Symptomatisch perifeer arterieel vaatlijden [richtlijn]

B.1 Anamnese

Op basis van de anamnese tracht de fysiotherapeut inzicht te krijgen in:

  • de hulpvraag van de patiënt;
  • de aanwezigheid, aard en ernst van de klachten en de bevorderende en belemmerende factoren voor herstel ten aanzien van het gezondheidsprobleem van de patiënt;
  • het vroegere en huidige functioneren (= bewegingsgedrag) van de patiënt in het algemeen dagelijks leven (ADL) en werkgerelateerd (met behulp van de Walking Impairment Questionnaire [WIQ]);
  • welke kennis en inzichten de patiënt heeft over zijn aandoening;
  • de behoefte aan informatie/voorlichting (met behulp van de Vragenlijst Informatiebehoefte [bijlage 2]);
  • de aanwezigheid van relevante risicofactoren of comorbiditeiten (met behulp van de Cumulative Illness Rating Scale [CIRS]);
  • de aanwezigheid van rode en/of gele vlaggen (screening ‘pluis/niet-pluis’);
  • de kwaliteit van leven van de patiënt (met behulp van de EuroQol 5D [EQ-5D]);
  • de motivatie van de patiënt;
  • de wenselijkheid om, in overleg met de patiënt, de partner/mantelzorger te betrekken bij de voorlichting en het opstellen van het behandelplan.

De fysiotherapeut stelt tevens vast of er mogelijk andere aandoeningen zijn die een grotere behandelprioriteit hebben dan sPAV, doordat deze aandoeningen een grotere beperking opleveren voor de patiënt dan sPAV.

Indien er sprake is van een of meerdere rode vlaggen informeert de fysiotherapeut de patiënt over deze bevindingen. De fysiotherapeut brengt ook de verwijzer hiervan op de hoogte, na overleg met de patiënt. De fysiotherapeut adviseert de patiënt om contact op te nemen met de huisarts of behandelend specialist.

Op basis van de anamnese tracht de fysiotherapeut inzicht te krijgen in:

  • de hulpvraag van de patiënt;
  • de aanwezigheid, aard en ernst van de klachten en de bevorderende en belemmerende factoren voor herstel ten aanzien van het gezondheidsprobleem van de patiënt;
  • het vroegere en huidige functioneren (= bewegingsgedrag) van de patiënt in het algemeen dagelijks leven (ADL) en werkgerelateerd (met behulp van de Walking Impairment Questionnaire [WIQ]);
  • welke kennis en welk inzicht de patiënt heeft over zijn aandoening;
  • de behoefte aan informatie/voorlichting (met behulp van de Vragenlijst Informatiebehoefte);
  • de aanwezigheid van relevante risicofactoren of comorbiditeiten (met behulp van de Cumulative Illness Rating Scale [CIRS]);
  • de aanwezigheid van rode en/of gele vlaggen (screening ‘pluis/niet-pluis’44);
  • de kwaliteit van leven van de patiënt (met behulp van de EuroQol 5D [EQ-5D]);
  • de motivatie van de patiënt;
  • de wenselijkheid om, in overleg met de patiënt, de partner/mantelzorger te betrekken bij de voorlichting en het opstellen van het behandelplan.

De fysiotherapeut stelt tevens vast of er mogelijk andere aandoeningen zijn die een grotere behandelprioriteit hebben dan sPAV, doordat deze aandoeningen een grotere beperking opleveren voor de patiënt dan sPAV.

Indien er sprake is van een of meerdere rode vlaggen informeert de fysiotherapeut de patiënt over deze bevindingen. De fysiotherapeut brengt ook de verwijzer hiervan op de hoogte, na overleg met de patiënt. De fysiotherapeut adviseert de patiënt om contact op te nemen met de huisarts of behandelend specialist.