Lage rugpijn en lumbosacraal radiculair syndroom [richtlijn]

B.3 Meetinstrumenten

Aanbevolen en optionele meetinstrumenten

Neem de aanbevolen meetinstrumenten (zie de figuur) af bij alle patiënten, tenzij er een aanleiding is om dit niet te doen.

NPRS = ‘Numeric Pain Rating Scale’ (0-10, gemiddelde pijn in afgelopen 24 uur); PSK = Patiënt Specifieke Klachten;
QBPDS = ‘Quebec Back Pain Disability Scale’ (0-100).

Cursief = een performancetest of functietest, niet cursief = een vragenlijst of een observatielijst. NB Voor het in
kaart brengen van externe factoren zijn geen optionele meetinstrumenten beschreven.


De interpretatie en meetfrequentie van de aanbevolen meetinstrumenten staan in de volgende tabel.


Neem de optionele meetinstrumenten enkel af wanneer er een aanleiding is om dit te doen. De optionele meetinstrumenten staan beschreven in de toelichting van deze module. 

Optionele meetinstrumenten kunnen om de volgende redenen worden afgenomen:

  • er is aanleiding een parameter in kaart te brengen waarvoor geen van de aanbevolen meetinstrumenten geschikt is, of
  • er is aanleiding om een parameter in kaart te brengen met een ander meetinstrument dan het hiervoor aanbevolen meetinstrument.

Op basis van de uitkomsten van de vragenlijsten kan ervoor gekozen worden een aanvullende (bewegings)analyse of functietest uit te voeren (bijvoorbeeld een analyse van het looppatroon indien er bij de vragenlijst beperkingen in het lopen zijn aangegeven).

Aanleiding

De afgelopen jaren hebben zich in de praktijk en op basis van de literatuur ontwikkelingen voorgedaan op grond waarvan herziening gewenst was van de aanbevelingen omtrent de meetinstrumenten zoals beschreven in de KNGF-richtlijn uit 2013 (Staal 2013).

Uitgangsvraag

Welke meetinstrumenten brengen de ICF-domeinen en doelen het best in kaart?

Methode

Deze vraag is in overleg met werkgroep beantwoord door de aanbevolen en optionele meetinstrumenten te beschrijven die tijdens het diagnostisch proces ingezet kunnen worden. Hierbij is het ‘Raamwerk Klinimetrie voor evidence-based products’ gebruikt (Swinkels 2016). De aanbevolen meetinstrumenten zijn vermeld in de Praktijkrichtlijn en de optionele meetinstrumenten in de Toelichting.

Conclusies op basis van de literatuur

Bij de beantwoording van de uitgangsvraag is gebruikgemaakt van wetenschappelijke literatuur over de ontwikkeling van een set met kernmeetinstrumenten voor patiënten met lage rugpijn vanuit drie initiatieven (Chiarotto 2018; ICHOM Working Group Members for Low Back Pain 2017; Verburg 2019). De werkgroep heeft ervoor gekozen om bij de keuze van de aanbevolen meetinstrumenten de domeinen ‘pijn’, ‘fysiek functioneren’ en ‘activiteiten en participatie in ADL’ te prioriteren. Er was consensus in de literatuur over het gebruik van de ‘Numeric Pain Rating Scale’ (NPRS) voor het in kaart brengen van de pijnintensiteit.

Voor het meten van fysieke activiteit zijn de volgende vragenlijsten beoordeeld op de hanteerbaarheid en de klinimetrische kwaliteit: de ‘Oswestry Disablity Index’ (ODI), de ‘Roland Morris Disability Questionnaire’ (RMDQ) en de ‘Quebec Back Pain Disability Scale’ (QBPDS). De ODI, RMDQ en QBPDS zijn goed hanteerbaar voor de therapeut en de patiënt, en op basis van validiteit, reproduceerbaarheid en responsiviteit kan geen duidelijke voorkeur voor een van de drie worden uitgesproken.

Voor het meten van activiteiten en participatie in ADL zijn de Patiënt Specifieke Klachten (PSK) en de Patiënt Specifieke ‘Goal-setting’ methode (PSG) beoordeeld op de hanteerbaarheid en de klinimetrische kwaliteit. De PSK is eenvoudig in gebruik; afname neemt niet veel tijd in beslag en vraagt nagenoeg geen aanvullende expertise of ervaring van de therapeut en bovendien minimale inspanning van de patiënt. De PSG is de vernieuwde versie van de PSK. De PSG is tevens geschikt om samen met de patiënt doelen mee op te stellen. Voor juiste toepassing van het instrument in de praktijk is scholing noodzakelijk. 

