Osteoporose [richtlijn]
C.5.2 De intake voor een oefenprogramma
Tijdens de intake wordt een screening gedaan op basis van de anamnese en inclusie- en exclusiecriteria. Indien een patiënt instroomt via de eerste of tweede lijn worden medische verwijsgegevens opgevraagd. Wanneer een patiënt instroomt via DTF wordt gevraagd naar de medische voorgeschiedenis. Wanneer blijkt dat er belangrijke medische gegevens ontbreken, bijvoorbeeld met betrekking tot medicatie of lichamelijk onderzoek, worden deze gegevens opgevraagd.
Tijdens de intake komt het volgende aan de orde:
- primaire of secundaire osteoporose (of eventueel een verhoogd risico op osteoporose);
- de ernst van de aandoening;
- fractuurgeschiedenis;
- resultaten van lichamelijk onderzoek, indien uitgevoerd;
- resultaten van aanvullend onderzoek, indien uitgevoerd;
- medicatie;
- comorbiditeit en recente veranderingen in de gezondheid;
- calcium- en vitamine-D-inname;
- opvallende plotselinge lengte- of postuurveranderingen in de afgelopen 3 maanden;
- valincidenten in de voorgeschiedenis: bij 2 of meer valincidenten in het afgelopen jaar moet de patiënt eerst een valpreventieprogramma volgen;
- risicofactoren voor valincidenten;
- attitude ten opzichte van bewegen;
- beperkingen en barrières voor het ontwikkelen of in stand houden van een actieve leefstijl.
Het is belangrijk om specifiek te vragen naar het gebruik van bisfosfonaten. Deze blijken een significant effect te hebben op de botdichtheid na ongeveer een halfjaar.255,256 Dit is van belang in het kader van de veiligheid van de oefeningen. Bij mensen die nog niet goed zijn ingesteld op bisfosfonaten moet men bijvoorbeeld voorzichtig zijn met oefeningen met hogere grondreactiekrachten. Dit wordt toegelicht in paragraaf C.6.1.
Naast anamnestische gegevens is een aantal meetgegevens noodzakelijk om te bepalen of een patiënt in aanmerking komt voor een oefenprogramma, of dat er wellicht aanpassingen aan het programma nodig zijn (bijvoorbeeld bij fragiliteit). De fysiotherapeut kan gebruikmaken van de volgende meetinstrumenten/indicatoren:
- De Osteo-combinorm voor bewegen (bijlage 2 van de Praktijkrichtlijn). De score op deze vragenlijst laat zien of de patiënt al dan niet voldoende lichamelijk actief is.
- De Timed-Up-and-Go test (TUG). Als iemand langer over de test doet dan 20 seconden, bestaat een indicatie voor een verhoogd valrisico. De patiënt moet dan eerst een valpreventieprogramma volgen.
- De Functional Reach (FR). Bij mannen is een score lager dan 15 voorspellend voor vallen; bij deze score moet de patiënt eerst een valpreventieprogramma volgen.
- De Physical Activity Readiness Questionnaire (PAR-Q). Met dit meetinstrument wordt bepaald of de patiënt verantwoord kan deelnemen aan een oefenprogramma.
- Indicatoren voor fragiliteit (zie bijlage 4 van de Praktijkrichtlijn).
Op basis van de eventuele verwijsgegevens en de intake zal worden bepaald of de patiënt kan gaan deelnemen aan een oefenprogramma. Wanneer de fysiotherapeut van mening is dat de patiënt ook zelfstandig in staat is om een lichamelijk actieve leefstijl te ontwikkelen kan een oefenprogramma dienen om de patiënt te leren welke oefeningen voor hem of haar van belang zijn.
Algemene informatie
- Alle aanbevelingen
- Leeswijzer
- Inleiding
- A.1 Doelstellingen en doelgroep
- A.2 Afbakening en omvang van het probleem
- A.3 Epidemiologische gegevens
- A.4 Risicofactoren voor ontstaan van osteoporose
- A.5 Risicofactoren voor fracturen
- A.6 Gevolgen van fracturen
- A.7 Risicofactoren voor vallen
- A.8 Beïnvloeden van risicofactoren
- A.9 Rol van de fysiotherapie
- A.10 Probleemgebieden
Diagnostisch proces
- B.1 Aanmelding en verwijzing
- B.2 DTF
- B.2.1 Inventarisatie hulpvraag
- B.2.2 Screening pluis/niet-pluis
- B.2.3 Informeren en adviseren
- B.3 Anamnese
- B.4 (Aanvullend) onderzoek
- B.4.1 Inspectie/observatie en palpatie
- B.4.2 Lichamelijk onderzoek
- B.4.3 Aanvullend (lichamelijk) onderzoek
- B.5 Meetinstrumenten
- B.6 Analyse en behandelplan
Therapeutisch proces
- C.1 Doelstellingen
- C.2 Beschrijving geïncludeerde studies
- C.3 Conclusies ten aanzien van het effect van lichaamsbeweging op osteoporose
- C.3.1 Effecten van lichaamsbeweging op botdichtheid of botsterkte
- C.3.2 Effecten van lichaamsbeweging op val- en fractuurincidentie
- C.3.3 Effecten van lichaamsbeweging op spierkracht
- C.3.4 Effecten van lichaamsbeweging op balans
- C.3.5 Effecten van lichaamsbeweging op uithoudingsvermogen
- C.3.6 Effecten van lichaamsbeweging op loopsnelheid
- C.3.7 Effecten van lichaamsbeweging op adl-activiteiten
- C.4 Het bevorderen van gedragsverandering
- C.5 Oefenen en trainen
- C.5.1 Inclusie- en exclusiecriteria voor een oefenprogramma
- C.5.2 De intake voor een oefenprogramma
- C.5.3 Meetinstrumenten ter evaluatie van een oefenprogramma
- C.6 Evaluatie
- C.7 Nazorg en preventie