Symptomatisch perifeer arterieel vaatlijden [richtlijn]

C.6 Evaluatie van de behandeling

De patiënt wordt drie, zes, negen en 12 maanden na aanvang van de behandeling door de fysiotherapeut gezien voor gestandaardiseerde follow-upmetingen. Centraal bij de evaluatie staat het meten van het effect van de behandeling op de kwaliteit van leven van de patiënt (gemeten met de EQ-5D). Aan de hand van de loopbandtest wordt de (verbetering van de) functionele status van de patiënt vastgesteld. Hiermee kan worden gecontroleerd of de patiënt vooruitgang heeft geboekt op de belangrijkste klachten op het gebied van fysieke activiteiten. Tevens worden de resultaten ten aanzien van het looppatroon, de risicofactoren voor hart- en vaatziekten en de psychische factoren geëvalueerd. Indien nodig worden, aan de hand van de bevindingen, de behandeldoelen bijgesteld. In bijlage 5 staan per subdoel de evaluatie-instrumenten met de gewenste eindresultaten.

Indien geen verbetering is opgetreden in de toestand van de patiënt maakt de fysiotherapeut een inschatting of er in de komende periode (bijvoorbeeld drie maanden) wel een verbetering kan worden verwacht. Indien de patiënt de behandeldoelen niet heeft bereikt en de fysiotherapeut in overleg met de patiënt verwacht dat de patiënt het maximale heeft bereikt, wordt de frequentie van de behandelsessies verminderd, of wordt de behandeling beëindigd en wordt de patiënt terugverwezen naar de verwijzer. Ook als tussentijds complicaties optreden wordt de patiënt terugverwezen naar de verwijzer. Evaluatie van de behandeling vindt echter altijd plaats drie, zes, negen en 12 maanden na aanvang van de behandeling.

Idealiter vindt na deze 12 maanden elk kwartaal een controle plaats door een zorgverlener, waarbij de functionele status en de kwaliteit van leven van de patiënt geëvalueerd worden. Indien er geen bijzonderheden zijn, hoeft er geen zorgtraject te worden ingezet. Indien er wel problemen geconstateerd worden (terugval in loopafstand, opnieuw roken, niet (juist) gebruiken van bepaalde medicatie), kan in overleg met de patiënt worden bepaald of een kort behandelingstraject bij een fysiotherapeut zinvol wordt geacht. Ook kan een doorverwijzing naar een medisch specialist noodzakelijk zijn.