Zwangerschapsgerelateerde bekkenpijn [richtlijn]

C.1.1 Fysiotherapie tijdens de zwangerschap

Tijdens de zwangerschap

Zowel vroeg als laat in de zwangerschap zal de fysiotherapeutische doelstelling zich richten op het geven van voorlichting over ZGBP en daarnaast het stimuleren van actief gedrag. Vroeg in de zwangerschap, indien er sprake is van toenemende pijn, kan de fysiotherapeutische doelstelling uitgebreid worden met oefentherapie gericht op het verhogen van de belastbaarheid van de patiënte.

In de vroege fase van de zwangerschap kan met een beperkt aantal zittingen worden volstaan, waarin de fysiotherapeut informatie geeft over de aandoening. ‘Bedrust/inactiviteit’ wordt niet zinvol geacht. Het is belangrijk dat de patiënte weer vertrouwen krijgt in het uitvoeren van voor haar belangrijke activiteiten. Het optimaliseren van de belastbaarheid van de patiënte kan ondersteund worden door het toepassen van actieve oefentherapie, waarbij nadruk ligt op het trainen van stabiliteit en coördinatie en het behoud van functies.

Na deze zitting(en) worden in principe geen controle- of behandelafspraken voor de periode na de bevalling gemaakt.

Laat in de zwangerschap kan met een beperkt aantal zittingen worden volstaan waarin de fysiotherapeut informatie geeft over de aandoening. Ook in deze periode wordt ‘bedrust/inactiviteit’ niet zinvol geacht. Er kan eventueel aandacht gegeven worden aan informatie over de bevalling en aan voorbereidende oefeningen voor de bevalling en/of verwezen worden naar de reguliere zwangerschapsbegeleiding hiervoor.

 

Informeren en adviseren

De fysiotherapeut legt uit dat het beloop van de klachten bij de meeste vrouwen gunstig is. Veel vrouwen herstellen goed van hun klachten in de eerste weken na de bevalling. De fysiotherapeut bespreekt de relatie tussen belasting en belastbaarheid en het belang van een actieve leefstijl. Gedoseerde bewegingen en activiteiten zijn niet schadelijk voor het bekken en de lage rug. Alle bewegingen en activiteiten die qua zwaarte in overeenstemming zijn met het stadium van de zwangerschap kunnen in principe worden uitgevoerd.

Er zijn geen specifieke activiteiten of bewegingen die vermeden moeten worden of op een bepaalde (andere) wijze moeten worden uitgevoerd. De fysiotherapeut legt uit dat pijn in het bekken en/of de lage rug niet schadelijk is en dat toename van pijn ook niet samengaat met beschadiging van structuren. Het is van belang dat de patiënte leert dat ze na de bevalling haar activiteiten gedoseerd gaat verhogen.

De fysiotherapeut en patiënte analyseren samen mogelijke problemen bij de uitvoering van activiteiten en zoeken hiervoor naar oplossingen, waarbij ook gekeken wordt naar de juiste houding bij de uitvoering van een beweging. Informeren is een interactief proces. De fysiotherapeut evalueert of de patiënte de informatie begrijpt en hiermee in de eigen omgeving en tijdens eigen activiteiten zinvol kan omgaan. Het is van groot belang dat de fysiotherapeut zich op de hoogte stelt van welke informatie de patiënte al heeft verkregen en hoe ze hiermee omgaat. Ook kunnen adviezen betreffende babyverzorging en tillen van kinderen nuttig zijn.


 

De werkgroep formuleerde de volgende aanbevelingen:

(5) Evidentie oefentherapeutische behandeling tijdens de zwangerschap 
Het is aannemelijk dat oefentherapie tijdens de zwangerschap niet effectief is. 

Er zijn aanwijzingen dat wateraerobics het ziekteverzuim tijdens de zwangerschap kan terugdringen

De Cochrane review concludeerde dat van de RCT’s die tijdens de zwangerschap werden uitgevoerd, alleen de studie van Elden et al. beschikte over adequate methodologische kwaliteit (). De andere studies vertoonden een groot aantal tekortkomingen of onduidelijkheden op het gebied van vooral inclusiecriteria, randomisatie- en toewijzingsprocedure en blindering, en methodologische kwaliteit van de uitkomstmaten. Dit heeft waarschijnlijk invloed op de uitkomsten van de studies. De studie van Granath et al. is in tabel 5 opgenomen, hoewel de deelneemsters aan deze studie gezonde zwangere vrouwen waren. De controlegroep kreeg een oefenprogramma aangeboden op het ‘droge’; de experimentele groep een wateraerobicsprogramma. De uitkomstmaat was, naast het ziekteverzuim tijdens de zwangerschap, het al dan niet ontwikkelen van ZGBP. De periode waarbinnen de interventie en de metingen plaatvonden (tijdens de zwangerschap of na de bevalling) hebben waarschijnlijk ook de resultaten beïnvloed.

Eén studie voerde een interventie uit tijdens de zwangerschap (start behandelsessies in week 15 tot 33); de laatste follow-upmeting vond echter plaats in de eerste week na de bevalling. Er is een redelijke kans dat de zeer goede prognose van ZGBP in de eerste weken na de bevalling de resultaten hebben beïnvloed. De omvang van de studiepopulatie varieerde van 60 tot 569 deelnemers.

Twee studies hadden een erg kleine studiepopulatie en hierdoor waarschijnlijk onvoldoende power om klinisch relevante verschillen te kunnen vaststellen. Het heterogene karakter van de studies met betrekking tot deelnemers, uitkomstmaten, timing van de metingen en interventies maakt het moeilijk om de resultaten onderling te vergelijken.

De meeste interventies waren niet gebaseerd op een duidelijke theoretische grondslag. Positieve resultaten ten aanzien van een fysiotherapeutische interventie tijdens de zwangerschap werden niet gerapporteerd. Wel lijkt acupunctuur tijdens de zwangerschap effectiever dan fysiotherapie, maar het is onduidelijk of dit beïnvloed werd door het feit dat acupunctuur individueel gegeven werd en de fysiotherapie in groepsverband. Wateraerobics tijdens de zwangerschap lijkt het ziekteverzuim tijdens de zwangerschap terug te dringen.

 

Op basis van bovenstaande formuleerde de werkgroep de volgende aanbeveling:

(5) Evidentie oefentherapeutische behandeling tijdens de zwangerschap (niveau 2 en 3)
Het is aannemelijk dat oefentherapie tijdens de zwangerschap niet effectief is (niveau 2). 
Kwaliteit van de gevonden artikelen: A2 (Kihlstand et al., 1999 en Elden et al., 2005, 2008) en B (Wedenberg et al., 2000; Kvorning et al., 2004; Nillson-Wikmar et al., 2005 en Haugland et al., 2006).

Er zijn aanwijzingen dat wateraerobics het ziekteverzuim tijdens de zwangerschap kan terugdringen (niveau 3). 
Kwaliteit van het gevonden artikel: A2 (Granath et al., 2006).