Symptomatisch perifeer arterieel vaatlijden [richtlijn]
C.3 Optimaliseren van activiteiten en participatie
Indien de patiënt problemen ondervindt met specifieke functionele vaardigheden, dienen deze expliciet geoefend te worden.
Uit de anamnese en het functieonderzoek kan naar voren komen dat de patiënt problemen ondervindt met specifieke functionele vaardigheden, zoals traplopen of op één been staan. Deze vaardigheden moeten specifiek worden getraind op een zo functioneel mogelijke manier. Het betreft hier oefentherapie die bij voorkeur wordt uitgevoerd onder begeleiding van een fysiotherapeut. Bij de uitvoering van de therapie wordt rekening gehouden met de individuele situatie van de patiënt, onder andere diens belastbaarheid, kracht, coördinatie, balans/evenwicht en medicijngebruik. In deze richtlijn wordt de invulling van deze oefentherapie niet nader besproken. Deze wordt bekend verondersteld bij de fysiotherapeut.
Algemene informatie
Diagnostisch proces
- Inleiding
- B.1 Anamnese
- B.2 Lichamelijk onderzoek
- B.2.1 Inspectie en palpatie
- B.2.2 Functieonderzoek
- B.2.3 Aanvullend functieonderzoek
- B.3 Differentiaaldiagnostiek
- B.4 Comorbiditeit
- B.5 Indicatiestelling
- B.6 Opstellen van het behandelplan
Therapeutisch proces
- Inleiding
- C.1 Informatie en voorlichting ter bevordering van het ziekte-inzicht van de patiënt
- C.2 Verbeteren van het (objectieve en subjectieve) inspanningsvermogen
- C.2.1 Vergroten van de functionele loopafstand
- C.2.2 Vergroten van het aeroob uithoudingsvermogen
- C.2.3 Het leren omgaan met de klachten
- C.3 Optimaliseren van activiteiten en participatie
- C.4 Ondersteuning bieden op het gebied van cardiovasculair risicomanagement
- C.4.1 Ontwikkelen en behouden van een actieve leefstijl
- C.4.2 Stoppen met roken
- C.4.3 Ontwikkelen van een gezond voedingspatroon
- C.4.4 Bevorderen van therapietrouw aan medicatie
- C.5 Afsluiting van de behandeling
- C.6 Evaluatie van de behandeling
- C.7 Verslaggeving, terugrapportage naar de verwijzer en samenwerking