Meniscectomie [richtlijn]

B.2.2 Bewegingsonderzoek

Uit observatie en door afname/uitvoering van de hieronder genoemde tests c.q. onderzoeken wordt een indruk verkregen van de lokale en algemene belastbaarheid. Deze tests zijn ook bedoeld ter evaluatie van de behandeling.

De volgende tests worden gebruikt:

  • actief bewegingsonderzoek:
    • actieve stabiliteit in stand, op twee benen, op één been, met afnemende knieflexie / naar extensie (gaan staan), met toenemende knieflexie in de richting van het provocerende moment;
    • aandacht voor pijn tijdens belasten, functionele (in)stabiliteit, bewegingsangst en ‘giving way’-klachten tijdens gaan en lopen;
  • mobiliteitsonderzoek: onderzoek van de mobiliteit van het kniegewricht en de patella;
  • observatie van het gangpatroon, eventueel met behulp van de Ganganalyselijst Nijmegen (GALN) met aandacht voor kwaliteit van bewegen: let in het begin vooral op de belastbaarheid bij de beweging van flexie naar extensie (dit komt vooral in de zwaaifase aan het licht) en observeer indien van toepassing het lopen met krukken;


De werkgroep formuleerde de volgende aanbeveling:

(8) Beoordelen van het gangpatroon 
De werkgroep is van mening dat zo snel mogelijk na de operatie het gangpatroon moet worden gecontroleerd met in het begin nadruk op belastbaarheid van de knie in extensie en later op de kwaliteit van het bewegen.

  • bewegingsonderzoek/functieonderzoek op de bank:
    • spierfunctie van de musculus quadriceps femoris (patella optrekken);
    • spierkracht van de bovenbeenspieren (eventueel objectiveren met behulp van dynamometrie, hinkelen/hoptest);
    • pijnvrije bewegingsrange: extensiemogelijkheid, slotverschijnselen, vloeiende beweging (of tandradfenomeen);
  • onderzoek van de mechanische stabiliteit:
    • algemene indruk van de uitvoering van de ‘active straight leg raising’, het gestrekt heffen van het aangedane been, ook ‘extension lag test` genoemd;


De werkgroep formuleerde de volgende aanbeveling:

(9) Stabiliteit/proprioceptie 
De werkgroep is van mening dat proprioceptie en mechanische stabiliteit kunnen worden getest door het ‘staan op één been’ respectievelijk de ‘extension lag test’.

  • bepalen van de kracht en belastbaarheid wanneer geen van bovengenoemde tests een afwijkend resultaat laat zien:
  • eventueel de Squat-test (op één of twee benen).


De werkgroep formuleerde de volgende aanbeveling:

(10) Kracht 
Er zijn aanwijzingen dat een inschatting van de kracht kan worden gemaakt met dynamometrie of met gebruikmaking van de Cybex II, indien de therapeut daar ervaring mee heeft. 

(11) Kracht
De werkgroep is van mening dat een inschatting van kracht kan worden gemaakt door patiënten squats, lunges of hoptests te laten uitvoeren, indien er geen andere mogelijkheden, zoals dynamometrie, voorhanden zijn.


Voor het testen van andere structuren, de voorste en achterste kruisband en de collaterale banden, verwijst de werkgroep naar de diagnostische en evaluatieve klinimetrie zoals opgenomen in de volgende tabel.

Diagnostische en evaluatieve klinimetrie bij de kruisbanden en de collaterale banden.

Gangpatroon

Direct na de operatie is het van belang dat het gangpatroon (al dan niet met behulp van krukken) wordt gecontroleerd. Let in het begin vooral op de belastbaarheid in extensie. Bij de beoordeling van het gangpatroon (met of zonder krukken; zie ook paragraaf C.3.6) dient de fysiotherapeut aandacht te schenken aan de kwaliteit van bewegen; i.e. de dynamiek van het gangpatroon, de mate van bewegingsautomatisme en de mate van belasting van het aangedane been.81,82

Dynamisch gaan onderscheidt zich van statisch gaan (waarbij de gewrichten meer gefixeerd zijn) en van passief gaan (waarbij de stabiliteit voornamelijk wordt verzorgd door het kapsel-bandapparaat). Maak eventueel gebruik van de GALN (zie paragraaf B.3.3). De onder andere van deze lijst afgeleide kenmerken van normaal, dynamisch gaan zijn:81-84

  • stapfrequentie tussen 100-120 stappen per minuut;
  • er vindt een flexiebeweging plaats in de knie aan begin van de standfase;
  • eerste contact is met de hak;
  • er vindt hielheffing plaats voordat het contralaterale been hielcontact heeft (actieve afwikkeling);
  • de romp is boven of voor de heupen/voeten;
  • de armen zwaaien alternerend, ontspannen mee; de bewegingsuitslagen zijn gelijk;
  • de bewegingsuitslagen van alle gewrichten zijn binnen de norm van het normale gaan.