De PSK is voldoende responsief bevonden bij patiënten met lage rugpijn. Naar de validiteit en de reproduceerbaarheid van de Nederlandse versie van de PSK is geen onderzoek gedaan bij deze patiëntengroep. Bij patiënten met artrose van de heup of knie is de Engelse variant valide, betrouwbaar en responsief bevonden. Er is geen onderzoek bekend naar de klinimetrische kwaliteit van de PSG.

Conclusies op basis van de overwegingen

Als aanbevolen meetinstrumenten selecteert de werkgroep de NPRS voor de gemiddelde pijn in de afgelopen 24 uur, de QBPDS voor fysiek functioneren en de PSK voor activiteiten en participatie in ADL. De NPRS en de QBPDS zijn geselecteerd als aanbevolen meetinstrumenten vanwege de uniformiteit met de voorgaande richtlijn, waardoor reeds verzamelde en toekomstige gegevens vergelijkbaar blijven. Bovendien is de QBPDS een veel gebruikte vragenlijst in de dagelijkse praktijk in Nederland. Daarnaast bevordert deze keuze de implementeerbaarheid van de richtlijn. 

De werkgroep selecteert de PSG als optioneel meetinstrument, omdat voor het gebruik van de PSG aanvullende scholing nodig is en de klinimetrische kwaliteit van dit instrument niet bekend is. Ook de ODI versie 2.1a en de RMDQ zijn als optionele meetinstrumenten geselecteerd.

De werkgroep is van mening dat er idealiter een combinatie van vragenlijsten en performance- of functietests geselecteerd dient te worden om de parameters in kaart te brengen. De werkgroep erkent echter dat er een gebrek is aan solide performance- en functietests om aan deze wens tegemoet te komen. De werkgroep adviseert daarom op basis van de uitkomsten van de vragenlijsten een aanvullende (bewegings)analyse of functietest uit te voeren.

De werkgroep is van mening dat de evaluatieve optionele meetinstrumenten zo veel mogelijk gericht dienen te worden op de hulpvraag van de patiënt en dat ‘meten om het meten’ niet wenselijk is. 

Zie de figuur met de optionele meetinstrumenten en de parameters van die meetinstrumenten. Alle meetinstrumenten die in de richtlijn worden genoemd met bijbehorende interpretatie zijn beschikbaar via www.meetinstrumentenzorg.nl.

1RM = Submaximale One-Repetition maximum test; 4-DKL = Vier Dimensionale Klachtenlijst; ALBPSQ = ‘Acute
Low Back Pain Screening Questionnaire’; ALBPSQ – DLV = ‘Acute Low Back Pain Screening Questionnaire - Dutch
Language Version’; CIRS = ‘Cumulative Illness Rating Scale’; CSI = ‘Central Sensitization Inventory’;
EQ-5D-3L = ‘Euroqol-5D-3L’; FABQ = ‘Fear-avoidance beliefs questionnaire’; GPE-DV = ‘Global Perceived Effect’;
HADS = ‘Hospital Anxiety and Depression Scale’; HHD = ‘Hand-held Dynamometer’; IPQ = ‘Illness Perception
Questionnaire’; MRC = ‘Medical Research Council scale’; MSPQ = ‘Modified somatic perception questionnaire’;
NPRS = ‘Numeric Pain Rating Scale’; ODI = ‘Oswestry Disability Index’ versie 2.1a; PCC = Pijn Coping en Cognitielijst;
PCS = ‘Pain Catastrophizing Scale’; PSG = Patiënt Specifieke ‘Goal-setting’ methode; SBST = ‘StarT Back Screening
Tool’; SLR = ‘Straight Leg Raise’; TSK = Tampa Schaal voor Kinesiofobie.
Cursief = een performancetest of functietest, niet cursief = een vragenlijst of een observatielijst. NB Voor het in
kaart brengen van externe factoren zijn geen optionele meetinstrumenten beschreven.


 

<

Literatuur

Deze vraag is beantwoord door de aanbevolen en optionele meetinstrumenten te beschrijven die tijdens de het diagnostisch proces ingezet kunnen worden. Hierbij is het ‘Raamwerk Klinimetrie voor evidence-based products’ gebruikt (KNGF 2016). 
Het raamwerk betreft een stappenplan waarmee in acht stappen via een iteratief proces doelgericht meetinstrumenten kunnen worden geselecteerd:
Stap 1   Wat wil je meten?
Stap 2   Waarom wil je meten?
Stap 3   Met welk soort meetinstrument wil je meten?
Stap 4   Hoe vind je een meetinstrument?
Stap 5   Wat is de hanteerbaarheid?
Stap 6   Wat is de klinimetrische kwaliteit?
Stap 7   Zijn er normwaarden beschikbaar?
Stap 8   Hoe bereken en interpreteer je de gegevens?

