Lage rugpijn en lumbosacraal radiculair syndroom [richtlijn]

A.3 Organisatie van zorg

Stapsgewijze benadering

Voor de organisatie van zorg wordt de stapsgewijze benadering aangehouden zoals beschreven in de ‘Zorgstandaard Chronische pijn’. Het instapniveau wordt ingeschat op basis van de ernst van de klachten, de mogelijkheden van de patiënt en zijn omgeving en de ervaringen van de patiënt met eerdere behandelingen.

De fasen van de stapsgewijze benadering zijn:

  • Stap 1    Preventie
  • Stap 2    Monodisciplinaire diagnostiek en behandeling in de eerste lijn
  • Stap 3    Multidisciplinaire diagnostiek en behandeling in de eerste lijn in nauwe samenwerking met de tweede lijn
  • Stap 4    Multidisciplinaire behandeling in de tweede of derde lijn.
Preventie (stap 1)

Preventie is in het kader van deze richtlijn gericht op mensen met beginnende rugklachten, met als doel te voorkomen dat deze klachten verergeren. Preventie is ook gericht op mensen met lage rugklachten om te voorkomen dat deze klachten leiden tot complicaties, beperkingen of een verminderde kwaliteit van leven.

Monodisciplinaire diagnostiek en behandeling in de eerste lijn (stap 2)

De diagnostiek en behandeling van de patiënt met lage rugpijn vindt voornamelijk plaats in de eerstelijns gezondheidszorg. De huisarts speelt hierin een belangrijke rol als diagnosticus en verwijzer. De fysio- en oefentherapeut behandelen patiënten via directe toegankelijkheid of op verwijzing van de huisarts of een medisch specialist. 

Multidisciplinaire diagnostiek en behandeling in de eerste lijn in nauwe samenwerking met de tweede lijn (stap 3)

Bij langdurige lage rugproblematiek met een matige impact op het niveau van fysieke activiteit, waarbij monodisciplinaire diagnostiek en behandeling onvoldoende vermindering van de klachten heeft opgeleverd, wordt bij voorkeur opgeschaald naar stap 3. Multidisciplinaire behandeling in de eerste lijn, eventueel in nauwe samenwerking met de tweede lijn, bestaat uit behandeling door meerdere disciplines. Een dergelijk multidisciplinair team biedt adequate biopsychosociale zorg waarvan, behalve de huisarts, verschillende (para)medici, bijvoorbeeld ook een psycholoog en/of psychiater en een pijnconsulent deel kunnen uitmaken. Bij multidisciplinaire behandeling in de eerste lijn in samenwerking met de tweede lijn, is het van belang dat er afstemming plaatsvindt tussen de verschillende disciplines en dat er één centraal aanspreekpunt is voor patiënten en de betrokken (para)medici. 

Er bestaat binnen het huidige zorglandschap van patiënten met lage rugpijn geen consensus over wie de multidisciplinaire samenwerking organiseert of wie de zorg coördineert. Deze consensus is nodig om invulling te kunnen geven aan de organisatie en coördinatie van de multidisciplinaire samenwerking. De fysio- of oefentherapeut dient in ieder geval op lokaal of regionaal niveau in overleg te gaan over hoe multidisciplinaire samenwerking is of kan worden georganiseerd. Binnen deze multidisciplinaire samenwerking wordt tevens besproken wie de multidisciplinaire samenwerking coördineert en tevens aanspreekpunt is.

Multidisciplinaire behandeling in de tweede of derde lijn (stap 4)

Complexe problematiek met een ernstige of zeer ernstige impact op het niveau van fysieke activiteit en/of een grote lijdensdruk en onvoldoende vermindering van de klachten in de eerste lijn, vraagt om multidisciplinaire diagnostiek en behandeling in de tweede of derde lijn. Hiernaar kan de patiënt worden verwezen door de huisarts. In de ‘Zorgstandaard Chronische Pijn’ staan voorbeelden van hoe zo’n team er uit kan zien. 
Onder complexe problemen wordt verstaan: langdurig (> 12 weken) arbeidsverzuim, meerdere, tegelijkertijd optredende gezondheidsproblemen (comorbiditeit), een hoge ziektelast, ernstige en onhoudbare pijn en de aanwezigheid van dominante herstelbelemmerende psychosociale factoren. Tweede- of derdelijnszorg is alleen zinvol indien de patiënt intrinsiek gemotiveerd is de klachten vanuit een biopsychosociaal perspectief te beschouwen en herstelbelemmerend gedrag te veranderen.

Samenwerking

Bij lage rugpijn spelen meerdere factoren een rol. Behandeling van patiënten met lage rugpijn vraagt dan ook om afstemming tussen en samenwerking met een groot aantal betrokken (para)medici, waaronder verbijzonderde fysio- en oefentherapeuten en fysio- of oefentherapeuten met een aantekening. Om een goede samenwerking te kunnen bewerkstelligen, is het belangrijk dat de betrokken (para)medici kennis hebben van elkaars positie, rol en (toegevoegde) waarde. Deze kennis beperkt zich niet alleen tot de eigen professie.

Het is van belang dat de fysio- en oefentherapeut kennis heeft van en inzicht heeft in de expertise van zowel de bij de behandeling van lage rugpijn betrokken (para)medici als de verbijzonderde fysio- en oefentherapeuten en fysiotherapeuten met een aantekening. Vanuit deze kennis en dit inzicht beoordeelt de fysio- en oefentherapeut of hij/zij zich bekwaam en bevoegd acht om een individuele patiënt fysio- of oefentherapeutische zorg te bieden. Is dit niet het geval, dan volgt (terug)verwijzing naar de huisarts of krijgt de patiënt het advies contact op te nemen met een collega met een verbijzondering of een aantekening. 
Fysio- en oefentherapeutische verbijzonderingen die zich in belangrijke mate op de behandeling van patiënten met lage rugpijn richten zijn: manuele therapie, psychosomatische fysio- en oefentherapie, bekkenfysio- en oefentherapie, sportfysiotherapie, bedrijfs- en arbeidsfysiotherapie en geriatriefysio- en oefentherapie. Een beschrijving van de expertise van deze paramedici is opgenomen in de toelichting.