Behalve het beoordelen van de spierfuncties en het gangpatroon is het van belang om te controleren of er beperkingen zijn in activiteiten en op welke wijze de bewegingen worden uitgevoerd. Moffet et al. geven bijvoorbeeld aan dat krachtsvermindering van de knieextensoren (> 25%) van invloed is op de wijze van traplopen en musculaire activiteit.85

 

Op basis van bovenstaande formuleerde de werkgroep de volgende aanbeveling:

(8) Beoordelen van het gangpatroon (niveau 4) 
De werkgroep is van mening dat zo snel mogelijk na de operatie het gangpatroon moet worden gecontroleerd met in het begin nadruk op belastbaarheid van de knie in extensie en later op de kwaliteit van het bewegen.

 

Stabiliteit, proprioceptie

Omdat de stabiliteit van de knie een zeer bepalende factor voor herstel blijkt te zijn, is het van belang om de passieve en voornamelijk de actieve stabiliteit van de knie te controleren. Een meniscus bepaalt voor een deel de stabiliteit van de knie. Als deze geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, is dit van invloed op de passieve stabiliteit. Dit maakt de actieve stabiliteit van het kniegewricht des te belangrijker.

Een aantal onderzoeken maakt het aannemelijk dat de controle van de musculus quadriceps femoris na een meniscectomie snel in functie achteruitgaat.77-80,86 Tevens is geconstateerd dat deze krachts- en coördinatievermindering na één tot drie maanden nog aanwezig kan zijn.77,87 Als de actieve musculaire controle ontoereikend is, heeft dit functieverlies effect op de actieve stabiliteit van de knie en op de kwaliteit van het bewegen. Vaak wordt nog bestaande krachtsvermindering in bepaalde spiergroepen gecompenseerd door het gebruik van andere spieren, zoals de hamstrings en de musculus gastrocnemius.

Betrouwbare en valide testmethoden om een indruk te krijgen van de proprioceptie zijn niet voorhanden. Een indruk van de proprioceptie kan worden verkregen door de patiënt te laten staan op één been met open of gesloten ogen (artromusculaire reactie; knie licht gebogen, geen hyperextensie). Gekeken wordt naar links-rechtsverschillen in houdingsreacties en naar pijn, waarbij vooraf dient te worden ingeschat of deze test (al) geschikt is voor de patiënt. Met deze test worden houdingsreacties (‘postural sway’) en de controle over het statisch evenwicht geëvalueerd om de afferente informatie van perifere, vestibulaire en visuele bijdragen aan de neuromusculaire controle vast te stellen. Tevens is de neuromusculaire controle zelf onderdeel van de test. Deze zorgt, naast de verwerking van de afferente stimuli, voor deze toereikende reactie. Door het sluiten van de ogen vervalt de visuele bijdrage en wordt er meer gevraagd van de sensorische feedback.

Vervolgens wordt vanuit stand op één been een sprong gemaakt waarbij geland wordt op het aangedane been. Controle op het evenwicht op één been na de landing dient door de therapeut te worden beoordeeld. De kwaliteit van deze opvangreactie moet worden beoordeeld door deze te relateren aan die van de niet aangedane zijde.
De ‘extension lag test’ (gestrekt heffen van het aangedane been, soms ook ‘straight leg raising’ genoemd) kan worden gebruikt om de mechanische stabiliteit en de quadricepsfunctie te testen.

 

Op basis van bovenstaande formuleerde de werkgroep de volgende aanbeveling:

(9) Stabiliteit/proprioceptie (niveau 4)
De werkgroep is van mening dat proprioceptie en mechanische stabiliteit kunnen worden getest door het ‘staan op één been’ respectievelijk de ‘extension lag test’.

 

Kracht

Er is een directe relatie gevonden tussen zwelling van de knie en afname van spierkracht van met name de musculus quadriceps femoris (zichtbaar aan de omvang van de musculus vastus medialis).88-90

Spierkracht kan het meest betrouwbaar en valide worden bepaald met behulp van een isokinetisch testapparaat zoals de Cybex II.91Dit testapparaat behoort echter niet tot de standaarduitrusting van een praktijk. Bovendien zijn de meetresultaten moeilijk te vertalen naar het (dis)functioneren van de patiënt. Een goedkoper, draagbaar en relatief eenvoudig alternatief is de isometrische krachtmeting met behulp van de Hand-Held Dynamometer.92 De betrouwbaarheid en validiteit van de test varieert echter per spier(groep), met de ervaring en kracht van de therapeut, met de patiënt(enpopulatie) en met het meten van de al dan niet aangedane zijde.

Fysiotherapeuten met ervaring in het gebruik van de Cybex II of de Hand-Held Dynamometer wordt aangeraden deze apparatuur te gebruiken, maar wel voorzichtig te zijn met het trekken van conclusies op basis van deze meetmethoden, omdat betrouwbaarheid en validiteit wisselend zijn. De werkgroep adviseert fysiotherapeuten zonder ervaring in het werken met krachtmeetapparatuur om patiënten de ‘squat’ of ’lunge’ te laten uitvoeren, en deze te beoordelen. De opbouw van de actieve musculaire controle van de bovenbeenspieren wordt aangehouden tot de kracht minimaal 80 tot 90 procent is hersteld (gemeten ten opzichte van het gezonde been). Het gaat niet alleen om kracht op basis van intramusculaire, maar ook om kracht op basis van intermusculaire coördinatie. Er wordt vanuit gegaan dat minimaal 90 procent krachtsherstel nodig is om verantwoord op topsportniveau terug te keren.