Hierna wordt een beschrijving gegeven waarmee de keuze voor de meetinstrumenten verantwoord wordt. 
Bij de beantwoording van de uitgangsvraag is wetenschappelijke literatuur gebruikt over de ontwikkeling van een set kernmeetinstrumenten voor patiënten met lage rugpijn vanuit drie initiatieven (Chiarotto 2018a, ICHOM Working Group Members for Low Back Pain 2017; Verburg 2019). Alle drie initiatieven berusten op een literatuuronderzoek en een formeel besluitvormings- en consensusproces met patiënten, zorgverleners, onderzoekers, beleidsmakers en zorgverzekeraars, waarbij het initiatief van Chiarotto (Chiarotto 2018a) primair tot doel had het gebruik van meetinstrumenten in wetenschappelijk onderzoek te uniformeren en beide andere initiatieven gericht waren op het gebruik van meetinstrumenten in de praktijk (ICHOM Working Group Members for Low Back Pain 2017; Verburg 2019).

In de richtlijn wordt onderscheid gemaakt tussen aanbevolen meetinstrumenten en optionele meetinstrumenten. Het wordt aanbevolen om de eerste set af te nemen bij alle patiënten, tenzij er bij een patiënt een speciale aanleiding is om een bepaald meetinstrument niet af te nemen. Optionele meetinstrumenten worden afgenomen indien hiertoe bij een patiënt een specifieke aanleiding bestaat.

Literatuur stap 1 ‘Wat wil je meten’

Er is consensus tussen de sets over de meetdomeinen ‘pijnintensiteit’ en ‘fysiek functioneren’. In twee sets is ‘gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven’ aangewezen als relevant domein (Chiarotto 2015; ICHOM Working Group Members for Low Back Pain 2017); de andere set richt zich op een meer globale evaluatie van het door de patiënt ervaren herstel van de klachten (Verburg 2019). In een van de drie sets wordt geadviseerd het risico op aanhoudende klachten in kaart te brengen (Verburg 2019). De werkgroep heeft het meten van de domeinen ‘pijn’, ‘fysiek functioneren’ en ‘activiteiten en participatie’ geprioriteerd als domeinen om de aanbevolen meetinstrumenten op te richten.
In de volgende tabel worden de geselecteerde domeinen en meetinstrumenten binnen de verschillende initiatieven met elkaar vergeleken.

X


Literatuur stap 2 ‘Waarom wil je meten?’

Het primaire doel van de metingen is de diagnostiek of de behandeling te evalueren.

Literatuur stap 3 ‘Met welk soort meetinstrument wil je meten?’

De werkgroep heeft ervoor gekozen de vastgestelde domeinen in kaart te brengen met vragenlijsten, omdat deze het meest frequent worden gebruikt in de dagelijkse praktijk en wetenschappelijk onderzoek, en vragenlijsten een goede hanteerbaarheid kennen (zie stap 5). De werkgroep is van mening dat idealiter vragenlijsten gecombineerd worden met een performance- of functietest, maar de werkgroep erkent dat er geen solide instrumenten beschikbaar zijn om aan deze wens tegemoet te komen.
Ten behoeve van de implementeerbaarheid van richtlijnen wordt in het ‘KNGF-raamwerk klinimetrie’ aanbevolen aan een domein slechts één of enkele meetinstrumenten toe te kennen, om het totale aantal aanbevolen meetinstrumenten in een richtlijn te reduceren (KNGF 2016). 

Literatuur stap 4 ‘Hoe vind je een meetinstrument?’

De aanbevolen en optionele meetinstrumenten zijn vrij beschikbaar via www.meetinstrumentenzorg.nl.

Literatuur stap 5 ‘Wat is de hanteerbaarheid voor de therapeut en de patiënt?’

Deze stap is in het kader van deze richtlijn alleen uitgewerkt voor de aanbevolen meetinstrumenten. 

Pijn
Tussen de drie initiatieven bestaat consensus over de NPRS als meetinstrument om pijn te meten. De NPRS is eenvoudig in gebruik. Afname neemt niet veel tijd in beslag, vraagt nagenoeg geen aanvullende expertise of ervaring van de therapeut en daarnaast minimale inspanning van de patiënt. De NPRS is gratis beschikbaar voor organisaties binnen de gezondheidszorg; een licentie is niet noodzakelijk (ICHOM Working Group Members for Low Back Pain 2017). De hanteerbaarheid van de NPRS wordt beter geacht dan die van de VAS.

