Osteoporose [richtlijn]

C.7 Evaluatie

Er moet een tussentijdse evaluatie van het behandelresultaat plaatsvinden na 3, 6 en eventueel na 9 of 12 weken, maar in ieder geval bij het afsluiten van de behandeling. De meetwaarden van tussentijdse evaluaties dienen een vooruitgang aan te geven ten opzichte van de waarden zoals vastgesteld bij aanvang van de behandeling, of bij een eventueel eerder evaluatiemoment. Deze vooruitgang kan subjectief zijn (patiëntspecifieke klachten, pijn, mogelijkheid tot adl-activiteiten) en objectief (kracht, coördinatie, uithoudingsvermogen, belastbaarheid).

Na een periode van 6 weken moeten er positieve effecten zijn aan te tonen. Hierbij valt te denken aan door de patiënt zelf aan te geven verbeteringen op de PSK en aan een verbetering van het gangpatroon als de patiënt bewust probeert goed te lopen. Verwijs naar de huisarts, in overleg met de patiënt, indien geen verbetering waarneembaar is.