Het is mogelijk dat de patiënt, ten gevolge van een blijvende stoornis van de artromusculaire reacties, zijn oorspronkelijk krachtsniveau van voor de operatie niet terugkrijgt. Bij de opbouw van het krachtsherstel geniet dynamische functionele training de voorkeur boven statische training. Daarnaast is het advies van de werkgroep dat de patiënt (als de belastbaarheid dit toelaat) gaat zwemmen en fietsen.

Voor een uitgebreide beschrijving van het uitvoeren van (andere) functietests voor diverse kniestructuren bij patiënten met artrose verwijst de werkgroep naar de KNGF-richtlijn Artrose heup-knie.

 

Op basis van bovenstaande formuleerde de werkgroep de volgende aanbeveling:

(10) Kracht (niveau 3) 
Er zijn aanwijzingen dat een inschatting van de kracht kan worden gemaakt met dynamometrie of met gebruikmaking van de Cybex II, indien de therapeut daar ervaring mee heeft. 
Kwaliteit van de gevonden artikelen: C (Roebroeck et al., 199892).

(11) Kracht (niveau 4)
De werkgroep is van mening dat een inschatting van kracht kan worden gemaakt door patiënten squats, lunges of hoptests te laten uitvoeren, indien er geen andere mogelijkheden, zoals dynamometrie, voorhanden zijn.

  • 1. Hendriks HJM, Reitsma E, Ettekoven H van. Centrale richtlijnen in de fysiotherapie. Ned Tijdschr Fysiother. 1996;106:2-11.

    2. Hendriks HJM, Ettekoven H van, Reitsma E, Verhoeven ALJ, Wees PhJ van der. Methode voor centrale richtlijnontwikkeling en implementatie in de fysiotherapie. Amersfoort: KNGF/NPi/CBO; 1998.

    3. Hendriks HJM, Ettekoven H van, Wees PhJ van der. Eindverslag van het project Centrale richtlijnen in de fysiotherapie (Deel 1). Achtergronden en evaluatie van het project. Amersfoort: KNGF/NPi/CBO; 1998.

    4. Hendriks HJM, Bekkering GE, Ettekoven H van, Brandsma JW, Wees PhJ van der, Bie RA de. Development and implementation of national practice guidelines: A prospect for continuous quality improvement in physiotherapy. Introduction to the method of guideline development. Physiother. 2000;86:535-47.

    5. CBO. Richtlijnontwikkeling binnen het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, Handleiding voor werkgroepleden. Utrecht: Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO; 2003.

    6. Verkerk K, Veenendaal H van, Burgers JS, Severens H, Hendriks HJM. Checklist considered judgement in evidence based guidelines development. Universiteit Maastricht: Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO; 2004.

    7. Verkerk K, Veenendaal H van, Burgers JS, Severens H, Hendriks HJM. Overige overwegingen in evidence based richtlijnontwikkeling. Universiteit Maastricht: Kwaliteitsinstituur voor de Gezondheidszorg CBO; 2004.

    8. Verkerk K, Veenendaal H van, Burgers JS, Severens H, Hendriks HJM. Considered judgement in evidence based guidelines development. Universiteit Maastricht: Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO; 2004.

    9. Plas CG van der, Dingjan RA, Hamel A, Jonker JC, Postema PhJ, Smorenburg HAAJ, et al. NHG-standaard traumatische knie-problemen. Huisarts Wet 1998;41(6):296-300.

    10. Hendriks HJM, Ettekoven H van, Bekkering T, Verhoeven A. Implementatie van LNGF-richtlijnen. Fysiopraxis. 2000;9:9-13.

    11. Hede A, Jensen DB, Blyme P, Sonne-Holm S. Epidemiology of meniscal lesions in the knee. Acta Orthop Scand 1990;61(5):435-7.

    12. Vierhout PAM. Het meniscusletsel. In: Mourik JB, Patka P, redactie. Letsels van de knie. Epidemiologie, diagnostiek, therapie, revalidatie, preventie. Haren: SCN; 1988. p. 128-34.

    13. Bouter LM, Dongen MCJM van. Epidemiologisch onderzoek. Opzet en interpretatie. 3e druk. 1995.

    14. Paré DM, Schuppers HA, Tetteroo QF, Bots RAA. Partiële meniscectomie per artroscoop bij patiënten boven de 50 jaar. Ned Tijdschr Geneeskd. 1989;133(38):1890-2.

    15. McBride GG, Constine RM, Hofmann AA, Carson RW. Arthroscopic partial medial meniscectomy in the older patient. J Bone Joint Surg. 1984;66-A(4):547-51.

    16. Englund M, Roos EM, Lohmander LS. Impact of type of meniscal tear on radiographic and symptomatic knee osteoarthritis. A sixteen-year follow up of meniscectomy with matched controls. Arthritis Rheum. 2003;48(8):2178.

    17. Menetrey J, Siegrist O, Fritschy D. Medial meniscectomy in patients over the age of fifty: a six year follow-up study. Swiss Surg.2002;8:113-9.

