Meniscectomie [richtlijn]

C.1 Fasering, doelen en verrichtingen

In de behandeling wordt onderscheid gemaakt tussen de ‘minder belaste fase’ en de ‘belaste fase’, zoals uitgebeeld in de volgende figuur.

Behandeling in fasen.

meniscectomie prl fig3

De keuze om de patiënt in een van beide fasen te laten instromen, is niet afhankelijk van de tijdsduur na de operatie, maar van de belastbaarheid van het weefsel.

Een correcte inschatting van de belastbaarheid van de knie (zowel op onder- als overbelasting) tijdens het diagnostisch proces is hierbij van essentieel belang. De belastbaarheid is afhankelijk van hoe de patiënt tijdens de behandeling, na afloop van de behandeling en de volgende dag zijn knie kon en kan belasten. De minder belaste fase is kort. Deze fase wordt verdeeld in ‘acuut’ en ‘subacuut’. In de acute minder belastbare fase (vaak 0 tot circa 5 dagen postoperatief) zijn de doelstellingen vooral gericht op stoornisniveau (weefselherstel en het voorkómen van bewegingsangst); in de subacute fase (vaak circa 5 tot 10 dagen postoperatief) op activiteitenniveau (bijv. lopen).

Bij de opbouw van de therapie wordt rekening gehouden met de verschillende fasen uit figuur 3, met normaal versus vertraagd herstel, de zelfwerkzaamheid van de patiënt en het patiëntenprofiel. In alle fasen van de behandeling na een meniscectomie staat de oefentherapie (het oefenen en sturen van functies en activiteiten) centraal. Daarnaast is het begeleiden van de patiënt bij de revalidatie van belang, het informeren over de aandoening, het geven van adviezen en het stimuleren tot participatie. Het einddoel van de fysiotherapeutische behandeling na meniscectomie is een zo volledig mogelijk functieherstel, uitgedrukt in functies, activiteiten (vaardigheden) en participatie. Wanneer de fysiotherapeut op basis van de fysiotherapeutische diagnose vindt dat functioneel herstel in voldoende mate is gegarandeerd, blijft verdere fysiotherapeutische interventie achterwege.

De behandeling bij patiënten uit profiel 1 wordt gekenmerkt door ‘begeleiden’: patiënten hebben vaak maar een beperkt aantal contacten met de fysiotherapeut en zijn met een aantal adviezen en oefeningen voor thuis in staat het volledig functieherstel zelfstandig te bewerkstelligen.

 

Fase 1a (acuut, minder belast)

Na een meniscectomie wordt vrijwel direct begonnen met het bevorderen van de mobiliteit van de knie en de opbouw van de belasting van het kniegewricht, al dan niet met loophulpmiddelen. De nadruk ligt op het informeren en oefenen. Informatie wordt gegeven over de mate van belastbaarheid na de operatie en het geven van adviezen over hoe hiermee moet worden omgegaan. Bij het oefenen ligt de nadruk op bewegen binnen de grenzen van de belastbaarheid. Indien nodig wordt het gebruik van krukken geïnstrueerd. In deze fase wordt geadviseerd twee krukken te gebruiken (vanwege de dynamiek van het gaan) en 10 tot 50 procent te belasten. Fase 1a duurt in principe 0 tot 5 dagen, maar kan bij sommige patiënten langer duren (tot 10 dagen).

Bij de start van fase 1 kan nog geen onderscheid worden gemaakt tussen normaal en vertraagd herstel. Aan het einde van fase 1 kan dat wel.

Kenmerken van patiënten in fase 1a zijn:

  • De knie is pijnlijk en gezwollen.
  • Er is sprake van een verminderde bewegingsuitslag.
  • De patiënt kan/durft nog niet volledig steun te nemen op het geopereerde been.

De doelen en verrichtingen van fase 1a zijn opgenomen in tabel 3 en 4.

 

Fase 1b (subacuut, minder belast)

Fase 1b is gericht op het informeren van de patiënt over het normale, dynamische gaan en het oefenen daarvan. Zie tabel 3 en 4 voor de doelen en verrichtingen in fase 1b. Kenmerken van de patiënt bij een normaal herstel (‘functies en activiteiten nemen toe, pijn neemt af’) zijn:

  • zwelling en pijn zijn afgenomen;
  • actief bewegen knie is mogelijk;
  • belastbaarheid neemt toe;
  • kwaliteit bewegen met krukken neemt toe (50-100% belast).

