Symptomatisch perifeer arterieel vaatlijden [richtlijn]

A.2 Doelgroep

De richtlijn is primair bedoeld voor fysiotherapeuten die patiënten met sPAV behandelen in de eerste en tweede lijn.

Patiënten met sPAV kunnen voor behandeling naar de fysiotherapeut verwezen worden voor:

  • gesuperviseerde oefentherapie bij claudicatio intermittens;
  • gesuperviseerde oefentherapie na een geslaagde vasculaire interventie vanwege kritieke ischemie, indien de algehele con- ditie van de patiënt, alsook de toestand van de eventuele aan- wezige weefseldefecten ter hoogte van de voeten dit toelaten;
  • gesuperviseerde oefentherapie voorafgaand aan een vasculaire interventie, waarbij na de interventie de behandeling kan worden voortgezet (kennismaking, stellen van behandeldoelen, ter sprake brengen van leefstijl e.d.).

De specifieke deskundigheid van de fysiotherapeut bij patiënten met sPAV komt het meest tot zijn recht bij de begeleiding van de volgende patiënten:

  • patiënten met een lage cardiale belastbaarheid of een lage belastbaarheid van het bewegingsapparaat met een verhoogd risico op klachten die het zelfstandig uitvoeren van een looptraining bemoeilijken;
  • patiënten met comorbiditeiten die beperkingen opleveren bij het zelfstandig uitvoeren van looptrainingen, zoals hartaandoeningen, cerebrovasculair accident (CVA), chronisch obstructieve longziekten (COPD), diabetes mellitus, hypertensie of mobiliteitsbeperkende aandoeningen zoals reuma en artrose;
  • patiënten bij wie een evaluatie van het looppatroon en, eventueel, looptraining gericht op een verbetering van de coördinatie en efficiëntie gewenst is;
  • patiënten met inadequaat pijngedrag;
  • patiënten met bewegingsarmoede, die begeleiding nodig hebben in de eerste fase van de looptraining, totdat zij een actieve leefstijl hebben ontwikkeld.