    18. Chatain F, Robinson AHN, Adeleine P, Chambat P, Neyret P. The natural history of the knee following arthroscopic medial meniscectomy. Knee Surg Sports Traumatol Arthroscopy. 2001;9:15-8.

    19. Englund M, Roos EM, Roos H, Lohmander LS. Patient-relevant outcomes fourteen years after meniscectomy: influence of type of meniscal tear and size of resection. Rheumatol. 2001;40:631-9.

    20. Crevoisier X, Munzinger U, Drobny T. Arthroscopic partial meniscectomy in patients over 70 years of age. Arthroscopy. 2001;17(7):732-6.

    21. 21 Del Pizzo W, Fox JM. Result of arthroscopic meniscectomy. Clin Sports Med. 1990;9(3):633-9.

    22. Ferkel RD, Davis R, Friedman MJ, Fox JM, Del Pizzo W, Snyder SJ, et al. Arthroscopic partial medial meniscectomy: An analysis of unsatisfactory results. J Arthroscopic. 1985;1(1):44-52.

    23. Thomson LC, Handoll HHG, Cunningham A, Shaw PC, Herpt G van. Physiotherapist-led programmes and interventions for rehabilitation on anterior cruciate ligament, medial collateral ligament and meniscal injuries of the knee in adults. The Cochrane Library 2002;Issue 2.

    24. Prismant. Ziekenhuisstatistieken Landelijke LMR Registratie Verrichtingen (5804 excisie meniscus). (internetcommunicatie) http://www. prismant.nl/. 2005.

    25. Fairbank TJ. Knee joint changes after meniscectomy. J Bone Joint Surg. 1948;30B(4):664-70.

    26. Goodwin PC, Morrissey MC, Omar RZ, Brown M, Southall K, McAuliffe T. Effectiveness of supervised physical therapy in early period after arthroscopic partial meniscectomy. Phys Ther. 2003;83(6):520- 35.

    27. Goodwin PC, Morrissey MC. Physical Therapy after arthroscopic partial meniscectomy: is it effective? Exerc Sport Sci Reviews. 2003;31(2):85-90.

    28. Howell JR, Handoll HHG. Surgical treatment for meniscal injuries of the knee in adults. In: The Cochrane Library, Issue 2, 2002. Oxford, Update Software.

    29. Roos H, Laurén M, Adalberth T, Roos EM, Jonsson K, Lohmander LS. Knee ostheoarthritis after meniscectomy. Arthritis Rheum. 1998;41(4):687-93.

    30. Allen PR, Denham RA, Swan AV. Late degenerative changes after meniscectomy. J Bone Joint Surg. 1984;66-B(5):666-71.

    31. Hede A, Larsen E, Sandberg H. The long term outcome of open total and partial meniscectomy related to the quantity and site of the meniscus removed. Int Orthopaedics. 1992;16:122-5.

    32. Rockborn P, Gillquist J. Long term results after arthroscopic meniscectomy. Int J Sports Med. 1996;17:608-13.

    33. Zarins B, Boyle J, Harris BA. Knee rehabilitation following arthroscopic meniscectomy. Clin Orthop Related Res. 1985;198:36-42.

    34. Anonymus. SIG-gegevens 1998. SIG, redactie. 1998. unpublished work.

    35. Higuchi H, Kimura M, Shirakura K, Terauchi M, Takagshi K. Factors affecting long-term results after arthroscopic partial meniscectomy. Clin Orthop Related Res. 2000;377:161-8.

    36. Hulet CH, Locker BG, Schiltz D, Texier A, Tallier E, Vielpeau CH. Arthroscopic medial meniscectomy on stable knees, a 12 year follow up. J Bone Joint Surg. 2001;83-B(1):29-31.

    37. Ogilvie-Harris DJ, Bauer M, Corey P. Prostaglandin inhibition and the rate of recovery after arthroscopic meniscectomy. A randomised double-blind prospective study. J Bone Joint Surg. 1985;67(4):567- 71.

    38. Marti RK, Dijk CN van, Haimé PE. Resultaten van meniscectomie op lange termijn. Ned Tijdschr Geneeskd. 1993;137(47):2418-21.

    39. Cleef SPH. Meniscusletsel en therapie. Deel 1: De meniscus en meniscectomie. Geneeskunde en Sport. 1997;30(1):10-7.

    40. Keizer G de. Fysiologie en pathofysiologie van het kniegewricht. In: Mourik JB, Patka P, redactie. Letsels van de knie. Epidemiologie, diagnostiek, therapie, revalidatie, preventie. Haren: SCN; 1988. p. 26- 40.

    41. WHO-FIC Collaborating Centre. Internationale Classificatie van het menselijk Functioneren (ICF). Bilthoven: RIVM; 2002.

    42. Goodyear-Smith F, Arroll B. Rehabilitation after arthroscopic meniscectomy: a critical review of the clinical trials. Int Orthopaedics. 2001;24:350-3.

    43. Gillquist J, Messner K. Anterior cruciate ligament reconstruction and the long term incidence of gonarthrosis. Sport Med. 1999;27(3):143- 56.