Aanbevelingen

Vergaar kennis van en inzicht in de expertise van de bij lage rugpijn betrokken (para)medici, waaronder de verbijzonderde fysio- en oefentherapeuten en fysio- en oefentherapeuten met een aantekening.

Stem met de betrokken (para)medici af op welke wijze multidisciplinaire samenwerking voor patiënten met lage rugpijn op lokaal of regionaal niveau wordt georganiseerd.

Overleg onderling wie de multidisciplinaire samenwerking coördineert en tevens het aanspreekpunt is voor patiënten en betrokken (para)medici.

Stapsgewijze benadering

Patiënten met lage rugpijn worden behandeld door een brede groep (para)medische behandelaars. Voor de organisatie van zorg wordt de stapsgewijze benadering aangehouden die is beschreven in de Zorgstandaard Chronische Pijn (Perez 2017). 

Preventie (stap 1)

Universele preventie hoort niet binnen het primaire vakgebied van de fysio- en oefentherapeut, evenmin als de selectieve preventie. Binnen de selectieve preventie kan de fysio- of oefentherapeut wel een signalerende rol vervullen (KNGF 2021). Geïndiceerde preventie en zorggerelateerde preventie behoren tot het vakgebied van de fysio- en oefentherapeut.

Monodisciplinaire diagnostiek en behandeling in de eerstelijn (stap 2)

De huisarts kan besluiten de patiënt zelf te begeleiden of voor behandeling en/of nadere diagnostiek te verwijzen naar een breed scala aan (para)medici. 

Multidisciplinaire diagnostiek en behandeling in de eerstelijn in nauwe samenwerking met de tweede lijn (stap 3)

Multidisciplinaire diagnostiek en behandeling kunnen plaatsvinden in de eerstelijnszorg, eventueel in samenwerking met de tweede lijn en – bij zwaardere problematiek – worden ‘opgeschaald’ naar multidisciplinaire diagnostiek en behandeling in de tweede of derde lijn (De Jong 2018; Perez 2017). Pijneducatie neemt een belangrijke plaats in binnen het multidisciplinaire behandelprogramma.
De kwaliteit van de zorg en de organisatiegraad van multidisciplinaire samenwerking in de eerste lijn in Nederland varieert sterk en er is in veel gevallen ruimte voor verbetering (Van Tulder 2010; Zorginstituut Nederland 2018). De ‘Ketenzorgrichtlijn Aspecifieke Lage Rugklachten’ (Van Tulder 2010), alsmede de ‘NHG-Standaard Aspecifieke lage rugpijn’ (NHG-Werkgroep Standaard Aspecifieke lage rugpijn 2017) en de ‘Zorgstandaard Chronische Pijn’ (Perez 2017) geven aanbevelingen voor multidisciplinaire samenwerking en communicatie. De implementatie van deze aanbevelingen blijft echter nog achter. In 2021 heeft Zorginstituut Nederland een rapport opgeleverd waarin een aantal verbeteracties zijn opgesteld om de zorg in de hele keten beter op elkaar af te stemmen (Zorginstituut Nederland 2021).

De werkgroep erkent dat het van belang is lokaal of regionaal afspraken te maken over multidisciplinaire samenwerking bij een patiënt met lage rugpijn. Ook is de werkgroep van mening dat het aanstellen van een coördinator kan bijdragen aan de kwaliteit van zorg. Daarom is de aanbeveling geformuleerd dat fysio- en oefentherapeuten de organisatie van deze zorg afstemmen met de zorgverleners op lokaal en regionaal niveau en hiertoe in overleg een coördinator aan te stellen. 

Multidisciplinaire behandeling in de tweede of derdelijn (stap 4)

Onder complexe problemen worden verstaan: langdurig (> 12 weken) arbeidsverzuim, meerdere, tegelijkertijd optredende gezondheidsproblemen (comorbiditeit), een hoge ziektelast, ernstige en onhoudbare pijn en de aanwezigheid van dominante herstelbelemmerende psychosociale factoren (Werkgroep Pijnrevalidatie Nederland 2017). Tweede- of derdelijnszorg is alleen zinvol indien de patiënt intrinsiek gemotiveerd is om de klachten vanuit een biopsychosociaal perspectief te beschouwen en herstelbelemmerend gedrag te veranderen (NHG-Werkgroep Standaard Aspecifieke lage rugpijn 2017).
Medisch-specialistische revalidatie voor mensen met chronische lage rugklachten vindt doorgaans plaats in de tweede of derde lijn en richt over het algemeen zich primair op de gevolgen van de lage rugpijn en niet op het behandelen van de pijn. De zorg in de tweede lijn is gesitueerd in revalidatiecentra, op revalidatieafdelingen van ziekenhuizen en in zelfstandige behandelcentra. Derdelijnszorg is zeer gespecialiseerde, intramurale revalidatiezorg.

Samenwerking

In deze richtlijn wordt aandacht besteed aan hoe samenwerking georganiseerd kan worden, zodat deze samenwerking doelmatig en doeltreffend verloopt. De richtlijn richt zich primair op een beschrijving van wat kwalitatief goede zorg is en geeft – waar mogelijk vanuit de inhoud – sturing aan de manier waarop die zorg kan worden georganiseerd.

Er zijn geen criteria geformuleerd voor het moment waarop verwezen zou moeten worden naar een verbijzonderd fysio- of oefentherapeut. Hier is geen consensus over. De competenties van de algemeen fysio- en oefentherapeut en de fysio- en oefentherapeuten met een verbijzondering of een aantekening staan beschreven in de beroepsprofielen. Voor de fysio- en oefentherapeut is het van belang om kennis te hebben van en inzicht te hebben in de expertise van zowel de bij de behandeling van lage rugpijn betrokken (para)medici als de verbijzonderde fysio- en oefentherapeuten en fysio- en oefentherapeuten met een aantekening (KNGF 2021). 

Fysio- en oefentherapeuten zijn gespecialiseerd in het bewegingsapparaat. Zij behandelen patiënten via Directe Toegankelijkheid Fysiotherapie (DTF) of Directe Toegankelijkheid Oefentherapie (DTO) of op verwijzing van de huisarts of een medisch specialist. 

