Zwangerschapsgerelateerde bekkenpijn [richtlijn]

A.8.2 Directe Toegankelijkheid Fysiotherapie

In het kader van de directe toegankelijkheid tot de fysiotherapie die sinds 1 januari 2006 wettelijk mogelijk is, is het screeningsproces aan het fysiotherapeutisch methodisch handelen toegevoegd. Het screeningsproces bestaat uit vier onderdelen: aanmelding, inventarisatie van de hulpvraag, screening op pluis/niet-pluis en informeren en adviseren over de resultaten van het screeningsproces.

Bij het screenen wordt door middel van gerichte vragen, het afnemen van tests of door het verrichten van andere diagnostische verrichtingen binnen een beperkte tijd vastgesteld of er al dat niet sprake is van een binnen het competentiegebied van de individuele fysiotherapeut vallend patroon van tekens en symptomen.

 

Aanmelding

Indien de patiënte op eigen initiatief komt (zonder verwijzing, directe toegankelijkheid), heeft de fysiotherapeut gegevens nodig over eventuele complicaties tijdens het beloop van de zwangerschap, andere pathologie, eventuele complicaties tijdens de bevalling en het kraambed. Dit kan (deels) via de patiënte gebeuren.

Indien de medische gegevens niet voldoende zijn of onvoldoende duidelijk, is het de verantwoordelijkheid van de individuele fysiotherapeut om, met toestemming van de patiënte, contact op te nemen met de verloskundige, huisarts of gynaecoloog om aanvullende informatie in te winnen.

 

Inventarisatie hulpvraag

Bij de inventarisatie van de hulpvraag van de patiënte is het van belang de belangrijkste klachten te achterhalen, het beloop van die klachten en de doelstelling voor de behandeling.

 

Screening pluis/niet-pluis

Op basis van leeftijd, aantal doorgemaakte zwangerschappen en bevallingen, incidentie en prevalentie en de gegevens over de ontstaanswijze, symptomen en verschijnselen moet de fysiotherapeut kunnen inschatten of symptomen en verschijnselen ‘pluis’ of ‘niet-pluis’ zijn, om te kunnen besluiten of verder fysiotherapeutisch onderzoek is geïndiceerd zonder verdere tussenkomst van een arts of verloskundige. Bij de screening is de fysiotherapeut alert op patroonherkenning en op het identificeren van eventuele aanwezige rode vlaggen (alarmsignalen).

 

Rode vlaggen tijdens de zwangerschap

  • Persisterende onbegrepen pijn in het gebied van bekken en lage rug.
  • Probleem elders in het lichaam; buik, organen kleine bekken.
  • Uitstralende pijn in een of beide benen die verder reikt dan de knie.
  • Toenemende of ernstige motorische uitval.
  • Toenemende of ernstige sensibele uitval.
  • Algemene malaise.
  • Historie van maligniteit of trauma.

Belangrijkste symptomen

  • De pijn is niet provoceerbaar of reduceerbaar bij het uitoefenenvan functies of het uitvoeren van activiteiten.
  • De pijn in de benen overheerst die in bekken en lage rug.
  • Toenemend krachtverlies in een of beide benen die te objectiveren is.
  • Veranderde sensibiliteit in de benen of rijbroekanesthesie.
  • Gevoel van ziek-zijn, eventueel met koorts.

Rode vlaggen na de bevalling

  • Persisterende onbegrepen pijn in het gebied van bekken en lage rug.
  • Probleem elders in het lichaam; buik, organen kleine bekken.
  • Uitstralende pijn in een of beide onderbenen die verder reikt dan de knie.
  • De pijn in de benen overheerst die in bekken en lage rug.
  • Toenemende of ernstige motorische uitval.
  • Toenemende of ernstige sensibele uitval.
  • Algemene malaise.
  • Historie van maligniteit of trauma.

Belangrijkste symptomen

  • De pijn is niet provoceerbaar of reduceerbaar bij het uitoefenen van functies of het uitvoeren van activiteiten.
  • Toenemend krachtverlies in een of beide benen die te objectiveren is.
  • Veranderde sensibiliteit in de benen of rijbroekanesthesie.
  • Gevoel van ziek-zijn, eventueel met koorts.
  • Zwaar gevoel in onderbuik en bekkenbodem; problemen met ophouden van urine en ontlasting.
  • Gynaecologische klachten.
  • Onverklaard gewichtsverlies.

 

Informeren en adviseren

Aan het einde van het screeningsproces wordt de patiënte geïnformeerd over de bevindingen.