    44. Jones RE, Smith EC, Reisch JS. Effects of medial meniscectomy in patients older than forty years. J Bone Joint Surg. 1978;60-A(6):783- 6.

    45. Hamberg P, Gillquist J, Lysholm J, Oberg B. The effect of diagnostic and operative arthroscopy and open meniscectomy on muscle strength in the thigh. Am J Sports Med. 1983;11(5):289-92.

    46. Wroble RR, Henderson RC, Campion ER, El-Khoury GY, Albright JP. Meniscectomy in children and adolescents. Clin Orthop Related Res. 1992;279(June):180-9.

    47. Bolano LE, Grana WA. Isolated radiographic evaluation at five years. Am J Sports Med. 1993;21(3):432-7.

    48. Maletius W, Messner K. The effect of partial meniscectomy on the long-term prognosis of knees with localized, severe chondral damage. Am J Sports Med. 1996;24(3):258-62.

    49. Cleef SPH. Meniscusletsel en therapie. Deel 2: Meniscus-reconstructie en meniscustransplantatie. Geneeskunde en Sport. 1997;30(2):56-63.

    50. Hoser C, Fink C, Brown C, Reichkendler M, Hackl W, Bartlett J. Long-term results of arthroscopic partial lateral meniscectomy in knees without associated damage. J Bone Joint Surg. 2001;83- B(4):513-6.

    51. Englund M, Lohmander LS. Risk factors for symptomatic knee osteoarthritis fifteen to twenty-two years after meniscectomy. Arthritis Rheum. 2004;50(9):2811-9.

    52. Hede A, Larsen E, Sandberg H. Partial versus total meniscectomy. J Bone Joint Surg. 1992;74-B(1):118-21.

    53. Paradowski PT, Englund M, Roos EM, Lohmander LS. Similar group mean scores, but large individual variations, in patient relevant outcomes over 2 years in meniscectomized subjects with and without radiographic knee osteoarthritis. Health Qual Life Outcomes. 2004;2:38.

    54. Rangger Ch, Klestill Th, Gloetzer W, Kemmler G, Benedetto KP. Osteoarthritis after arthroscopic partial meniscectomy. Am J Sports Med. 1995;23(2):240-4.

    55. Vogels EMHM, Hendriks HJM, Baar ME van, Dekker J, Hopman-Rock M, Oostendorp RAB, et al. KNGF-richtlijn Artrose heup-knie. Ned Tijdschr Fysiother. 2001;111;3 (suppl):1-34.

    56. Katz JN, Harris TM, Larson MG, Krushell RJ, Brown CH, Fossel AH, et al. Predictors of functional outcomes after arthroscopic partial meniscectomy. J Rheumatol. 1992;19(12):1938-42.

    57. Breederveld RS. Preventie van knieletsels. In: Mourik JB, Patka P, redactie. Letsels van de knie. Epidemiologie, diagnostiek, therapie, revalidatie, preventie. Haren: SCN; 1988. p. 284-90.

    58. Moffet H, Richards CL, Malouin F, Bravo G. Factors predicting knee function in patients with meniscal lesions. J Electromyog Kinesiol. 1994;4(4):205-17.

    59. Burks RT, Metcalf MH, Metcalf RW. Fifteen-year follow-up of arthroscopic partial meniscectomy. Arthroscopy. 1997;13:673-9.

    60. Roos EM, Roos H, Ryd L, Lohmander LS. Substantial disability 3 months after arthroscopic partial meniscectomy: A prospective study of patient-relevant outcomes. J Arthroscopic Rel Surg. 2000;16(6):619-26.

    61. Boszotta H, Helperstorfer W, Kolndorfer G, Prunner K, Ohrenberger G. Long-term results of arthroscopic meniscectomy. Aktuelle Traumatol. 1994;24:30-4.

    62. Barret GR, Treacy SH, Ruff CG. The effect of partial lateral meniscectomy in patients > or = 60 years old. Orthopedics. 1998;21:251-7.

    63. Osti L, Liu SH, Raskin A, Merlo F, Bocchi L. Partial lateral meniscectomy in athletes. Arthroscopy. 1994;10(4):424-30.

    64. Jaureguito JW, Elliot JS, Lietner T, Dixon LB, Reider B. The effects of arthroscopic partial lateral meniscectomy in an otherwise normal knee: retrospective review of fucntional, clinical and radiolographic results. Arthroscopy. 1995;11:29-36.

    65. Scheller G, Sobau C, Bülow J. Arthroscopic partial lateral meniscectomy in an otherwise normal knee: clinical, functional and radiographic results of a long term follow up study. Arthroscopy. 2001;17(9):946-52.

    66. Hendriks EJ, Kerssens JJ, Nelson RM, Oostendorp RAB, Zee J van der. One-time physical therapist consultation in primary health care. Phys Ther. 2003 Oct;83(10):918-31.

    67. Hendriks HJM, Kerssens JJ, Heerkens YF, Elvers JWH, Dekker J, Zee J van der, et al. Referral patterns and utilization of physiotherapy services following a one-time physiotherapist consultation in general practice. Physiotherapy Theory and Practice. 2003;19(1):5-21.

