Lage rugpijn en lumbosacraal radiculair syndroom [richtlijn]

A.2.3 Klinisch beeld en beloop

  • Lage rugpijn is voor veel mensen een dynamische conditie waarbij episoden van weinig tot geen rugpijn worden afgewisseld met episoden van matige tot ernstige rugpijn.
    Een episode van lage rugpijn kan sluipend beginnen of acuut.
  • Na één maand is ongeveer een kwart en na drie maanden ongeveer de helft van de mensen volledig hersteld op pijn en fysiek functioneren. Na drie maanden verloopt het herstel langzamer en een deel van de patiënten heeft na 12 maanden nog steeds klachten.
  • Het aandeel mensen dat na één maand (weer) werkt is ongeveer 70% en na drie maanden 90%.
  • Eén tot twee op de drie mensen maakt kans op een recidief binnen één jaar na herstel van een eerdere episode.
  • Het beloop van lage rugpijn is minder gunstig indien de lage rugpijn gepaard gaat met pijn in het been. 
  • LRS is in de praktijk niet altijd eenvoudig te onderscheiden van gerefereerde pijn in het been (uitstralende pijn afkomstig van gewrichten, ligamenten, disci etc. zonder compressie of irritatie van de lumbosacrale zenuwen). Het typische beeld van een LRS is een heftige schietende, scherpe pijn, waarbij de distributie van pijn en/of paresthesieën langs een specifiek dermatoom verlopen. De pijn is vaak erger in het been dan in de rug en kan toenemen bij drukverhogende momenten. Gerefereerde pijn in het been wordt over het algemeen aangegeven als diffuse pijn, straalt niet uit onder de knie en is minder intens dan de lage rugpijn.
    Er bestaan nog veel onzekerheden over het beloop bij een LRS.

Een episode van lage rugpijn kan sluipend beginnen of acuut ten gevolge van fysieke factoren (bijvoorbeeld vanwege het optillen van een voorwerp of het maken van een (on)gewone beweging), psychosociale factoren (bijvoorbeeld vermoeidheid of stress) of een combinatie van deze twee (bijvoorbeeld afgeleid zijn bij tillen) (Steffens 2015). Het aandeel mensen bij wie lage rugpijn acuut begint, wordt geschat op 17 tot 59% (Henschke 2009; Macfarlane 1999). Ongeveer 30% kan zich geen aanleiding herinneren (Do Carmo Silva Parreira 2015). Gedurende de eerste vier tot zes weken treedt er bij de meeste mensen herstel op en verbeteren pijn en fysiek functioneren met gemiddeld 25-60% (Menezes Costa 2012; Pengel 2003). Na een maand zijn 20 tot 40% van de mensen volledig hersteld en na drie maanden 33-74% (Abbott 2002; Chou 2010; Itz 2013; Scheele 2012). Na drie maanden vlakt het herstel af. Het percentage mensen dat volledig herstelt na 3 tot 12 maanden wordt geschat op 35 en 75% (Abbott 2002; Chou 2010; Scheele 2012). Na 12 maanden blijft het percentage mensen dat klachten houdt min of meer stabiel (Kaaria 2010; Lemeunier 2012).

De cijfers voor werkhervatting zijn gunstiger dan die voor pijn en fysiek functioneren. Werkhervatting na één, drie, zes en 12 maanden wordt geschat op respectievelijk 63 tot 82%, 80 tot 95%, 84 tot 98% en 89 tot 98% (Andersson 1999; Chou 2010; Hestbaek 2003; Pengel 2003). 

Recidieven van lage rugpijn komen vaak voor. Binnen een jaar na herstel van een eerdere episode treedt een recidief op bij een à twee op de drie mensen (Da Silva 2017; Stanton 2008). De gerapporteerde resultaten over herstel en recidieven lopen nogal uiteen omdat in de verschillende studies andere definities voor herstel worden gebruikt en er een grote variatie is van inclusiecriteria, patiëntenpopulaties en toegepaste meetinstrumenten.

De mate van herstel lijkt weinig te verschillen in een open populatie (algemene bevolking waarbij mensen met klachten wel of geen hulp in de gezondheidszorg zoeken) ten opzichte van een populatie in de eerste lijn (Lemeunier 2012). In de tweede en derde lijn, waarin de populatie gekenmerkt wordt door een grotere mate van beperkingen op fysiek en mentaal functioneren, is de uitgangssituatie voor herstel minder gunstig dan in de eerste lijn of in een open populatie. Reductie van pijn en toename van fysiek functioneren na één jaar wordt in de tweede en derde lijn dan ook geschat op slechts 30% en werkhervatting op 50% (Verkerk 2013; Verkerk 2015a, Verkerk 2015b). 