Fysiek functioneren
Over de vraag met welk meetinstrument het domein fysiek functioneren het beste gemeten kan worden, met de ‘Oswestry Disability Index’ (ODI), de ‘Roland-Morris Disability Questionnaire’ (RMDQ) of de ‘Quebec Back Pain Disability Scale’ (QBPDS), bestaat tussen de initiatieven geen consensus. 

De ODI bestaat uit 10 items over de ernst van pijn, zelfverzorging, tillen, lopen, zitten, staan, slapen, het seksleven, het sociale leven en reizen/transport, gemeten op een zespuntsschaal (0 = ‘geen beperkingen’ en 5 = ‘meeste beperkingen’. De totaalscore met een range van 0 tot 100 wordt berekend door de somscores van de items te vermenigvuldigen met een factor 2 (een hogere score komt overeen met meer beperkingen). De oorspronkelijke versie (Fairbank 1980) is vertaald in het Nederlands (Van Hooff 2015). Er zijn echter meerdere versies van de ODI in omloop. In een aangepaste versie van de vragenlijst, de ‘(modified) Oswestry Low Back Pain Disability Questionnaire’ (Oswestry LBPDQ) is het item over het seksleven vervangen door een item over werk/huishouden. Er bestaat geen officiële Nederlandse vertaling van de Oswestry LBPDQ en de psychometrische eigenschappen van deze vragenlijst zijn nog grotendeels onbekend. In het kader van deze richtlijn zijn we daarom uitgegaan van de oorspronkelijke vragenlijst (Fairbank 1980). De meest recente versie van de Engelstalige vragenlijst (die toen deze richtlijn werd ontwikkeld nog niet was vertaald) is versie 2.1b. De verschillen zijn echter niet zodanig dat de Nederlandse vertaling van versie 2.1a (Van Hooff 2015) niet zou kunnen worden gebruik tot deze is bijgewerkt naar versie 2.1b (zie https://eprovide.mapi-trust.org/instruments/oswestry-disability-index#review_copy).
De RMDQ betreft een vragenlijst met 24 items over het fysiek functioneren met een dichotome meetschaal (ja/nee). De totaalscore is de som van alle positief gescoorde items en varieert van 0 tot 24 punten. Een hogere score komt overeen met meer beperkingen. De originele vragenlijst en de vertaling zijn openbaar. De oorspronkelijke versie (Roland 1983) is vertaald in het Nederlands door Van der Heijden (van der Heijden 1991; niet nader onderzocht). Er bestaan verschillende versies van de RMDQ. Geadviseerd wordt de RMDQ-24 te gebruiken met de toevoeging ‘vanwege mijn rug- of beenproblemen’ (Smeets 2011).

De QBPDS betreft een vragenlijst met 20 items over bedrust, zitten en staan, lopen, bewegen, bukken en zware voorwerpen verplaatsen, gemeten op een zespuntsschaal (0 = ‘totaal geen moeite’ en 5 = ‘niet in staat’). De totaalscore is de som van alle items en varieert van 0 tot 100 punten (0 = ‘geen beperking’ en 100 = ‘volledig beperkt’). De originele versie (Kopec 1995) is vertaald in het Nederlands (Schoppink 1996). 
De ODI, RMDQ en QBPDS zijn eenvoudig in gebruik; afname neemt gemiddeld 5 tot 10 minuten in beslag en er is nagenoeg geen aanvullende expertise of ervaring voor nodig van de therapeut. Afname van de vragenlijsten zorgt voor enige mentale belasting van de patiënt. 
De ODI en de QBPDS zijn vrij verkrijgbaar voor clinici, maar voor het downloaden van de originele vragenlijsten is een licentie nodig (ODI: zie https://eprovide.mapi-trust.org/instruments/oswestry-disability-index; QBPDS: https://eprovide.mapi-trust.org/instruments/quebec-back-pain-disability-scale). Voor IT-bedrijven zijn er aan de licentie kosten verbonden, wat een belemmering kan vormen voor het incorporeren van de vragenlijst in de elektronische patiëntendossiers. Voor gebruik en reproductie van de RMDQ is geen toestemming vereist en er zijn geen kosten verbonden aan het gebruik ervan (zie http://www.rmdq.org/).