    68. Newman AP, Anderson DR, Daniels AU, Dales MC. Mechanics of the healed meniscus in a canine model. Am J Sports Med. 1989;17(2):164-75.

    69. Levy IM, Torzilli PA, Gould JD, Warren RF. The effect of lateral meniscectomy on motion of the knee. J Bone Joint Surg. 1989;71- A(3):401-6.

    70. KNGF. Zorgverleningsproces bij Directe Toegankelijkheid Fysiotherapie (kaart). Amersfoort: KNGF; 2005.

    71. Mancuso CA, Sculco TP, Wickiewicz TL, Jones EC, Robbins L, Warren RF, et al. Patients’ expectations of knee surgery. J Bone Joint Surg Inc. 2001;83A(7):1005-9.

    72. KNGF. Dossier: Directe Toegang / DTF. https://www fysionet nl/index html?dossiers=1&dossier_id=111 2006 February 1Available from: URL: ttps://www.fysionet.nl/index.html?dossiers=1&dossier_id=111

    73. O’Brien SJ, Ngeow J, Gibney MA, Warren RF, Fealy S. Reflex sympathetic dystrophy of the knee. Am J Sports Med. 1995;23(6):655-9.

    74. Cameron LD, Leventhal H. The self-regulation of health and illness behaviour. London: Routledge; 2003.

    75. Ogden J. Health Psychology: a textbook. Buckingham-Philadelphia: Open University Press; 2000.

    76. Clark NC. Functional performance testing following knee ligament injury. Phys Ther Sport. 2001 May;2(2):91-105.

    77. Durand A, Richards CL, Malouin F. Strenght recovery and muscle activation of the knee extensor and flexor muscles after arthroscopic meniscectomy. Clin Orthop Related Res. 2001;262(January):210-26.

    78. Krebs DE. Clinical electromyographic feedback following meniscectomy. Phys Ther. 1981;61(7):1017-21.

    79. Stokes M, Young A. The contribution of reflex inhibition to arthrogenous muscle weakness. Clin Scien. 1984;67:7-14.

    80. Sherman WM, Plyley MJ, Pearson DR, Habansky AJ, Vogelgesang DA, Costill DL. Isokinetic rehabilitation after meniscectomy: A comparison of two methods of training. Physician Sportmed. 1983;11(4):121-33.

    81. Gage JR. Surgical treatment of knee dysfunction in cerebral palsy. Clin Orthop Relat Res. 1990 Apr;(253):45-54.

    82. Novacheck TF. Walking, running, and sprinting: a three-dimensional analysis of kinematics and kinetics. Instr Course Lect. 1995;44:497- 506.

    83. Brunnekreef JJ. Betrouwbaarheid van de Ganganalyselijst Nijmegen. Jaarcongres Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie, Den Haag, 2005. unpublished work

    84. Moorsel SR van. Implementatie van de Ganganalyselijst Nijmegen. 2002.

    85. Moffet H, Richards CL, Malouin F, Bravo G. Impact of knee extensor strength deficits on stair ascent performance in patients after medial meniscectomy. Scand J Rehab Med. 1993;25:63-71.

    86. Engel A, Petschnig R, Baron R, Ammer K. Einfluß der menisektomie auf die kraft des M. quadriceps femoris nach mehr als drei jahren. Wiener Klinische Wochenschrift. 1990;102:663-6.

    87. Matthews P, St Pierre DMM. Recovery of muscle strength following arthroscopic meniscectomy JOSPT 1996;23(1):18-26.

    88. Torry MR, Decker MJ, Viola RW, O’Connor DD, Steadman JR. Intra-articular knee joint effusion induces guadriceps avoidance gait patterns. Clin Biomech. 2000;15(3):147-59.

    89. Palmieri RM, Tom JA, Edwards JE, Weltman A, Saliba EN, Mistry DJ, et al. Arthrogenic muscle response induced by an experimental knee joint effusion is mediated by pre- and post-synaptic spinal mechanisms. J Electromyogr Kinesiol.2004 Dec;14(6):631-40.

    90. Hopkins JT, Ingersoll CD, Krause BA, Edwards JE, Cordova ML. Effect of knee joint effusion on quadriceps and soleus motoneuron pool excitability. Med Sci Sports Exerc. 2001; Jan;33(1):123-6.

    91. Philips N, Benjamin M, Everett T, Deursen RWM. Outcome and progression measures in rehabilitation following anterior cruciate ligament injury. Phys Ther Sport. 2000;1:106-18.

    92. Roebroeck ME, Harlaar J, Lankhorst GJ. Reliability assessment of isometric knee extension measurements with a computer-assisted hand-held dynamometer. Arch Phys Med Rehabil. 1998;79:442-8.

    93. Cieza A, Geyh S, Chatterji S, Konstanjsek N, Üstün B, Stucki G. ICF linking rules: an update based on lessons learned. J Rehab Med. 2005 Apr 1;37:212-8.

    94. Scholten RJPM, Devillé WLJM, Opstelten W, Bijl D, Plas CG van der, Bouter LM. The accuracy of physical diagnostic tests for assessing meniscal lesions of the knee. J Fam Pract. 2001;50(11):938-43.