Therapeuten met verbijzonderingen als manuele therapie, psychosomatische fysio- of oefentherapie, bekkenfysio- of oefentherapie, sportfysiotherapie en bedrijfs- en arbeidsfysiotherapie hebben specifieke deskundigheid op het gebied van diagnostiek en behandeling van lage rugpijn. Voor al deze specialisaties is het doel van de behandeling behoud of herstel van het dagelijks functioneren. De behandelwijze kan echter per specialisme variëren.

Hierna wordt een (niet-uitputtende) opsomming gegeven van de bij lage rugpijn betrokken (para)­medici. 

Expertise van de betrokken (para)medici

Fysio- of oefentherapeut

De fysio- of oefentherapeut (met of zonder specialisatie) screent de patiënt op rode vlaggen, stelt vast of er sprake is van functiestoornissen of herstelbelemmerende factoren en legt de mate van pijn, ervaren beperkingen en participatieproblemen vast. Op basis van de bevindingen wordt vastgesteld of behandeling geïndiceerd is en wordt het behandelbeleid bepaald (zie B.2 ‘Indicatiestelling en behandelprofielen’). Indien er geen indicatie is voor behandeling, wordt in samenspraak met de patiënt overwogen om de patiënt (terug) te verwijzen naar de huisarts. 

De rol en de positie van de fysiotherapeut en de oefentherapeut in de gezondheidszorg, oftewel de domeinbeschrijving, is te vinden in het beroepsprofiel van de fysiotherapeut en het beroepsprofiel van de oefentherapeut (KNGF 2014a, 2021; VvOCM 2019b).

Hierna worden de verbijzonderingen binnen de fysio- en oefentherapie beschreven waarvan specifieke deskundigheid erkend is door het KNGF of de VvOCM, zoals beschreven in de ‘Beroepscode voor de Fysiotherapeut’ en de ‘Beroepscode oefentherapeut’. Deze specialismen zijn opgenomen in het Kwaliteitsregister Paramedici (kwaliteitsregisterparamedici.nl), waarmee het op een goed niveau brengen en houden van de kennis en vaardigheden van deze zorgprofessionals wordt gewaarborgd.

Manueel therapeut

De manueel therapeut is aanvullend geschoold in complexe gezondheidsproblemen van neuromusculoskeletale aard waarin de wervelkolom en/of de extremiteiten een centrale rol spelen. Tijdens het diagnostische en therapeutische proces maakt de manueel therapeut gebruik van complexe manuele vaardigheden, waaronder ‘high-velocity-thrust’-technieken. 

Het beroepsprofiel beschrijft de werkzaamheden van de manueel therapeut, alsmede de context waarbinnen deze plaatsvinden en de competenties die daarvoor nodig zijn (KNGF 2014).

Psychosomatische fysio- of oefentherapeut

De psychosomatische fysio- of oefentherapie richt zich op de behandeling van klachten die met spanning of stress te maken hebben en op onbegrepen lichamelijke klachten. De psychosomatisch fysio- of oefentherapeut betrekt de lichamelijke, psychologische en sociale aspecten bij de behandeling, waaronder leef- en werkomstandigheden. 

De werkzaamheden van de psychosomatisch fysio- en oefentherapeut, alsmede de context waarbinnen deze plaatsvinden en de competenties die daarvoor nodig zijn, staan beschreven in het beroepsprofiel van de psychosomatisch fysiotherapeut (KNGF 2009) respectievelijk de psychosomatisch oefentherapeut (VvOCM 2018).

Bekkenfysiotherapeut

Bekkenfysiotherapie richt zich op mensen met gezondheidsproblemen in de bekkenregio (i.c. de bekkengordel met de bekkenbodemmusculatuur en de bekkenorganen, de lumbale wervelkolom en de heupen). Dit kunnen mannen, vrouwen en kinderen zijn van alle leeftijden, met zeer uiteenlopende hulpvragen, zoals incontinentie voor urine en/of ontlasting, obstipatie (verstopping), dyspareunie (pijn bij vrijen), prostaat- en verzakkingsklachten. Het vak richt zich behalve op screening, diagnostiek, prognostiek en therapeutische interventies, op preventie van bekken- en bekkenbodemdisfuncties. Van de bekkenfysiotherapeut worden specifieke competenties gevraagd, waaronder inwendig handelen (KNGF 2014). 

De kennisdomeinen en de competentiegebieden van de bekkenfysiotherapeut staan beschreven in het beroepsprofiel van de bekkenfysiotherapeut (KNGF 2014). 

Bekkenoefentherapeut

De bekkenoefentherapeut behandelt cliënten met (gecompliceerde) bekkenklachten en/of -bodemproblematiek, al dan niet zwangerschapsgerelateerd, en cliënten die het risico lopen om deze te ontwikkelen. Veel voorkomende (complexe) klachten en problemen in deze context zijn onder andere: klachten in bekken-, lage rug- en buikregio (zoals bekkenklachten, stuitklachten, sacro-iliacale klachten, een pijnlijk schaambeen, lumbosacrale klachten, liesklachten, pseudoradiculaire klachten, pijn in de bekkenbodem, verhoogde buikdruk/(onder)buikpijn, etc.), zwangerschapsgerelateerde problemen/klachten, mictie en defecatieproblematiek, verzakkingsklachten, spanningsdisregulatie, seksuele problematiek en klachten op basis van aandoeningen, bijvoorbeeld een cerebrovasculair accident (CVA), multipele sclerose (MS), COPD, artrose, en sommige vormen van kanker en de gevolgen van kanker. 

De werkzaamheden van de bekkenoefentherapeut, alsmede de context waarbinnen deze plaatsvinden en de competenties die daarvoor nodig zijn, staan beschreven in het beroepsprofiel van de bekkenoefentherapeut (VvOCM 2019a).

Sportfysiotherapeut

De sportfysiotherapeut richt zich in het bijzonder op preventie, behandeling, voorlichting en advies voor iedereen die (weer) wil gaan sporten. De sportfysiotherapeut richt zich ook op patiënten die sportgerelateerde rugklachten hebben. 

De werkzaamheden van de sportfysiotherapeut, alsmede de context waarbinnen deze plaats­vinden en de competenties die daarvoor nodig zijn, staan beschreven in het beroepscompetentieprofiel van de sportfysiotherapeut (KNGF 2018).

Bedrijfs- en arbeidsfysiotherapeut

De bedrijfs- en arbeidsfysiotherapeut richt zich op problemen die verband houden met arbeid. Zaken die aan de orde komen zijn werkorganisatie (werktaken, -tijden en -druk), werkplek en werkwijze. 