Het kenmerk van patiënten met een vertraagd herstel is dat zij te lang met krukken blijven lopen en langdurig niet-dynamisch lopen. Wees alert op een eventuele synoviitis. Bij een synoviitis moet de fysiotherapeut eventueel overleggen met de medisch behandelaar/arts. Patiënten moeten dan juist wel (verminderd belast) met krukken lopen. Pas in tweede instantie moet bij een vertraagd herstel rekening worden gehouden met de aanwezigheid van bewegingsangst.

 

Fase 2 (belast)

De overgang van fase 1b naar fase 2 wordt bepaald door de kwaliteit van bewegen (dynamisch gaan) en niet door de tijd. Het criterium om te starten met fase 2 is de aanwezigheid van een dynamisch gangpatroon zonder krukken. Zie de volgende tabellen voor de doelen en verrichtingen in fase 2.

Behandeldoelen per fase, ingedeeld volgens de ICF.

Verrichtingen per fase ingedeeld volgens de ICF.

Bij normaal herstel kan participatie in werk, sport en hobby gemiddeld in vier tot zes weken worden bewerkstelligd. In elke fase van de behandeling dient aandacht te zijn voor het bijstellen van de diagnose, het behandelplan en eventueel overleg met verwijzer.

Als er geen duidelijke aanwijzingen zijn voor stoornissen wordt ‘graded activity’ (het stapsgewijs opbouwen van activiteiten) toegepast. Braces worden zelden gegeven en oefenen heeft de voorkeur boven het geven van elektrotherapie.

Bij het opstellen van het behandelplan is rekening gehouden met de belastbaarheid van de knie. Van groot belang hierbij is de inschatting of de patiënt in de belaste of minder belaste fase instroomt. Zie daarvoor de volgende figuur.

Behandeling in fasen.

meniscectomie prl fig3

 

De belastbaarheid van het weefsel bepaalt in welke fase de patiënt instroomt (en niet de tijd). Een correcte inschatting van de belastbaarheid van het weefsel tijdens het diagnostisch proces is hierbij van essentieel belang. De belastbaarheid wordt in sterke mate bepaald door de manier waarop de patiënt zijn knie tijdens de behandeling in het ziekenhuis en binnen één dag na de operatie kon belasten. De minder belaste fase wordt verdeeld in ‘acuut’ en ‘subacuut’. In de acute minder belaste (korte) fase (doorgaans 0 tot circa 5 dagen postoperatief) zijn doelstellingen vooral gericht op weefselherstel en voorkomen van bewegingsangst, in de subacute fase (circa 5 tot 10 dagen postoperatief) op herstel van het gangpatroon. De werkgroep adviseert om in fase 1a 10 tot 50 procent belast te lopen en in fase 1b 50 tot 100 procent (zie ook paragraaf C.3.6).

Essentieel voor de overgang naar fase 2 is de aanwezigheid van een dynamisch gangpatroon, zonder krukken. Zolang de patiënt nog niet zonder krukken kan gaan, blijft hij in fase 1. Er moet bovendien een duidelijke opbouw van belasting waarneembaar zijn in de overgang van fase 1 naar fase 2. Voor een vlotte overgang van de minder belaste naar de belaste fase is het zinvol om patiënt voor de operatie instructie en uitleg te geven over het gebruik van krukken. Dit geldt vooral bij oudere patiënten.

Geadviseerd wordt in de minder belaste fase twee krukken te gebruiken in plaats van één om zo goed en snel mogelijk een dynamisch gangpatroon op te bouwen. Wees alert op de aanwezigheid van een eventuele synoviitis (te herkennen aan een harde, niet verplaatsbare, persisterende zwelling, evt. met vocht) en neem daarvoor eventueel contact op met de behandelend arts.

Bij de uitvoering van het behandelplan richt de fysiotherapeut zich op de einddoelen (verdeeld in hoofd- en subdoelen) die de patiënt zich heeft gesteld. Worden deze doelen haalbaar geacht? Zo nodig wordt het behandelplan bijgesteld. Mogelijke behandeldoelen en verrichtingen per fase staan in de volgende drie tabellen. Voorbeelden van het behandelplan zijn te vinden in de Praktijkrichtlijn, bijlage 2, casussen.

Doelen en verrichtingen in de acute, minder belaste fase (fase 1a).