    95. Jerosch J, Riemer S. Wie gut sind klinische Untersuchungsverfahren zur Diagnostik von Meniskusläsionen? Sportverl Sportschad. 2004;18:59-67.

    96. Waterfield J, Sim J. Clinical assessment of pain by the visual analoge scale. Brit J Ther Rehabil. 1996;3:94-8.

    97. Carlsson AM. Assessment of chronic pain. I. Aspects of the reliability and validity of the visual analogue scale. Pain. 1983;16(1):87-101.

    98. Huskisson EC. Measurement of pain. Lancet. 1974;2(7889):1127-31.

    99. Hendriks EJM, Scholten-Peeters GGM, Windt DAWN van der, Neeleman- van der Steen CWM, Oostendorp RAB, Verhagen AP. Prognostic factors for poor recovery in acute whiplash patients. Pain. 2005;114:408-16.

    100. Miller MD, Ferris DG. Measurement of subjective phenomena in primary care research: the visual analogue scale. Fam Pract Res. J 1993;13:15-24.

    101. Wewers ME, Lowe NK. A critical review of Visual Analoge Scales in the measurement of clinical phenomena. Res Nurs Health. 1990;13:15-24.

    102. Jongert MWA, Hendriks HJM, van Hoek J, Klaasboer-Kogelman K, Robeer GG, Simens B, et al. KNGF-richtlijn Claudicatio Intermittens. Ned Tijdschr Fysiother. 2003;6(suppl):1-58.

    103. Keus SHJ, Hendriks HJM, Bloem BR, Bredero-Cohen AB, Goede CJT de, Haaren M van, et al. KNGF-richtlijn Ziekte van Parkinson. Ned Tijdschr Fysiother. 2004;114;3 (Suppl.): 1-88.

    104. Vogels EMHM, Bertram RJJ, Graus JJJ, Hendriks HJM, Hulst R van, Hulzebos HJ, et al. KNGF-richtlijn Hartrevalidatie. Ned Tijdschr Fysiother. 2001;111;3 (Suppl.):1-54.

    105. Hooper DM, Morrissey MC, Drechsler WI, McDermott M, McAuliffe TB. Validation of the Hughston Clinic subjective knee questionnaire using gait analysis. Med Sci Sport Exerc. 2001;33(9):1456-62.

    106. Höher J, Münster A, Klein J, Eypasch E, Tiling T. Validation and application of a subjective knee questionnaire. Knee Surg Sports Traumatol Arthroscopy. 1995;3:26-33.

    107. Lysholm J, Gillquist J. Evaluation of knee ligament surgery results with special emphasis on the use of a scoring scale. Am J Sports Med. 1982;10:150-4.

    108. Strik G, Aufdemkampe G, Neeb TB, Mastenbroek ML. Betrouwbaarheid van Nederlandstalige vragenlijsten bij knieklachten op basis van een voorste-kruisbandlaesie. Ned Tijdschr Fysiother. 1998;108(1):15-20.

    109. Kocher MS, Steadman JR, Briggs KK, Sterett WI, Hawkins RJ. Reliability, validity and responsiveness of the Lysholm Knee Scal for various chondral disorders of the knee. J Bone Joint Surg. 2004;86A(6):1139-45.

    110. Brunnekreef JJ, Uden CJv, Moorsel MS van, Kooloos JG. Reliability of videotaped observational gait analysis in patients with orthopedic impairments. BMC Musculoskelet Disord. 2005;17:1-9.

    111. Tegner Y, Lysholm J. Rating systems in the evaluation of knee ligament injuries. Clin Orthop. 1985;198:43-9.

    112. Dakin A. Management of anterior cruciate ligament deficient patient. Physiother. 2000;86(7):357-60.

    113. Wülker N, Kohn D, Siebert WE, Wirth CJ. Die bedeutung des Aktivitäts-Scores bei der Bewertung von Kniebandrekonstruktionen. Sportverl Sportschad. 1992;5:130-4.

    114. Vervest AMJS, Maurer CAJ, Schambergen TGR, Bie RA de, Bulstra SK. Effectiviness of physiotherapy after meniscectomy. Knee Surg Sports Traumatol Arthroscopy. 1999;7:360-4.

    115. Shelbourne KD, Patel DV, Adsit WS, Porter DA. Rehabilitation after meniscal repair. Clin Sports Med. 1996;15(3):595-612.

    116. Neeb TB, Aufdemkampe G, Wagener JHD, Mastenbroek ML. Assessing anterior cruciate ligament injuries: the association and differential value of questionnaires, clinical tests and functional tests. JOSPT. 1997 Dec;26(6):324-31.

    117. Noyes FR, Mooar LA, Barber SD. The assessment of work-related activities and limitations in knee disorders. Am J Sports Med. 1991;19:178-88.

    118. Noyes FR, Barber SD, Mooar LA. A rationale for assessing sports activity levels and limitations in knee disorders. Clin Orthop. 1988;246:238-49.