De arbeidsfysiotherapeut is werkzaam in een particuliere praktijk of instelling voor gezondheidszorg en informeert, adviseert en behandelt mensen met als doel klachten en verzuim te voorkomen. Naast fysiotherapie kan de behandeling ook bestaan uit een (re-integratie)trainingsprogramma, een instructietraining op de werkplek of een werkplekonderzoek. 

De bedrijfsfysiotherapeut heeft een differentiatie arbeidsfysiotherapie gevolgd en kan in loondienst of als zelfstandige werkzaam zijn in een particuliere praktijk of instelling voor gezondheidszorg, bij een re-integratiebedrijf, een Arbodienst, bij een bedrijf of een adviesbureau. De bedrijfsfysiotherapeut is opgeleid om, na grondig onderzoek te hebben gedaan, op bedrijfsniveau de arbozorg te verbeteren. Waar de arbeidsfysiotherapeut voornamelijk is gericht op herstelmogelijkheden van de patiënt met arbeidsgerelateerde problematiek, ligt de invalshoek bij de bedrijfsfysiotherapeut primair op het niveau van de werkplek of organisatie. 

De werkzaamheden van de bedrijfs- en arbeidsfysiotherapeut, alsmede de context waarbinnen deze plaatsvinden en de competenties die daarvoor nodig zijn, staan beschreven in het beroepsprofiel van de bedrijfsfysiotherapeut (KNGF 2009).

Geriatriefysio- en -oefentherapeut

De geriatriefysio- en -oefentherapeut zijn specialisten op het gebied van het fysiek functioneren van kwetsbare personen en personen met multimorbiditeit en met complexe problematiek (waarbij ook psychologische en sociale factoren een rol spelen). Zij richten zich op het fysiek functioneren, met als doelstelling behoud of herwinnen van activiteiten en participatie; indien nodig zijn zij werkzaam in een multidisciplinair team. Zij ondersteunen bij het voorkomen van nieuwe gezondheidsproblemen en geven begeleiding bij eventuele achteruitgang in het proces van het ouder worden. 

De werkzaamheden van de geriatriefysio- en oefentherapeut, alsmede de context waarbinnen deze plaatsvinden en de competenties die daarvoor nodig zijn, staan beschreven in het beroepsprofielen van de geriatriefysiotherapeut (KNGF 2015) en de geriatrie-oefentherapeut (VvOCM 2019b).

Expertise van overige zorgverleners

Zorgverleners die als consulent, hoofd- of medebehandelaar betrokken zijn bij patiënten met lage rugpijn betreffen de huisarts, de praktijkondersteuner huisarts geestelijke gezondheidszorg (POH-GGZ) en verder de leefstijlcoach, ergotherapeut, psycholoog, revalidatiearts, reumatoloog, neuroloog, neurochirurg, orthopedisch chirurg, anesthesioloog-pijnbestrijder, bedrijfsarts, verzekeringsarts en sportarts.

Huisarts

De huisarts screent de patiënt op alarmsymptomen en diagnosticeert, informeert en coördineert de zorg. De huisarts kan de patiënt verwijzen voor nadere diagnostiek of behandeling naar een groot scala aan zorgverleners in de eerste, tweede en derde lijn. Verwijzing vindt plaats op basis van de aard van de problematiek, de hulpvraag, de voorkeur van de patiënt en de lokale beschikbaarheid en deskundigheid van zorgverleners. 

Aanbevelingen voor de diagnostiek en behandeling door de huisarts bij lage rugpijn staan beschreven in de ‘Standaard Aspecifieke lage rugpijn’ en de ‘Standaard LRS’ van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG-Werkgroep Standaard Aspecifieke lage rugpijn 2017; Schaafstra 2015). 

De werkzaamheden van de huisarts, alsmede de context waarbinnen deze plaatsvinden en de competenties die daarvoor nodig zijn, staan beschreven in het beroepsprofiel van de huisarts (Van de Vijver 2016).

Praktijkondersteuner huisarts - geestelijke gezondheidszorg (POH-GGZ)

De praktijkondersteuner huisarts - geestelijke gezondheidszorg (POH-GGZ) ondersteunt de huisarts bij de begeleiding van patiënten met psychische, psychosomatische of psychosociale problematiek middels een eigen spreekuur. De begeleiding bestaat uit patiëntvoorlichting en educatie over de wijze waarop patiënten met (de gevolgen van) hun lage rugklachten kunnen omgaan. In incidentele gevallen kan ook een huisbezoek plaatsvinden (Expertgroep Functie- en competentieprofiel POH-GGZ 2020). 

POH-GGZ is (nog) geen beroep, maar een functie. Anders dan een beroep, verwijst een functie naar de uitoefening van een set bij elkaar behorende taken.

Leefstijlcoach

De leefstijlcoach begeleidt mensen bij het (her)nemen van de regie over hun gezondheid en welzijn. De leefstijlcoach hanteert het biopsychosociale model en gaat expliciet uit van de definitie van positieve gezondheid. Bij positieve gezondheid ligt het accent op de veerkracht en eigen regie van de mens en niet op de ziekte. De aanpak van een leefstijlcoach berust op coachen, ofwel het gidsen van mensen bij het maken van hun eigen keuzes. Leefstijlcoaches zijn geen zorgprofessionals; ze helpen iedereen die zijn dagelijkse gewoontes wil veranderen om zich goed te (blijven) voelen. 

De werkzaamheden van de leefstijlcoach, alsmede de competenties die daarvoor nodig zijn, staan beschreven in het beroepsprofiel van de leefstijlcoach (Beroepsvereniging voor Leefstijlcoaches Nederland 2016).

Ergotherapeut

De ergotherapeut richt zich op het verbeteren van het uitvoeren van alledaagse bezigheden, waarbij de zorg zich primair richt op de hulpvraag van de patiënt. Hulpvragen kunnen liggen op het gebied van zelfredzaamheid, productiviteit, vrijetijdsbesteding, woonsituatie en mobiliteit. De ergotherapeut evalueert de verdeling tussen belasting en belastbaarheid, en of houdingen en bewegingen op een ergonomische en efficiënte wijze worden uitgevoerd. 