De werkgroep schat in dat de ODI, RMDQ en QBPDS goed hanteerbaar zijn voor de therapeut en de patiënt. Mogelijk is de RMDQ iets beter hanteerbaar dan de ODI en de QBPDS, omdat voor gebruik van de RMDQ geen toestemming vereist is. 


Activiteiten en participatie in ADL
Voor het domein activiteiten en participatie in ADL heeft de werkgroep de PSK toegevoegd aan een van de sets kernmeetinstrumenten (Verburg 2019). De PSK maakt het mogelijk de functionele status van de individuele patiënt te bepalen. De patiënt selecteert de drie tot vijf belangrijkste klachten op het gebied van fysieke activiteiten. De mate van hinder wordt door de patiënt gescoord op een ‘Numeric Pain Rating Scale’ (NPRS) van 0 tot 10 (0 = ‘geen enkele moeite’ en 10 = ‘onmogelijk’). Hoe hoger de totaalscore, des te meer problemen worden ervaren bij het uitvoeren van de activiteit. Voor patiënten met lage rugpijn is een lijst met activiteiten als hulpmiddel beschikbaar via www.meetinstrumentenzorg.nl.

De PSK is eenvoudig in gebruik. Afname neemt niet veel tijd in beslag (Stevens 2013) en vraagt nagenoeg geen aanvullende expertise of ervaring van de therapeut en minimale inspanning van de patiënt. De PSK is gratis beschikbaar voor organisaties binnen de gezondheidszorg; een licentie is niet noodzakelijk. Het is een in oorsprong Nederlands meetinstrument (Beurskens 1999). 

De Patiënt Specifieke ‘Goal-setting’ methode (PSG) (Stevens 2017a,b, 2018) is de vernieuwde versie van de PSK. De PSG kan als methode worden ingezet om samen met de patiënt doelen te stellen, wat het stellen van doelen beter integreert in het therapeutisch methodisch handelen. Er is echter scholing nodig om de PSG op de juiste manier toe te kunnen passen en naar de klinimetrische kwaliteit van de PSG is (nog) vrijwel geen onderzoek gedaan. De werkgroep heeft daarom besloten om de PSK in de richtlijn op te nemen als aanbevolen meetinstrument en de PSG als alternatief op te nemen als één van de optionele) meetinstrumenten.

Literatuur stap 6 ‘Wat is de klinimetrische kwaliteit van de aanbevolen meetinstrumenten?’

Pijn
Ondanks het veelvuldige gebruik van de VAS en de NPRS is er geen bewijs dat duidelijk suggereert dat een van beide superieur is ten opzichte van de ander bij patiënten met lage rugpijn. Er is onderzoek nodig van hoge methodologische kwaliteit waarin de klinimetrische kwaliteit van beide instrumenten met elkaar wordt vergeleken (Chiarotto 2019).

Een beperking van de NPRS is dat daarmee slechts één dimensie van pijn kan worden vastgelegd, namelijk de pijnintensiteit, een van de kernsets van het instrument. Dat is dan ook de reden dat dit begrip in de richtlijn wordt gehanteerd (Chiarotto 2019). Ten behoeven van uniformiteit met de voorgaande richtlijn is ervoor gekozen de gemiddelde pijnintensiteit te evalueren over de afgelopen 24 uur.


De werkgroep sluit zich aan bij de aanbeveling van een internationaal panel van experts om de NPRS af te nemen voor gemiddelde pijn over de afgelopen 24 uur.


Fysiek functioneren
Voor het domein fysiek functioneren was er geen consensus tussen de initiatieven over het geselecteerde instrument voor de set met kernmeetinstrumenten. Hierna volgt de beoordeling van de klinimetrische kwaliteit van de drie geselecteerde meetinstrumenten: de ODI, de RMDQ en de ‘Quebec Back Pain Disability Scale’ (QBPDS).

Een systematisch literatuuronderzoek naar de content- en constructvaliditeit van de meet­instrumenten voor fysiek functioneren bij patiënten met lage rugpijn concludeert dat er lage tot zeer lage bewijskracht is voor de contentvaliditeit van de 16 onderzochte meetinstrumenten, waaronder de ODI en de QBPDS (Chiarotto 2018b). Voor de RMDQ-24 wordt bewijs van hoge kwaliteit gevonden voor voldoende begrijpelijkheid (‘comprehensibility’) en voor onvoldoende volledigheid (‘comprehensiveness’), waarbij de bewijskracht voor de relevantie is beoordeeld als zeer laag (Chiarotto 2018b). Tevens is vastgesteld dat de RMDQ-24 niet unidimensionaal meet; de resultaten van de ODI en de QBPDS over de unidimensionaliteit zijn inconsistent (Chiarotto 2018b).

