Meniscectomie [richtlijn]

A.6.2 Directe Toegankelijkheid Fysiotherapie

In het kader van de directe toegankelijkheid tot de fysiotherapie, die met ingang van 1 januari 2006 wettelijk mogelijk is, is het screeningsproces aan het fysiotherapeutisch methodisch handelen toegevoegd. Het screeningsproces bestaat uit vier onderdelen: aanmelding, inventarisatie van de hulpvraag, screening op pluis/niet-pluis en informeren en adviseren over de bevindingen van het screeningsproces.

Bij screenen wordt door middel van het stellen van gerichte vragen, het afnemen van tests of door het verrichten van andere diagnostische verrichtingen binnen een beperkte tijd vastgesteld of er al dan niet sprake is van een binnen het competentiegebied van de individuele fysiotherapeut vallend patroon van tekens en symptomen.

 

Aanmelding

Indien de patiënt op eigen initiatief komt (zonder verwijzing, directe toegankelijkheid fysiotherapie, DTF), heeft de fysiotherapeut gegevens nodig die betrekking hebben op de uitgevoerde meniscectomie, zoals (medische) gegevens over de operatietechniek, omvang van de meniscectomie (lokalisatie, lengte van de scheur), medicatiegebruik, andere pathologie, loophulpmiddelen of eerdere knieoperaties. Deze gegevens staan veelal vermeld in de ontslagbrief die de patiënt uit het ziekenhuis heeft meegekregen. De fysiotherapeut vraagt de patiënt daarom deze brief mee te nemen.

Eventueel verstrekt de patiënt aanvullende informatie. Indien de medische gegevens niet of onvoldoende duidelijk zijn, is het de verantwoordelijkheid van de individuele fysiotherapeut om (met toestemming van de patiënt) contact op te nemen met de huisarts of specialist om aanvullende informatie in te winnen.

 

Inventarisatie hulpvraag

Bij de inventarisatie van de hulpvraag van de patiënt is het van belang de belangrijkste klachten, het beloop van de klachten en de doelstelling voor de behandeling te achterhalen.

 

Screening pluis/niet-pluis

Op basis van leeftijd, geslacht, incidentie en prevalentie en de gegevens over ontstaanswijze, symptomen en verschijnselen moet de fysiotherapeut kunnen inschatten of symptomen en verschijnselen pluis of niet-pluis zijn, om te kunnen besluiten of verder fysiotherapeutisch onderzoek zonder tussenkomst van een arts geïndiceerd is.

Bij de screening is de fysiotherapeut alert op patroonherkenning en op het identificeren van eventuele aanwezige rode vlaggen (alarmsignalen). (Zie ook de differentiaaldiagnostiek in de Verantwoording).

 


Alarmsignalen na een meniscectomie

  • persisterende onbegrepen pijn;
  • (te) lage belastbaarheid van de knie (afwijkend beloop);
  • ontstekingsverschijnselen als gevolg van (postoperatieve) infectie en/of
  • persisterende ontstekingsverschijnselen.

Belangrijkste symptomen

  • De pijn is niet provoceerbaar of reduceerbaar bij het uit oefenen van functies (bijv. aanspannen van de musculus quadriceps femoris) en het uitvoeren van activiteiten (bijv. lopen, knielen).
  • De zwelling neemt niet af.
  • De knie wordt niet dunner, ondanks bewegen en/of oefenen.

 

Informeren en adviseren

Aan het einde van het screeningsproces wordt de patiënt geïnformeerd over de bevindingen. Indien een of meerdere symptomen afwijken van een bekend patroon, het patroon onbekend is of een afwijkend beloop heeft volgens de individuele therapeut of bij aanwezigheid van rode vlaggen (conclusie: niet-pluis), wordt de patiënt geadviseerd om contact op te nemen met de huisarts. Indien de bevindingen wel pluis zijn, wordt de patiënt geïnformeerd over de mogelijkheid om door te gaan met het diagnostisch proces.

In het kader van de DTF die met ingang van 1 januari 2006 van kracht is, is het screeningsproces aan het methodisch handelen toegevoegd. Screening is een proces dat de fysiotherapeut leidt tot de beslissing of verder fysiotherapeutisch onderzoek zonder tussenkomst van een arts geïndiceerd is. Bij screenen wordt door middel van gerichte vragen, tests of andere diagnostische verrichtingen binnen een beperkte tijd (circa 10 minuten) vastgesteld of er al dan niet sprake is van een binnen het competentiegebied van de individuele fysiotherapeut vallend patroon van tekens en/of symptomen.70

Het screeningsproces bestaat uit de aanmelding, inventarisatie van de hulpvraag, screening op ‘pluis/niet-pluis’ en informeren en adviseren. Omdat patiënten na een meniscectomie veelal zullen worden verwezen, is ook screening in deze richtlijn opgenomen. Bij de andere richtlijnen die zijn gepubliceerd na 1 januari 2006, is de indeling anders (met meer nadruk op screening).