Lage rugpijn wordt beschouwd als een dynamische conditie waarbij episoden van weinig tot geen rugpijn worden afgewisseld met episoden van matige tot ernstige rugpijn (Axén 2013; Hartvigsen 2018). 
Het typische beeld van een lumbosacraal radiculair syndroom (LRS) is een heftige schietende, scherpe pijn, waarbij de distributie van pijn en/of paresthesieën langs een specifiek dermatoom verlopen. Omdat in de meeste gevallen de wortels L5 of S1 zijn aangedaan, straalt de pijn meestal uit tot onder de knie. De pijn is vaak erger in het been dan in de rug, kan toenemen bij drukverhogende momenten en neemt over het algemeen af in liggende positie (Nederlandse Vereniging voor Neurologie 2020; Schaafstra 2015). 

De korte- en langetermijnprognose bij lage rugpijn met uitstraling in het been is ongunstiger dan bij lage rugpijn zonder uitstraling in het been (zie ook A.2.4 ‘Etiologische en prognostische factoren’) (Dunn 2004; Hartvigsen 2017; Hill 2011; Tubach 2004). Voor patiënten met uitstralende pijn met of zonder kenmerken van een LRS wordt het herstelpercentage na één jaar geschat tussen de 44 en 65% (Hartvigsen 2017; Haugen 2012; Iversen 2015; Konstantinou 2018; Tubach 2004). De variatie is onder andere afhankelijk van de definitie van herstel, het behandelbeleid en of de selectie van de patiënten plaatsvond in de eerste of tweede lijn. Van alle patiënten die de huisarts consulteren met klachten vanuit de lage rug met uitstraling, wordt 16% verwezen naar de tweede lijn. Bij patiënten met lage rugpijn zonder uitstraling is dat 8% (Flinterman 2019).

Zie bijlage A.2.3-1 voor een literatuuroverzicht over het beloop van lage rugpijn bij volwassenen.