Een narratief literatuuronderzoek concludeert dat er bij de ODI sprake is van hoge interne consistentie (Cronbachs alfa 0,71 tot 0,87) en een goede test-hertestbetrouwbaarheid (intraclass correlatie­co­ëfficient (ICC) 0,84, 95%-BI 0,73 tot 0,91). Er wordt een meetfout van 4 tot 6 gevonden (Smeets 2011). De reproduceerbaarheid van de QBPDS wordt in hetzelfde narratieve literatuuronderzoek als volgt beoordeeld: hoge interne consistentie (Cronbachs alfa 0,90); goede test-hertestbetrouwbaarheid (ICC 0,92) en een meetfout (‘minimum detectable change’) van 0,84 (95%-BI 0,73 tot 0,91) (Smeets 2011). De reproduceerbaarheid van de RMDQ wordt als volgt beoordeeld: hoge interne consistentie (Cronbachs alfa 0,84 tot 0,96); matige test-hertestbetrouwbaarheid (ICC 0,42-0,53) bij een gemengde populatie van acute, subacute en chronische lage rugpijn en een meetfout (SEM) van 3,7 tot 4,1.

Een narratief literatuuronderzoek concludeert dat de ODI responsief is in het detecteren van verandering (AUC > 0,76); voor de QBPDS en de RMDQ worden conflicterende resultaten gevonden (Smeets 2011).


De werkgroep stelt vast dat op basis van de validiteit, reproduceerbaarheid en responsiviteit geen duidelijke voorkeur kan worden uitgesproken voor de ODI, RMDQ of de QBPDS.


Op basis van de hanteerbaarheid en de klinimetrische eigenschappen is het niet mogelijk om een van de geselecteerde meetinstrumenten te verkiezen boven een andere.

Hoewel de ODI en de QBPDS tijdens de consensusprocedure meer stemmen kregen (78% van de stemmen resp. 62%) koos een internationale multidisciplinaire groep experts voor wetenschappelijk onderzoek er uiteindelijk voor om de RMDQ (met slechts 50% van de stemmen) in de kernset op te nemen, omdat dit meetinstrument vrij verkrijgbaar is (Chiarotto 2018a).

Van een groep experts bestaande uit patiënten, patiëntvertegenwoordigers, onderzoekers, fysiotherapeuten, beleidsmakers en zorgverzekeraars stemde 80% voor opname van de QBPDS in de kernset en 64% voor opname van de ODI (Verburg 2019). Zij veronderstelden dat de ODI in Nederland minder gangbaar is. De RMDQ is niet meegenomen in de stemming, omdat deze al eerder in het consensusproces was afgevallen na discussie binnen de projectgroep. 
De projectgroep heeft per domein slechts een beperkt aantal meetinstrumenten ingebracht om over te stemmen. Bovendien is zo veel mogelijk gezocht naar aansluiting met bestaande richtlijnen.


De werkgroep is van mening dat – rekening houdend met de lokale context en het belang van consistentie in het aanbevelen van meetinstrumenten – de QBPDS als aanbevolen meetinstrument opgenomen dient te worden in de richtlijn voor het meten van het fysiek functioneren.


Activiteiten en participatie in ADL
De responsiviteit van de PSK is beoordeeld in een gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek bij een subgroep van 81 patiënten met lage rugpijn van minstens 6 weken (Beurskens 1996). In dit onderzoek is de PSK voldoende responsief bevonden (AUC 0,82) en kon het goed discrimineren tussen herstelde en niet herstelde patiënten.
Naar de validiteit van de Nederlandse versie van de PSK is geen onderzoek gedaan bij patiënten met lage rugpijn. Bij patiënten met enkelklachten is de vragenlijst voldoende valide: 100% van de hypo­thesen worden bevestigd in een vergelijking met de ‘Ankle Function Score’ en de ‘Molander Ankle Score’ (Van der Wees 2012). Bij patiënten met de ziekte van Parkinson blijkt de betrouwbaarheid wisselend en afhankelijk van de gekozen activiteit; Cohen’s Kappa varieert van 0,39-0,83 (Nijkrake 2009).
Naar de Engelse variant, de ‘Patient-Specific Functional Scale’ (PSFS), is meer onderzoek gedaan. In een literatuuronderzoek blijkt de PSFS valide, betrouwbaar en responsief bij patiënten met artrose van de heup of knie (Barten 2012).