De werkzaamheden van de ergotherapeut, alsmede de context waarbinnen deze plaatsvinden en de competenties die daarvoor nodig zijn, staan beschreven in het beroepsprofiel ergotherapeut (Van Hartingsveldt 2010).

Psycholoog

De psycholoog diagnosticeert en behandelt mensen met psychische problemen. Onder de BIG-geregistreerde psychologen die zich bezighouden met chronische pijn vallen GZ-psychologen, klinisch psychologen en psychologen die BIG-geregistreerd psychotherapeut zijn. Methoden die bij patiënten met chronische lage rugpijn vaak worden gebruikt zijn cognitieve gedragstherapie, ‘Acceptance Commitment Therapie’ en ‘Eye Movement Desensitization and Reprocessing’ (EMDR). 

De werkzaamheden van de GZ-psycholoog, klinisch psycholoog en de BIG-geregistreerde psychotherapeut, alsmede de context waarbinnen deze plaatsvinden en de competenties die daarvoor nodig zijn, staan beschreven in het beroepsprofiel van respectievelijk de GZ-psycholoog (Nederlandse Vereniging voor Gezondheidszorgpsychologie 2017), de klinisch psycholoog (Nederlandse Vereniging voor Gezondheidszorgpsychologie en het Nederlands Instituut van Psychologen 2015) en de psychotherapeut (Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie 2007).

Revalidatiearts

De revalidatiearts richt zich op het opheffen, verminderen of zo mogelijk voorkomen van de gevolgen van ziekten of aandoeningen, zodat de patiënt zo optimaal mogelijk kan functioneren en participeren in de maatschappij. Voor patiënten met lage rugpijn kan de revalidatiearts worden geconsulteerd indien: 1) de klachten complex en langdurig zijn, 2) psychosociale factoren het herstel vertragen of 3) specifieke kennis nodig is op het gebied van orthesiologie, aanpassingen en voorzieningen.

Reumatoloog

De reumatoloog behandelt patiënten met ontstekingsreuma, systeemziekten, metabool-degeneratieve aandoeningen en wekedelenreuma. De reumatoloog speelt een belangrijke rol bij de behandeling van specifieke lage rugpijn, zoals osteoporose en axiale spondyloartritis (axiale SpA).

Neuroloog

De neuroloog behandelt patiënten met aandoeningen van de hersenen, het ruggenmerg, de zenuwen, de overgang van zenuwen naar spieren en spierziekten. In vergelijking met andere medisch specialisten in de tweede lijn wordt de neuroloog door patiënten met lage rugklachten het frequentst geconsulteerd, namelijk bij 53% van alle verwijzingen (Flinterman 2019). Consultatie vindt onder andere plaats bij het vermoeden van een radiculair syndroom, radiculopathie, of radiculitis, myelumletsel dan wel een caudasyndroom of conuscaudasyndroom. Indien de neuroloog een indicatie stelt voor operatie wordt de patiënt verwezen naar een neurochirurg of orthopeed. In specifieke gevallen verwijst de neuroloog de patiënt naar een anesthesioloog-pijnbestrijder. 

Aanbevelingen voor de diagnostiek en behandeling door de neuroloog voor patiënten met lage rugpijn staan beschreven in de richtlijn ‘Lumbosacraal Radiculair Syndroom’ (Nederlandse Vereniging voor Neurologie 2020).

Neurochirurg en orthopedisch chirurg

Neurochirurgen en orthopedisch chirurgen bedrijven de wervelkolomchirurgie ieder vanuit hun eigen achtergrond en expertise, maar er bestaat een vergaande samenwerking en overlap van activiteiten. Wervelkolomchirurgie is geïndiceerd bij ernstige lage rugklachten die niet hebben gereageerd op conservatieve behandeling of bij klachten die een ernstige dreiging voor de gezondheid vormen. Hierbij kan men denken aan lage rugklachten op basis van tumoren, wervelfracturen, lumbale hernia’s, spinale stenoses, misvormingen van de wervelkolom (scoliose/kyfose) en verschuivingen van wervels (spondylolisthesis). 
Aanbevelingen voor de indicatiestelling en behandeling van wervelkolomchirurgie staan beschreven in de richtlijnen voor geïnstrumenteerde (Nederlandse Orthopaedische Vereniging 2017) en ongeïnstrumenteerde wervelkolomchirurgie (Nederlandse Vereniging voor Neurochirurgie 2018).

Anesthesioloog-pijnbestrijder

De anesthesioloog-pijnbestrijder houdt zich voornamelijk bezig met (ernstige) chronische pijn. Anesthesiologische pijnbehandelingstechnieken worden voornamelijk toegepast bij patiënten met klachten vanuit de lage rug met uitstraling, ofwel bij neurogene rugklachten (Obradovic 2020). De anesthesioloog-pijnbestrijder heeft de beschikking over een veelvoud aan pijnbehandelingstechnieken. De meest toegepaste technieken zijn percutane thermolaesie van het dorsale ganglion, lumbale epidurale injecties en neurolytische blokkade van een of meer perifere zenuwen (Obradovic 2020). Bij patiënten met een ‘failed back surgery syndrome’ (waarbij beenpijn op de voorgrond staat) kan de anesthesioloog-pijnbestrijder elektrische stimulatie van het ruggenmerg (neurostimulatie ofwel elektrische spinale epidurale stimulatie) toepassen.

Bedrijfsarts

De bedrijfsarts beoordeelt de belasting en belastbaarheid van een zieke werknemer in relatie tot diens werk en adviseert de werknemer en werkgever hierover. De bedrijfsarts doet dit vanuit een onafhankelijke, professionele visie. De bedrijfsarts draagt mede zorg voor het toetsen van een risico-inventarisatie en -evaluatie en de begeleiding van werknemers die niet in staat zijn hun arbeid te verrichten. 
De werkzaamheden van de bedrijfsarts, alsmede de context waarbinnen deze plaatsvinden en de competenties die daarvoor nodig zijn, staan beschreven in het beroepsprofiel van de bedrijfsarts (Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde 2004). 

Aanbevelingen voor de diagnostiek en behandeling van lage rugpijn en LRS staan beschreven in de ‘Richtlijn Lage rugpijn en lumbosacraal radiculair syndroom’ voor bedrijfsartsen en verzekeringsartsen (Luites 2021).