 

Aanmelding

Als een patiënt zich op eigen initiatief meldt na een meniscectomie, is het nodig een aantal medische gegevens te achterhalen zoals: de operatietechniek, de soort meniscectomie, medicatiegebruik, andere pathologie, loophulpmiddelen en eerdere knieoperaties. Dit kan (deels) via de patiënt (bijv. informatie over loophulpmiddelen of eerdere operaties) of via de ontslagbrief uit het ziekenhuis (niet hetzelfde als de verwijsbrief!). Vraag de patiënt deze ontslagbrief mee te nemen.

Als er naar inschatting van de individuele fysiotherapeut onvoldoende of onduidelijke medische gegevens zijn, wordt er in overleg met de patiënt contact gezocht met de huisarts of specialist. In de praktijk blijkt contact vaak noodzakelijk. Uiteraard is contact niet noodzakelijk wanneer een goede ontslagbrief voorhanden is.

 

Inventarisatie hulpvraag

Wat zijn de doelstellingen en verwachtingen van de patiënt?

  • Wat zijn de belangrijkste klachten?
  • Welke activiteiten zijn belangrijk voor de patiënt?

Inventarisatie van de hulpvraag is essentieel voor het afstemmen van het revalidatieproces. Patiënten hebben verschillende en individuele verwachtingen.71 Een atleet van 28 jaar stelt hogere eisen aan het herstel van de knie dan een man van 68 jaar. De doelstellingen van een patiënt na een meniscectomie links, met rechts pre-existent gecombineerde mediale banden kruisbandletsels zullen anders zijn dan die van een even oude patiënt met een blanco voorgeschiedenis. Verder verwachten vrouwen vaker een verbetering in het gangpatroon en mannen een verbetering tijdens sporten; jongere patiënten verwachten dat de knie weer als vanouds zal functioneren naast een verbetering tijdens sporten en oudere patiënten verwachten vaker een vermindering van pijn en een verbetering in het gangpatroon.71

 

Screening pluis/niet-pluis

De fysiotherapeut is bij het screenen alert op patroonherkenning en op de identificatie van eventuele alarmsignalen c.q. rode vlaggen. De patiënt wordt geadviseerd contact op te nemen met de huisarts of specialist indien: het patroon niet bekend is bij de individuele fysiotherapeut (dat zal dus op basis van scholing en ervaring per therapeut verschillen!), een of meerdere symptomen afwijken van een bekend patroon, er een afwijkend beloop is, of als er een of meerdere alarmsignalen aanwezig zijn.

 

Differentiaaldiagnostiek

De specifieke alarmsignalen na een meniscectomie zijn persisterende onbegrepen pijn, (te) lage belastbaarheid van de knie (afwijkend beloop), ontstekingsverschijnselen als gevolg van een infectie en/of persisterende ontstekingsverschijnselen. De belangrijkste symptomen hierbij zijn dat de pijn niet provoceerbaar of reduceerbaar is bij het uitoefenen van functies (bijv. het aanspannen van de musculus quadriceps femoris) en het uitvoeren van activiteiten (bijv. lopen, knielen), dat de zwelling niet afneemt en dat de knie niet dunner wordt, ondanks bewegen en/of oefenen. Voor een uitgebreidere beschrijving van de algemene alarmsignalen zoals koorts, (nachtelijk) transpireren, misselijkheid, (onnatuurlijke) bleekheid, duizeligheid, flauwvallen, verdenking op neurologische klachten, fracturen enzovoort wordt verwezen naar de voor DTF ontwikkelde materialen.72

 

Informeren en adviseren

Aan het einde van het screeningsproces wordt de patiënt geïnformeerd over de bevindingen (patroon en eventuele alarmsignalen) en geadviseerd contact op te nemen met de huisarts indien de conclusie ‘niet-pluis’ is, dat wil zeggen dat het patroon onbekend is voor de individuele fysiotherapeut, een of meerdere symptomen afwijken van een bekend patroon, er een bekend patroon is met een afwijkend beloop of er een of meerdere alarmsignalen aanwezig zijn.

De arts kan alsnog aanvullende diagnostiek verrichten c.q. aanvragen om vervolgens het te voeren beleid te bepalen. Wanneer met aanvullende informatie van de arts een voor de fysiotherapeut voldoende verklaard patroon van symptomen is ontstaan, behoort fysiotherapeutische advisering en/of behandeling tot de mogelijkheden. Indien de bevindingen wel ‘pluis’ zijn (conclusie: bekend patroon), wordt de patiënt hierover geïnformeerd en kan zonder tussenkomst van een arts worden vervolgd met het fysiotherapeutisch diagnostisch proces; de aanvullende anamnese en aanvullend onderzoek.