Indien een of meerdere symptomen afwijken van een bekend patroon, het patroon onbekend is of een afwijkend beloop heeft volgens de individuele fysiotherapeut, of bij de aanwezigheid van rode vlaggen (conclusie: rode vlaggen), wordt de patiënte geadviseerd om contact op te nemen met de huisarts of verloskundige.

Indien de bevindingen wel ‘pluis’ zijn wordt de patiënte geïnformeerd over de mogelijkheid om door te gaan met het diagnostisch proces.

In het kader van de DTF die met ingang van 1 januari 2006 van kracht is, is het screeningsproces aan het methodisch handelen toegevoegd. Screening is een proces dat de fysiotherapeut leidt tot de beslissing of verder fysiotherapeutisch onderzoek zonder tussenkomst van de arts geïndiceerd is.

Bij screenen wordt door middel van gerichte vragen, tests of andere diagnostische verrichtingen binnen een beperkte tijd (circa 10 minuten) vastgesteld of er al dan niet sprake is van een binnen het competentiegebied van de individuele fysiotherapeut vallend patroon van tekens en/of symptomen. Het screeningsproces bestaat uit de aanmelding, inventarisatie van de hulpvraag, screening op ‘pluis/niet-pluis` en informeren en adviseren.

 

Aanmelding

Als een patiënte zich op eigen initiatief meldt tijdens de zwangerschap of na de bevalling en er naar de inschatting van de individuele fysiotherapeut onvoldoende of onduidelijke medische gegevens zijn, wordt er in overleg met de patiënte contact gezocht met de verloskundige, huisarts of specialist. Het is niet aannemelijk dat veel patiënten zich op eigen initiatief melden tijdens de zwangerschap tot en met een periode van 6 weken na de bevalling. In die periode zijn patiënten onder controle bij de verloskundige of gynaecoloog; zwangerschapsgerelateerde klachten als ZGBP zullen waarschijnlijk in eerste instantie aan bod komen tijdens een controlebezoek aan de verloskundige of gynaecoloog.

 

Inventarisatie hulpvraag

  • Wat zijn de doelstellingen en verwachtingen van de patiënte?
  • Wat zijn de belangrijkste klachten?
  • Welke activiteiten zijn belangrijk voor de patiënte?

Inventarisatie van de individuele hulpvraag is essentieel voor het afstemmen van het behandelproces op de verwachtingen van de patiënte.

 

Screening pluis/niet-pluis

De fysiotherapeut is bij het screenen alert op patroonherkenning en op de identificatie van eventuele alarmsignalen ofwel rode vlaggen. De patiënte wordt geadviseerd contact op te nemen met de huisarts, verloskundige of gynaecoloog indien: het patroon niet bekend is bij de individuele fysiotherapeut (dat zal, op basis van scholing en ervaring, per therapeut verschillen), een of meerdere symptomen afwijken van een bekend patroon, er een afwijkend beloop is, of als er meerdere alarmsignalen aanwezig zijn. Voor een uitgebreide beschrijving van de algemene alarmsignalen zoals koorts, (nachtelijk) transpireren, misselijkheid, (onnatuurlijke) bleekheid, duizeligheid, flauwvallen, verdenking op neurologische klachten, fracturen enzovoort wordt verwezen naar de voor DTF ontwikkelde richtlijnen.

 

Informeren en adviseren

Aan het eind van het screeningsproces wordt de patiënte geïnformeerd over de bevindingen (patroon en eventuele alarmsignalen) en indien nodig geadviseerd contact op te nemen met huisarts en/ of verloskundige en gynaecoloog. Indien de conclusie ‘niet-pluis’ is, dat wil zeggen dat het patroon onbekend is voor de individuele fysiotherapeut, een of meerdere symptomen afwijken van een bekend patroon, er een bekend patroon is met een afwijkend beloop of er een of meerdere alarmsignalen aanwezig zijn, kan de verloskundige, huisarts of gynaecoloog alsnog aanvullende diagnostiek verrichten c.q. aanvragen om vervolgens het te voeren beleid te bepalen.

Wanneer met aanvullende informatie van de arts een voor de fysiotherapeut voldoende verklaard patroon van symptomen is ontstaan, behoort fysiotherapeutische advisering en/ of behandeling tot de mogelijkheden. Indien de bevindingen wel ‘pluis’ zijn (conclusie: bekend patroon), wordt de patiënte hierover geïnformeerd en kan zonder tussenkomst van een arts worden vervolgd met het fysiotherapeutisch diagnostisch proces, de aanvullende anamnese en het aanvullend onderzoek.