    • Abbott JH, Mercer S. The natural history of acute low back pain. New Zealand Journal of Physiotherapy. 2002;30(3):9.
    • Andersson GB. Epidemiological features of chronic low-back pain. Lancet (London, England). 1999;354(9178):581-5.
    • Axén I, Leboeuf-Yde C. Trajectories of low back pain. Best Pract Res Clin Rheumatol. 2013;27(5):601-12.
    • Chou R, Shekelle P. Will this patient develop persistent disabling low back pain? JAMA. 2010;303(13):1295-302.
    • da Silva T, Mills K, Brown BT, Herbert RD, Maher CG, Hancock MJ. Risk of recurrence of low back pain: a systematic review. J Orthop Sports Phys Ther. 2017;47(5):305-13.
    • do Carmo Silva Parreira P, Maher CG, Latimer J, Steffens D, Blyth F, Li Q, Ferreira ML. Can patients identify what triggers their back pain? Secondary analysis of a case-crossover study. Pain. 2015;156(10):1913-9.
    • Dunn KM, Croft PR. Epidemiology and natural history of low back pain. Eura Medicophys. 2004;40(1):9-13.
    • Flinterman L, Schers H, Schermer T. Behandeling van klachten vanuit de lage rug in de eerste lijn. Utrecht: Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg; 2019. Beschikbaar via: https://nivel.nl/sites/default/files/bestanden/1003586.pdf.
    • Hartvigsen J, Hancock MJ, Kongsted A, Louw Q, Ferreira ML, Genevay S, Hoy D, Karppinen J, Pransky G, Sieper J, Smeets RJ, Underwood M, Lancet Low Back Pain Series Working G. What low back pain is and why we need to pay attention. Lancet (London, England). 2018;391(10137):2356-67.
    • Hartvigsen L, Hestbaek L, Lebouef-Yde C, Vach W, Kongsted A. Leg pain location and neurological signs relate to outcomes in primary care patients with low back pain. BMC Musculoskelet Disord. 2017;18(1):133.
    • Haugen AJ, Brox JI, Grovle L, Keller A, Natvig B, Soldal D, Grotle M. Prognostic factors for non-success in patients with sciatica and disc herniation. BMC Musculoskelet Disord. 2012;13:183.
    • Henschke N, Maher CG, Refshauge KM, Herbert RD, Cumming RG, Bleasel J, York J, Das A, McAuley JH. Prevalence of and screening for serious spinal pathology in patients presenting to primary care settings with acute low back pain. Arthritis Rheum. 2009;60(10):3072-80.
    • Hestbaek L, Leboeuf-Yde C, Manniche C. Low back pain: what is the long-term course? A review of studies of general patient populations. Eur Spine J. 2003;12(2):149-65.
    • Hill JC, Konstantinou K, Egbewale BE, Dunn KM, Lewis M, van der Windt D. Clinical outcomes among low back pain consulters with referred leg pain in primary care. Spine. 2011;36(25):2168-75.
    • Itz CJ, Geurts JW, van Kleef M, Nelemans P. Clinical course of non-specific low back pain: a systematic review of prospective cohort studies set in primary care. Eur J Pain. 2013;17(1):5-15.
    • Iversen T, Solberg TK, Wilsgaard T, Waterloo K, Brox JI, Ingebrigtsen T. Outcome prediction in chronic unilateral lumbar radiculopathy: prospective cohort study. BMC Musculoskelet Disord. 2015;16:17.
    • Kaaria SM, Malkia EA, Luukkonen RA, Leino-Arjas PI. Pain and clinical findings in the low back: a study of industrial employees with 5-, 10-, and 28-year follow-ups. Eur J Pain. 2010;14(7):759-63.
    • Konstantinou K, Dunn KM, Ogollah R, Lewis M, van der Windt D, Hay EM. Prognosis of sciatica and back-related leg pain in primary care: the ATLAS cohort. Spine J. 2018;18(6):1030-40.
    • Lemeunier N, Leboeuf-Yde C, Gagey O. The natural course of low back pain: a systematic critical literature review. Chiropr Man Therap. 2012;20(1):33.
    • Macfarlane GJ, Thomas E, Croft PR, Papageorgiou AC, Jayson MI, Silman AJ. Predictors of early improvement in low back pain amongst consulters to general practice: the influence of pre-morbid and episode-related factors. Pain. 1999;80(1-2):113-9.
    • Menezes Costa LDC, Maher CG, Hancock MJ, McAuley JH, Herbert RD, Costa LO. The prognosis of acute and persistent low-back pain: a meta-analysis. CMAJ. 2012;184(11):E613-24.
    • Nederlandse Vereniging voor Neurologie. Lumbosacraal radiculair syndroom (LRS) 2020. Beschikbaar via: https://richtlijnendatabase.nl/richtlijn/lumbosacraal_radiculair_syndroom_lrs/startpagina_-_lrs.html. Geraadpleegd op 25 juni 2020.
    • Pengel LH, Herbert RD, Maher CG, Refshauge KM. Acute low back pain: systematic review of its prognosis. Bmj. 2003;327(7410):323.
    • Schaafstra A, Spinnewijn W, Bons S, Borg M, Koes B, Ostelo R, Spijker-Huiges A, Burgers J, Bouma M, Verburg A. NHG-standaard lumbosacraal radiculair syndroom (tweede herziening). Huisarts Wet. 2015;58(6):308-20.
    • Scheele J, Luijsterburg PA, Bierma-Zeinstra SM, Koes BW. Course of back complaints in older adults: a systematic literature review. Eur J Phys Rehabil Med. 2012;48(3):379-86.
    • Stanton TR, Henschke N, Maher CG, Refshauge KM, Latimer J, McAuley JH. After an episode of acute low back pain, recurrence is unpredictable and not as common as previously thought. Spine. 2008;33(26):2923-8.
    • Steffens D, Ferreira ML, Latimer J, Ferreira PH, Koes BW, Blyth F, Li Q, Maher CG. What triggers an episode of acute low back pain? A case-crossover study. Arthritis Care Res (Hoboken). 2015;67(3):403-10.
    • Tubach F, Beauté J, Leclerc A. Natural history and prognostic indicators of sciatica. J Clin Epidemiol. 2004;57(2):174-9.
    • Verkerk K, Luijsterburg PA, Heymans MW, Ronchetti I, Pool-Goudzwaard AL, Miedema HS, Koes BW. Prognosis and course of disability in patients with chronic nonspecific low back pain: a 5- and 12-month follow-up cohort study. Phys Ther. 2013;93(12):1603-14.
    • Verkerk K, Luijsterburg PA, Heymans MW, Ronchetti I, Pool-Goudzwaard AL, Miedema HS, Koes BW. Prognosis and course of pain in patients with chronic non-specific low back pain: A 1-year follow-up cohort study. Eur J Pain. 2015a;19(8):1101-10.
    • Verkerk K, Luijsterburg PA, Pool-Goudzwaard A, Heymans MW, Ronchetti I, Miedema HS, Koes BW. Prognosis and course of work-participation in patients with chronic non-specific low back pain: a 12-month follow-up cohort study. J Rehabil Med. 2015b;47(9):854-9.