Meniscectomie [richtlijn]

C.6 Nazorg

De fysiotherapeut stimuleert de patiënt om na afloop van de therapie zelf actief te blijven. Na afloop van de behandelperiode kan de fysiotherapeut gedurende langere of kortere tijd de patiënt begeleiden. De patiënt voert dan zelfstandig een trainingsprogramma uit, waarbij de fysiotherapeut de trainingsvoortgang evalueert door het niveau van functioneren en de kwaliteit van het bewegen te beoordelen en na te gaan of het functieherstel optimaal is geworden.

Hierover dienen afspraken gemaakt te worden met de patiënt. Vooral patiënten met patiëntenprofiel 2 en inactieve patiënten dient de fysiotherapeut te wijzen op bewegingsactiviteiten, zoals sportief fietsen, wandelen, lid worden van een sportclub of iets dergelijks.

Na een behandelvrije periode is het van belang het bereikte niveau van functioneren en de kwaliteit van het bewegen te beoordelen door na te gaan of het functieherstel optimaal is geworden. Maak over deze ‘evaluatie op lange termijn’ afspraken met de patiënt.

De fysiotherapeut stimuleert de patiënt om na afloop van de therapie zelf actief te blijven en de gezonde leefgewoonten te continueren. Na afloop van de behandelperiode kan de fysiotherapeut gedurende langere of kortere tijd de patiënt coachen. De patiënt voert dan zelfstandig een trainingsprogramma uit en de fysiotherapeut kan de trainingsvoortgang evalueren.

Na een behandelvrije periode is het van belang het bereikte niveau van functioneren en de kwaliteit van het bewegen te beoordelen en na te gaan of het functieherstel optimaal is geworden. Over deze ‘evaluatie op lange termijn‘ maakt de fysiotherapeut afspraken met de patiënt. Vooral bij patiënten met profiel 2 wijst de fysiotherapeut de patiënt op bewegingsactiviteiten en inactieve patiënten worden eveneens gestimuleerd tot activiteiten, zoals: sportief fietsen, wandelen, lid worden van een sportclub of iets dergelijks.