Doelen Verrichtingen

Functies / anatomische eigenschappen:

  • afname van de gevolgen van de operatie:
    • zwelling
    • ontstekingsproces
  • afname van de pijn
  • afstemmen van de belasting op de belastbaarheid van het kniegewricht
  • voorkomen van bewegingsangst

Activiteiten:

  • verminderen van beperkingen in adl-activiteiten, bijvoorbeeld (trap)lopen
  • de patiënt leren om gedoseerd te bewegen (met krukken)

Informeren:

  • over de aard en ernst van het letsel
  • over de te verwachten duur van het herstel (prognose)
  • over het afbouwen van de medicatie

Adviseren:

  • lopen op geleide van de pijn en de zwelling (evt. met krukken), zo veel mogelijk dynamisch bewegen
  • voorlichting geven over:
    • de mate van belastbaarheid en belasting
    • het nemen van rust
    • gedoseerd bewegen
    • het feit dat bewegen herstellend werkt, enzovoort
  • advies: sporten te belastend (werken: afhankelijk van soort werk)
  • advies: koudetherapie ter pijndemping

Oefenen/sturen:

  • van functies van het kniegewricht binnen de grenzen van de belastbaarheid, onder meer:
    • actief bewegen van de knie
    • coördinatie
    • balans tijdens staan en gaan (evt. met krukken)
  • oefenen adl-activiteiten (evt. met krukken)

Begeleiden:

  • eventueel verstrekken van loophulpmiddelen (krukken) en instructie geven over het gebruik ervan

 

Doelen en verrichtingen in de subacute, minder belastende fase (fase 1b).

Doelen Verrichtingen

Functies:

  • normalisering van de mobiliteit van het kniegewricht (evt. heup en enkel)
  • normalisering van de spierlengte
  • toename/normalisering van de actieve stabiliteit van de knie
  • toename/normalisering van de kracht, de coördinatie en het uithoudingsvermogen van de beenspieren
  • afname van angst om de knie te bewegen of te belasten
  • dynamisch gaan (kijk bij ganganalyse naar strekking, loopsnelheid en knieflexie in vroege standfase en een goede kwaliteit van bewegen)

Activiteiten:

  • afbouwen van het lopen met krukken
  • eenvoudige) adl-activiteiten verbeteren (zonder krukken):
    • lopen en traplopen
    • gaan zitten, gaan staan
    • op- en afstappen

Oefenen/sturen:

  • actief oefenen van functies en adl-activiteiten opbouwend in belasting (zie ook fase 1a, maar dan zonder loophulpmiddelen!): met nadruk op de kwaliteit van het bewegen (dynamisch)
  • oefenen van actieve musculaire stabiliteit van de knie (kracht, coördinatie, balans en proprioceptie)
  • oefenen van activiteiten die gerelateerd zijn aan eventuele bewegingsangst

Informeren/adviseren:

  • over belastbaarheid en belasting
  • over thuis oefenen
  • over angst voor bewegen en angst voor belasten van de knie
  • over afbouwen van medicatie

Begeleiden:

  • in huiswerkoefeningen (instructie voor het thuis oefenen)

 

Doelen en verrichtingen in de belaste fase (fase 2).

Doelen

Verrichtingen

Functies:

  • afname van stoornissen die de kwaliteit van het bewegen of beperking in activiteiten veroorzaken
  • herstel van bewegingsautomatisme
  • handhaven en verder verbeteren van het dynamisch gangpatroon (kwaliteit van bewegen)

Activiteiten:

  • complexe adl-activiteiten verbeteren:
    • lopen en draaien
    • roeien, fietsen
    • complexe, meervoudige transfers (bijv. opstaan uit bed en weglopen, uit auto stappen met last)
  • lopen met een last (doos, tas in één hand)
  • sport- en werkgerelateerde activiteiten (patiëntspecifiek!) verbeteren

Participatie:

  • bevorderen van participatie in werk, hobby’s, sport en recreatie
  • Oefenen/sturen
  • van functies en activiteiten die gerelateerd zijn aan het probleemgebied:
    • lopen
    • knielen
    • hurken en springen
  • van complexe activiteiten:
    • sport-, hobby-, en werkgerelateerde activiteiten (bijv. pivoteren, onverwachte bewegingen, zoals een hond die ‘trekt’ aan de lijn)
    • langdurig staan
    • hardlopen, enzovoort

Informeren/adviseren:

  • over haalbaarheid (eind)doelen (zo nodig bijstellen)
  • over het belang van dagelijks thuis oefenen

Begeleiden:

  • van (complexere)