Verzekeringsarts

De verzekeringsarts beoordeelt in het kader van de arbeidsongeschiktheidswetten de mogelijkheden en de beperkingen van mensen die als gevolg van ziekte of gebrek (gedeeltelijk) niet kunnen werken en in een uitkeringssituatie zijn beland. Het gaat hierbij om mensen die geen arbeidsrelatie hebben, die moeite hebben om aansluiting te vinden tot de arbeidsmarkt of om mensen die (deels) arbeids­ongeschikt zijn. De verzekeringsarts onderzoekt de belastbaarheid in een breed perspectief en adviseert en begeleidt de patiënt in de zoektocht naar mogelijkheden op de totale arbeidsmarkt. De verzekeringsarts draagt onder ander zorg voor verzuimbegeleiding en claimbeoordeling. Aanbevelingen voor de diagnostiek en behandeling van lage rugpijn en LRS staan beschreven in de ‘Richtlijn Lage rugpijn en lumbosacraal radiculair syndroom’ voor bedrijfsartsen en verzekeringsartsen (Luites 2021).

Sportarts

De sportarts behandelt en adviseert patiënten op het gebied van belasting en belastbaarheid in relatie tot sport en bewegen. De sportarts richt zich op de sportende patiënt, maar ook op de patiënt die wil starten met sporten of bewegen. 

De sportarts kan een rol spelen in de diagnostiek en behandeling van rugklachten die zijn ontstaan door of tijdens sport en bewegen, maar ook in de advisering om sport te gebruiken als middel om de rugklachten te behandelen. Daarnaast richt de sportarts zich op de diagnostiek en behandeling van sportspecifieke rugproblemen, zoals in de turn- en krachtsport.

Multidisciplinaire samenwerking

Disciplines die bij de behandeling kunnen worden betrokken zijn bijvoorbeeld: de fysio- of oefentherapeut, manueel therapeut, praktijkondersteuner GGZ (POH-GGZ), eerstelijns psycholoog, ergotherapeut, maatschappelijk werker, leefstijlcoach en, in het geval van arbeidsgerelateerde problematiek, de bedrijfsarts of verzekeringsarts. Het blijkt dat de kwaliteit van de zorg en de organisatiegraad van multidisciplinaire samenwerking in de eerste lijn in Nederland sterk varieert en er in veel gevallen ruimte is voor verbetering (Van Tulder 2010; Zorginstituut Nederland 2018). Zo constateert Huijnen een gebrek aan een gezamenlijke, eenduidige visie op pijn, een grote variatie in inhoud en duur van zorgprogramma’s, een gebrekkige communicatie tussen hulpverleners en een gefragmenteerde financiering van zorg. Hiernaast zijn er ook diverse veelbelovende initiatieven en ontwikkelingen in de multidisciplinaire zorg waarbij (para)medici in de eerste, tweede en derdelijnszorg nauw samenwerken en nieuwe vergoedingsstructuren worden ontwikkeld (Huijnen 2019).

In de ‘Ketenzorgrichtlijn Aspecifieke Lage Rugklachten’ (Van Tulder 2010), alsmede in de ‘NHG-Standaard Aspecifieke lagerugpijn’ (NHG-Werkgroep Standaard Aspecifieke lagerugpijn 2017) en de ‘Zorgstandaard Chronische Pijn’ (Perez 2017) wordt geadviseerd een netwerk te organiseren en worden aanbevelingen voor de samenwerking en communicatie in de multidisciplinaire samenwerking beschreven. Ook worden aanknopingspunten geboden voor lokale (instituuts-) of regionale protocollen en/of transmurale zorgafspraken. In zo’n netwerk wordt een rugteamcoördinator aangesteld die de multidisciplinaire samenwerking binnen het netwerk coördineert en tevens het aanspreekpunt is voor patiënten en betrokken zorgverleners. Wie de rol van coördinator gaat vervullen bij de zorg voor de patiënt met chronische lage rugklachten, wordt op lokaal of regionaal niveau bepaald; bepalend hiervoor zijn de beschikbaarheid van een zorgverlener die hiervoor de benodigde deskundigheid heeft. Deze zorgverlener fungeert dan als intermediair tussen patiënt en zorgverleners. De samenstelling en werkwijze van het netwerk is afhankelijk van de beschikbaarheid en expertise van de verschillende zorgverleners in het betreffende gebied. 
Binnen het netwerk worden de aanbevelingen van de ketenzorgrichtlijn vertaald in afspraken over diagnostiek en behandeling, werkhervatting, en over samenwerking en communicatie (dus over verwijzen en terugverwijzen, onderlinge uitwisseling van informatie, en over de begeleiding van en voorlichting aan patiënten).

Bij medisch-specialistische revalidatie is de revalidatiearts eindverantwoordelijk. Naast de revalidatiearts zijn idealiter een BIG-geregistreerd psycholoog en/of maatschappelijk werker en een aantal paramedici betrokken die zich gespecialiseerd hebben in begeleiding van patiënten met chronische pijn (Köke 2005). De samenstelling van een revalidatieteam kan per patiënt en per behandellocatie enigszins verschillen. Medisch-specialistische revalidatie richt zich op beïnvloedbare pijnonderhoudende factoren. Er is aandacht voor pijneducatie en coping met pijn en stress. Het belastingspatroon van de patiënt wordt doorgaans behandeld met ‘graded activity’, ontspanningsoefeningen en timemanagement. Naast cognitieve gedragstherapie wordt in toenemende mate ‘Acceptance and Commitment Therapy’ (ACT) toegepast als psychologische behandelinterventie. Bij problemen op het gebied van arbeid wordt re-integratie en begeleiding op maat aangeboden of wordt verwezen naar organisaties die zich hier specifiek mee bezighouden, zoals arbodiensten en re-integratiebedrijven (Centraal BegeleidingsOrgaan 2014).

Twee recente literatuuronderzoeken concluderen dat multidisciplinaire behandeling die is gebaseerd op het biopsychosociale model effectiever is op het gebied van pijnvermindering, functionaliteitsverbetering en werkhervatting ten opzichte van monodisciplinaire behandeling (Kamper 2014; Salathe 2018). Multidisciplinaire behandeling was in deze onderzoeken gedefinieerd als behandeling waarbij meerdere disciplines waren betrokken en waarbij de behandeling zich niet alleen richtte op fysieke maar ook op psychologische en/of sociale aspecten. De effecten waren echter niet groot en bovendien is multidisciplinaire behandeling kostbaar. Verwijzing van een patiënt naar een multidisciplinair behandelteam dient daarom zorgvuldig afgewogen te worden.