Literatuur stap 7 en 8 ‘Zijn er normwaarden beschikbaar en hoe bereken en interpreteer je de gegevens?’

De berekeningswijze van ieder instrument is opgenomen onder het kopje ‘hanteerbaarheid’ en wordt beschreven op www.meetinstrumentenzorg.nl. In de meeste elektronische patiëntendossiers is de berekening van de totaalscore opgenomen.
Bij de interpretatie van de totaalscore gaat het om de mate waarin betekenis kan worden gegeven aan de (verandering in) score van het meetinstrument. Hierbij kan het een maat zoals het minimaal klinisch-relevant verschil (‘minimal clinically important difference’ (MCID) of de ‘minimal important change’ (MIC)) gehanteerd worden (KNGF 2016). [Maten voor interpretatie (zoals de MCID en MIC) zijn vaak op basis van gegevens op groepsniveau verkregen. Bij toepassing in de praktijk kan de bruikbaarheid daarom beperkt zijn, aangezien een waarde die is verkregen op groepsniveau moet worden vertaald naar individueel niveau. Toch geeft de score op het instrument een indicatie van de individuele verandering in gezondheidsstatus. Bij de interpretatie van de score moet ook rekening worden gehouden met bodem- of plafondeffecten; deze hebben namelijk invloed op de verbetermogelijkheid.]

Van de PSK zijn geen normwaarden bekend. De gegevens over de MIC van de overige aanbevolen meetinstrumenten zijn gebaseerd op een literatuuronderzoek, een expertpanel en een workshop met als doel praktische richtlijnen te ontwikkelen voor veel gebruikte meetinstrumenten voor pijn en fysieke beperkingen bij patiënten met lage rugpijn (Ostelo 2008). Na discussie is binnen dit onderzoek consensus bereikt over de volgende MIC-waarden:


Er zijn enige aanwijzingen dat, wanneer rekening wordt gehouden met de baselinescore, een verbetering van 30% op de NPRS en/of de QBPDS beschouwd kan worden als nuttige drempel voor het identificeren van een klinisch-relevante verbetering bij de individuele patiënt (Ostelo 2008).


Overwegingen

Conform het ‘Raamwerk Klinimetrie voor evidence-based products’ (KNGF 2016) is in eerste instantie bepaald welke domeinen of parameters in kaart gebracht dienen te worden. Dit is voornamelijk gebaseerd op items die belangrijk zijn bevonden in de anamnese, het lichamelijk onderzoek en de indicatiestelling. Op grond daarvan zijn aanbevolen en optionele meetinstrumenten geselecteerd. Zie de Toelichting bij deze module voor een overzicht van de parameters. 

De optionele meetinstrumenten kunnen op basis van het klinisch redeneren gekozen worden ter ondersteuning van het diagnostisch proces of ter evaluatie, indien hier een specifieke aanleiding voor is. 

Voor informatie over de hanteerbaarheid, klinimetrische kwaliteit en interpretatie van de resultaten van de optionele meetinstrumenten wordt verwezen naar www.meetinstrumentenzorg.nl.

