Stress (urine-)incontinentie [richtlijn]

C.1 Fasering, doelen en verrichtingen

Op basis van het analyseproces zijn een aantal probleemgebieden te onderscheiden. Hierover ontvangt de patiënt voorlichting. Daarbij wordt gebruikgemaakt van voorlichtingsmateriaal. Besproken kan worden wat SUI is, waardoor deze veroorzaakt wordt, wat de prognose is, welke factoren er zoal invloed op uit kunnen oefenen, zowel in positieve als in negatieve zin, wat de patiënt er zelf aan kan doen en wat de patiënt kan verwachten van de fysiotherapeutische interventie.

Het therapeutisch proces wordt uitgevoerd aan de hand van de behandelplannen die zijn geformuleerd in relatie met de onderscheiden probleemgebieden. Binnen deze behandelplannen is een logische opbouw en fasering in de tijd terug te vinden.

  • De patiënt krijgt informatie en instructie over de bekkenbodem en de lagere urinewegfuncties met behulp van diagrammen, tekeningen, platen en modellen.
  • De patiënt krijgt uitleg over een correcte contractie van de bekkenbodemspieren. De patiënt moet eerst in de gelegenheid worden gesteld om te oefenen alvorens te onderzoeken of en in hoeverre een (adequate) contractie mogelijk is. Het leren aanspannen van de juiste spieren zal pas mogelijk zijn, als bewuste controle van de bekkenbodem mogelijk is. Pas wanneer de juiste spieren kunnen worden aangespannen, kan ermee worden geoefend. Wanneer oefenen onder begeleiding lukt, kan de patiënt daarna thuis oefenen.
  • De patiënt krijgt uitleg over wat er gebeurt bij correcte aanspanning van de bekkenbodem en laat de patiënt dit ervaren.
  • Als de patiënt niet (op de juiste wijze) kan aanspannen, kunnen de volgende technieken worden gebruikt: aanhaken, tapping, massage en snelle stretching of elektrostimulatie en/of EMG-feedback. Als de patiënt de tijd krijgt om thuis te oefenen, hebben de meest patiënten het juist aanspannen van de bekkenbodem snel onder de knie.
  • Indien bewuste contractie van de bekkenbodem mogelijk is, wordt een op de individuele patiënt afgestemd huiswerkprogramma opgesteld. Contracties moeten maximaal zijn; voer het programma op tot 8-12 contracties, 3 keer per dag. Een vermoeidheidsprikkel aan het eind van elke trainingssessie is nodig om krachtsverbetering te realiseren. Begin met maximale contracties van 1-3 seconden en bouw dit uit tot contracties van 6-8 seconden (oefenen duurkracht) en oefen hiermee ten minste 2-3 keer per week. Aanbevolen wordt om uiteindelijk dagelijks te oefenen.
  • De patiënt wordt geïnstrueerd om de bekkenbodem aan te spannen en vast te houden, net voor en tijdens hoesten, lachen, niezen en tillen (een bewuste precontractie ofwel de ‘Knack’ genoemd).
  • De patiënt wordt gevraagd aan te geven wanneer en waar hij van plan is om te oefenen. De patiënt krijgt een oefendagboek mee als er geen gebruik wordt gemaakt van computergestuurde biofeedback met opslagfunctie. Als er geen biofeedback wordt gebruikt, kan met de patiënt worden besproken of het gebruik daarvan motiverend zou werken. De apparatuur moet dan uiteraard wel beschikbaar zijn.

Om te komen tot een blijvend resultaat van de behandeling moet de patiënt de tijdens de therapie aangeleerde vaardigheden in zijn dagelijks leven leren integreren.