    • Beroepsvereniging voor Leefstijlcoaches Nederland (BLCN). Het profiel van de hbo leefstijlcoach. Amersfoort: BLCN; 2016. Beschikbaar via: https://blcn.nl/wp-content/uploads/2016/04/Het-profiel-van-de-hbo-leefstijlcoach-versie-1.0.pdf.
    • Centraal BegeleidingsOrgaan (CBO). Zorgmodule Arbeid 1.0. Utrecht: CBO; 2014. Beschikbaar via: https://werkenchronischziek.nl/wp-content/uploads/2016/02/Zorgmodule-Arbeid.pdf.
    • de Jong L, Janssen P, Keizer D, Köke A, Schiere S, van Bommel M, van Coevorden R, van de Vusse A, van den Donk M, van Es A, Veldhoven C, Verduijn M. NHG-standaard Pijn. Utrecht: Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG); 2018.
    • de Nederlandse Vereniging voor Gezondheidszorgpsychologie (NVGzP). De GZ-psycholoog, Beroepsprofiel. Utrecht: NVGzP; 2017. Beschikbaar via: https://www.lvmp.nl/wp-content/uploads/Beroepsprofiel-GZ-psycholoog.pdf.
    • de Nederlandse Vereniging voor Gezondheidszorgpsychologie en het Nederlands Instituut van Psychologen. De klinisch psycholoog. Beroepsprofiel. Utrecht: Landelijke Vereniging Medische Psychologie; 2015. Beschikbaar via: https://www.lvmp.nl/wp-content/uploads/Webversie-Brochure-Klinisch-psycholoog-.pdf. 
    • Expertgroep Functie- en competentieprofiel POH-GGZ. Functie- & competentieprofiel Praktijkondersteuner huisarts GGZ. Harderwijk: Landelijke vereniging POH-GGZ; 2020. Beschikbaar via: https://www.lhv.nl/sites/default/files/content/lhv_nl/uploads/dossiers/20200304_functie-_en_competentieprofiel_poh_ggz_2020.pdf.
    • Huijnen IPJ, Keizer D, van Gestel CM. Transmurale zorgmodellen: eerste verkenningen. In: Verbunt JA, Swaan JL, Schiphorst Preuper HR, Schreurs KMG. Handboek pijnrevalidatie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum; 2019. Pag. 245-57. 
    • Kamper SJ, Apeldoorn AT, Chiarotto A, Smeets RJ, Ostelo RW, Guzman J, van Tulder MW. Multidisciplinary biopsychosocial rehabilitation for chronic low back pain. Cochrane Dat Syst Rev. 2014(9):CD000963.
    • Köke A, Brouwers M, Heuts P, Schiphorst Preuper R, Swaan L, Smeets R, Vlaeyen J, Patijn J. Consensus Rapport Pijnrevalidatie Nederland. Een beschrijvend overzicht van pijnrevalidatie programma’s in Nederland met betrekking tot doelen en inhoud. Maastricht: Kennis Centrum Maastricht; 2005.
    • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) / Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapie in de Geriatrie (NVFG). Beroepsprofiel Geriatriefysiotherapeut. Amersfoort: KNGF/NVFG; 2015. Beschikbaar via: https://www.kngf.nl/article/vak-en-kwaliteit/beroepscode/beroepsprofiel-fysiotherapeut.
    • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) / Nederlandse Vereniging voor Bedrijfs- en Arbeidsfysiotherapeuten (NVBF). Beroepscompetentieprofiel Bedrijfsfysiotherapie. Amersfoort:KNGF/NVBF; 2009. Beschikbaar via: https://www.kngf.nl/article/vak-en-kwaliteit/beroepscode/beroepsprofiel-fysiotherapeut.
    • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) / Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapie volgens de Psychosomatiek (NFP). Beroepscompetentieprofiel psychosomatisch fysiotherapeut. Amsersfoort: KNGF/NFP; 2009. Beschikbaar via: https://www.kngf.nl/vakgebied/vakinhoud/beroepsprofielen.html. Geraadpleegd op 14 januari 2021.
    • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) / Nederlandse Vereniging voor Manuele Therapie (NVMT). Beroepscompetentieprofiel manueeltherapeut. Amersfoort: KNGF/NVMT; 2014. Beschikbaar via: https://www.kngf.nl/article/vak-en-kwaliteit/beroepscode/beroepsprofiel-fysiotherapeut.
    • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) / Nederlandse Vereniging voor Bekkenfysiotherapie (NVFB). Beroepsprofiel bekkenfysiotherapeut. Amersfoort: KNGF/NVFB; 2014. https://www.kngf.nl/article/vak-en-kwaliteit/beroepscode/beroepsprofiel-fysiotherapeut.
    • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) / Vereniging voor Fysiotherapie in de Sportgezondheidszorg (NVFS). Beroepsprofiel Sportfysiotherapeut. Amersfoort: KNGF/NVFS; 2018. https://www.kngf.nl/article/vak-en-kwaliteit/beroepscode/beroepsprofiel-fysiotherapeut.
    • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF). Beroepsprofiel Fysiotherapeut. Amersfoort: KNGF; 2014.
    • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF). Beroepsprofiel fysiotherapeut. Amersfoort: KNGF; 2021. Beschikbaar via: https://www.kngf.nl/article/vak-en-kwaliteit/beroepscode/beroepsprofiel-fysiotherapeut.
    • Luites JWH, Kuijer PPFM, Hulshof CTJ, Kok R, Langendam M, Oosterhuis T, Hoving JL. Richtlijn lage rugpijn en lumbosacraal radiculair syndroom. Utrecht: Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB); 2020. Beschikbaar via: https://nvab-online.nl/richtlijnen/richtlijnen-NVAB. Geraadpleegd op 31 maart 2021.