    • Beurskens AJ, de Vet HC, Koke AJ, Lindeman E, van der Heijden GJ, Regtop W, Knipschild PG. A patient-specific approach for measuring functional status in low back pain. J Manipulative Physiol Ther. 1999;22(3):144-8.
    • Beurskens AJ, de Vet HC, Koke AJ. Responsiveness of functional status in low back pain: a comparison of different instruments. Pain. 1996;65(1):71-6.
    • Chiarotto A, Boers M, Deyo RA, Buchbinder R, Corbin TP, Costa LOP, Foster NE, Grotle M, Koes BW, Kovacs FM, Lin CC, Maher CG, Pearson AM, Peul WC, Schoene ML, Turk DC, van Tulder MW, Terwee CB, Ostelo RW. Core outcome measurement instruments for clinical trials in nonspecific low back pain. Pain. 2018a;159(3):481-95.
    • Chiarotto A, Deyo RA, Terwee CB, Boers M, Buchbinder R, Corbin TP, Costa LO, Foster NE, Grotle M, Koes BW, Kovacs FM, Lin CW, Maher CG, Pearson AM, Peul WC, Schoene ML, Turk DC, van Tulder MW, Ostelo RW. Core outcome domains for clinical trials in non-specific low back pain. Eur Spine J. 2015;24(6):1127-42.
    • Chiarotto A, Maxwell LJ, Ostelo RW, Boers M, Tugwell P, Terwee CB. Measurement properties of visual analogue scale, numeric rating scale, and pain severity subscale of the brief pain inventory in patients with low back pain: a systematic review. J Pain. 2019;20(3):245-63.
    • Chiarotto A, Ostelo RW, Boers M, Terwee CB. A systematic review highlights the need to investigate the content validity of patient-reported outcome measures for physical functioning in patients with low back pain. J Clin Epidemiol. 2018b;95:73-93.
    • Fairbank JC, Couper J, Davies JB, O’Brien JP. The Oswestry low back pain disability questionnaire. Physiotherapy. 1980;66(8):271-3.
    • ICHOM Working Group Members for Low Back Pain. The ICHOM Standard Set for Low Back Pain. Boston, United States of America: International Consortium For Health Outcomes Measurements; 2017 [updated August 24th, 2017]. Version 2.0.3. Beschikbaar via: https://www.ichom.org/portfolio/low-back-pain/. Geraadpleegd op 27 juni 2019.
    •  Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF). Raamwerk klinimetrie voor evidence based products. Amersfoort: KNGF; 2016. Beschikbaar via: https://www.kngf.nl/binaries/content/assets/kennisplatform/onbeveiligd/klinimetrie/raamwerk-klinimetrie-november-2016-def.pdf.
    • Kopec JA, Esdaile JM, Abrahamowicz M, Abenhaim L, Wood-Dauphinee S, Lamping DL, Williams JI. The Quebec back pain disability scale. Measurement properties. Spine. 1995;20(3):341-52.
    • Nijkrake MJ, Keus SH, Quist-Anholts GW, Overeem S, de Roode MH, Lindeboom R, Mulleners W, Bloem BR, Munneke M. Evaluation of a Patient-Specific Index as an outcome measure for physiotherapy in Parkinson’s disease. Eur J Phys Rehabil Med. 2009;45(4):507-12.
    • Ostelo RW, Deyo RA, Stratford P, Waddell G, Croft P, von Korff M, Bouter LM, de Vet HC. Interpreting change scores for pain and functional status in low back pain: towards international consensus regarding minimal important change. Spine. 2008;33(1):90-4.
    • Roland M, Morris R. A study of the natural history of back pain. Part I: development of a reliable and sensitive measure of disability in low-back pain. Spine. 1983;8(2):141-4.
    • Schoppink LE, van Tulder MW, Koes BW, Beurskens SA, de Bie RA. Reliability and validity of the Dutch adaptation of the Quebec Back Pain Disability Scale. Phys Ther. 1996;76(3):268-75.
    • Smeets R, Koke A, Lin CW, Ferreira M, Demoulin C. Measures of function in low back pain/disorders: Low Back Pain Rating Scale (LBPRS), Oswestry Disability Index (ODI), Progressive Isoinertial Lifting Evaluation (PILE), Quebec Back Pain Disability Scale (QBPDS), and Roland-Morris Disability Questionnaire (RDQ). Arthritis Care Res (Hoboken). 2011;63 Suppl 11:S158-73.
    • Stevens A, Beurskens A, Koke A, van der Weijden T. The use of patient-specific measurement instruments in the process of goal-setting: a systematic review of available instruments and their feasibility. Clin Rehabil. 2013;27(11):1005-19.
    • Stevens A, Koke A, van der Weijden T, Beurskens A. Ready for goal setting? Process evaluation of a patient-specific goal-setting method in physiotherapy. BMC Health Serv Res. 2017a;17(1):618.
    • Stevens A, Koke A, van der Weijden T, Beurskens A. The development of a patient-specific method for physiotherapy goal setting: a user-centered design. Disabil Rehabil. 2018;40(17):2048-55.
    • Stevens A, Moser A, Koke A, van der Weijden T, Beurskens A. The use and perceived usefulness of a patient-specific measurement instrument in physiotherapy goal setting. A qualitative study. Musculoskeletal science & practice. 2017b;27:23-31.
    • van der Wees P, Hendriks E, van Beers H, van Rijn R, Dekker J, de Bie R. Validity and responsiveness of the ankle function score after acute ankle injury. Scand J Med Sci Sports. 2012;22(2):170-4.
    • van Hooff ML, Spruit M, Fairbank JC, van Limbeek J, Jacobs WC. The Oswestry Disability Index (version 2.1a): validation of a Dutch language version. Spine. 2015;40(2):E83-90.
    • Verburg AC, van Dulmen SA, Kiers H, Nijhuis-van der Sanden MWG, van der Wees PJ. Development of a standard set of outcome measures for non-specific low back pain in Dutch primary care physiotherapy practices: a Delphi study. Eur Spine J. 2019.