties en rode of gele vlaggen. Bij de behandeling dient hiermee rekening gehouden te worden. De gele vlaggen kunnen aanleiding zijn om met de (huis)arts te overleggen voor het inschakelen van een andere zorgverlener (zie de vigerende richtlijnen van het KNGF en de VvOCM over dossiervoering respectievelijk verslaglegging).

Ook dienen de risicofactoren voor het ontstaan van RA en de prognostische factoren voor het beloop te worden uitgevraagd. Tijdens de anamnese kunnen ter ondersteuning meetinstrumenten gebruikt worden.

  • 1. Kirchberger I, Glaessel A, Stucki G, Cieza A. Validation of the comprehensive international classification of functioning, disability and health core set for rheumatoid arthritis: the perspective of physical therapists. Phys Ther. 2007 Apr;87(4):368-84.