    • Nederlandse Orthopaedische Vereniging. Geïnstrumenteerde wervelkolomchirurgie 2017. Beschikbaar via: https://richtlijnendatabase.nl/richtlijn/geinstrumenteerde_spinaalchirurgie/startpagina_spinaalchirurgie.html#algemeen. Geraadpleegd op 14 januari 2021.
    • Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB). Beroepsprofiel van de bedrijfsarts 2004. Beschikbaar via: https://nvab-online.nl/sites/default/files/bestanden-webpaginas/Beroepsprofiel%20Bedrijfsarts.pdf.
    • Nederlandse Vereniging voor Neurochirurgie (NvVN). Ongeïnstrumenteerde wervelkolomchirurgie 2018. Beschikbaar via: https://richtlijnendatabase.nl/richtlijn/ongeinstrumenteerde_wervelkolomchirurgie/startpagina.html. Geraadpleegd op 14 januari 2021.
    • Nederlandse Vereniging voor Neurologie (NVN). Lumbosacraal radiculair syndroom (LRS) 2020. Beschikbaar via: https://richtlijnendatabase.nl/richtlijn/lumbosacraal_radiculair_syndroom_lrs/startpagina_-_lrs.html. Geraadpleegd op 14 januari 2021.
    • Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie (NVP). Beroepsprofiel psychotherapeut. Utrecht: NVP; 2007. Beschikbaar via: https://assets.psychotherapie.nl/p/229378/files/Beroepsprofiel.pdf.
    • NHG-Werkgroep Standaard Aspecifieke lagerugpijn. NHG-standaard aspecifieke lagerugpijn (tweede herziening). Huisarts Wet. 2017;60(2):78-84.
    • Obradovic M. Zorggebruik van patienten met klachten vanuit de lage rug in de tweede lijn. Diemen: Zorginstituut Nederland; 2020. Beschikbaar via: https://www.zorginstituutnederland.nl/binaries/zinl/documenten/rapport/2020/04/01/zorggebruik-lage-rug-tweede-lijn/Zorg­gebruik+van+pati%C3%ABnten+met+klachten+vanuit+de+lage+rug+in+de+tweede+lijn.pdf.
    • Perez RSGM, Dalen-Kok AH, van Giesberts MG, Hout JHC, van den Keizer D, Köke AJA, Nitert L, Schiere S, Smeets RJEM, Thomassen-Hilgersom IL. Zorgstandaard chronische pijn. Leiden: Vereniging Samenwerkingsverband Pijnpatiënten naar één stem; 2017. Beschikbaar via: https://www.zorginzicht.nl/binaries/content/assets/zorginzicht/kwaliteitsinstrumenten/Zorgstandaard+Chronische+Pijn.pdf.
    • Salathe CR, Melloh M, Crawford R, Scherrer S, Boos N, Elfering A. Treatment efficacy, clinical utility, and cost-effectiveness of multidisciplinary biopsychosocial rehabilitation treatments for persistent low back pain: a systematic review. Global Spine J. 2018;8(8):872-86.
    • Schaafstra A, Spinnewijn W, Bons S, Borg M, Koes B, Ostelo R, Spijker-Huiges A, Burgers J, Bouma M, Verburg A. NHG-standaard lumbosacraal radiculair syndroom (tweede herziening). Huisarts Wet. 2015;58(6):308-20.
    • van de Vijver P, van der Post K, Rosmalen K, Eyck M, Maiburg B, Kist J, van der Woude G, de Jong P. Competentieprofiel van de huisarts. Utrecht: Huisartsopleiding Nederland; 2016. Beschikbaar via: https://www.huisartsopleiding.nl/images/opleiding/Competentieprofiel_van_de_huisarts_2016.pdf.
    • van Hartingsveldt M, Logister-Proost I, Kinébanian A. Beroepsprofiel ergotherapeut. Den Haag/Utrecht: Boom Lemma/Ergotherapie Nederland; 2010. Beschikbaar via: https://info.ergotherapie.nl/Beroepsprofielergotherapeut. Geraadpleegd op 14 januari 2021.
    • van Tulder MW, Custer JWH, de Bie R, Hammelburg R, Hulshof CTJ, Kolnaar BGM, Kuijpers T, Ostelo RJWG, van Royen BJ, Sluiter A. Ketenzorgrichtlijn Aspecifieke Lage rugklachten. 2010. Beschikbaar via: https://www.nhg.org/sites/default/files/content/nhg_org/uploads/ketenzorgrichtlijn-aspecifieke-lage-rugklachten.pdf.
    • Vereniging van Oefentherapeuten Cesar en Mensendieck (VvOCM). Beroepsprofiel Psychosomatisch oefentherapeut. Utrecht: VvOCM; 2018. Beschikbaar via: https://www.kwaliteitsregisterparamedici.nl/SiteAssets/Lists/InfoItem/AllItems/VvOCM%20Beroepsprofiel%20PSOT%202018.pdf.
    • Vereniging van Oefentherapeuten Cesar en Mensendieck (VvOCM). Beroepsprofiel bekkenoefentherapeut. Utrecht: VvOCM; 2019a. Beschikbaar via: https://www.kwaliteitsregisterparamedici.nl/SiteAssets/Lists/InfoItem/AllItems/VvOCM%20Beroepsprofiel%20bekkenoefentherapeut%202019.pdf.
    • Vereniging van Oefentherapeuten Cesar en Mensendieck (VvOCM). Beroepsprofiel Oefentherapeut. Utrecht:VvOCM; 2019b. Beschikbaar via: https://vvocm.nl/Oefentherapeut/Beroep/Beroepscode-Beroepsprofiel. Geraadpleegd op 14 januari 2021.
    • Werkgroep Pijnrevalidatie Nederland (WPN). Medisch specialistische revalidatie bij chronische pijn aan het houdings- en bewegingsapparaat. Position paper. Utrecht: WPN; 2017.
    • Zorginstituut Nederland (ZiN). Zinnige zorg - rapport screeningsfase Ziekten van het zenuwstelsel. Diemen: ZiN; 2018.
    • Zorginstituut Nederland (ZiN). Zinnige zorg - verbetersignalement klachten vanuit de lage rug. Diemen: ZiN; 2021. Beschikbaar via: https://www.zorginstituutnederland.nl/werkagenda/publicaties/rapport/2021/04/13/zinnige-zorg-verbetersignalement-klachten-vanuit-de-lage-rug. Geraadpleegd op 13 april 2021.