    119. Seymour N. The effectiveness of physiotherapy after medial meniscectomy. Br J Surg. 1969;56(7):518-20.

    120. Moffet H, Richards CL, Malouin F, Bravo G, Paradis G. Early and intensive physiotherapy accelerates recovery postarthroscopic meniscectomy: Results of a randomized controlled study. Arch Phys Med Rehabil. 1994;75(4):415-26.

    121. Forster DP, Frost CE. Cost-effectiveness study of outpatient physiotherapy after medial meniscectomy. Br Med J. 1982;284(6314):485- 7.

    122. Jokl P, Stull PA, Lynch K, Vaughan V. Independent home versus supervised rehabilitation following arthroscopic knee surgery, A prospective randomized trial. Arthroscopy. 1989;5(4):298-305.

    123. Felicetti G, Maini M, Zelashi F. Long and mid-term assessment of the evolution of muscular strength and power, after meniscectomy. J Sports med Phys Fitness. 1988;28(4):381-6.

    124. Guimin F, Wanpu Z, Baohui Z. Application of EMG miofeedback in functional recovery of quadriceps femoris muscle following meniscectomy. Chinese J Rehab Med. 1995;10(3):121-2.

    125. Ross MJ, Berger RS. Effects of stress inoculation training on athletes’ postsurgical pain and rehabilitation after orthopedic injury. Consulting and Clinical Psychology. 1996;64(2):406-10.

    126. Birch N, Sly C, Brooks S, Powless DP. Anti-inflammatory drug therapy after arthroscopy of the knee. A prospective, randomised, controlled trial of diclofenac or physiotherapy. J Bone Joint Surg. 1993;75(4):650-2.

    127. St Pierre DMM, Laforest S, Paradis S, Leroux M, Charron J, Racette D, et al. Isokinetic rehabilitation after arthroscopic meniscectomy. Eur J Appl Physiol. 1992;64:437-43.

    128. Williams RA, Morrissey MC, Brewster CE. The effect of electrical stimulation on quadriceps strength and thigh circumference in meniscectomy patients. JOSPT. 1986;8(3):143-6.

    129. Jensen JE, Conn RR, Hazelrigg G, Hewett JE. The use of transcutaneous neural stimulation and isokinetic testing in arthroscopic knee surgery. Am J Sports Med. 1985;13(1):27-33.

    130. Nash CE, Mickan SM, Del Mar CB, Glasziou PP. Resting injured limbs delays recovery: a systematic review. J Fam Pract. 2004;53(9):706-12.

    131. Kizilkaya M, Yildirim OS, Dogan N, Kursad H, Okur A. Analgesics effects of intraarticular sufentanil and sufentanil plus methylprednisolone after arthroscopic knee surgery. Anest Analg. 2004;98:1062-5.

    132. Bleakley C, McDonough S, MacAuley D. The use of ice in the treatment of acute soft-tissue injury: a systematic review of randomized controlled trials. Am J Sports Med. 2004;32;1 (Jan-Feb):251-61.

    133. Lessard LA, Scudds RA, Amendola A, Vaz MD. The efficacy of cryotherapy following arthroscopic knee surgery. JOSPT. 1997;26(1):14-22.

    134. Cohn BT, Draeger RI, Jackson DW. The effects of cold therapy in the postoperative management of pain in patients undergoing anterior cruciate ligament reconstruction. Am J Sports Med. 1989;17:344-8.

    135. Daniel DM, Hansell JR, Schumacher HR. The effect of cold therapy on pain, swelling, and range of motionafter anterior cruciate ligament reconstructive surgery. Arthroscopy. 1994;10(5):530-3.

    136. Whitelaw GP, DeMuth KA, Demos HA, Schepsis A, Jacques E. The use of the cryo/cuff versus ice and elastic wrap in the postoperative care of knee arthroscopy patients. Am J Knee Surg. 1995;8(1):28-31.

    137. Oosterveld FGJ, Rasker JJ, Jacobs JWG, Overmars HJA. The effect of local heat and cold therapy on the intraarticular and skin surface temperature of the knee. Arthritis Rheum. 1992;35(2):146-51.

    138. Hurkmans HL. Partial Weight Bearing. Long term monitoring of load in patients with a total hip arthroplasty during postoperative recovery proefschrift. Rotterdam: Erasmus Universiteit, 2005.

    139. Jarit JJ, Mohr KJ, Waller R, Glousman RE. The effects of home interferential therapy on post-operative pain, edema, and range of motion of the knee. Clin J Sports Med. 2003;13:16-20.

    140. Finger S, Paulos LE. Clinical and biomechanical evaluation of the unloading brace. J Knee Surg. 2002;15(3):155-9.

    141. Heerkens YF, Lakerveld-Heyl K, Hendriks HJM, Verhoeven ALJ. KNGF-richtlijn voor de Fysiotherapeutische Verslaglegging. Ned Tijdschr Fysiother. 2003;suppl:1-42.

    142. NPi, KNGF, LHV, VBC, NVOM, redactie. Implementatie Handreikingen voor de samenwerking van huisarts en fysiotherapeut, oefentherapeut Cesar en oefentherapeut-Mensendieck (HOF) kaart. Amersfoort: Nederlands Paramedisch Instituut; 1999. http://www.paramedisch.org.