Stress (urine-)incontinentie [richtlijn]

A.4 Etiologie

Er zijn 2 samenwerkende mechanismen die verantwoordelijk zijn voor het continent zijn voor urine, een intrinsiek en een extrinsiek mechanisme. Het eerste is het urethraal sluitingsmechanisme. Het extrinsieke mechanisme is de functie van de bekkenbodem. De bekkenbodem werkt ondersteunend. Bij disfunctie van een van beide of allebei deze mechanismen kan SUI ontstaan.

Aan het intrinsieke sluitingsmechanisme wordt bijgedragen door de tunica mucosa, de tunica spongiosa en de tunica muscularis. Etiologische factoren voor het ontstaan van disfunctie van dit mechanisme zijn atrofie van de tunica mucosa en de tunica spongiosa (bijvoorbeeld postmenopauzaal) of een gestoorde functie van de tunica muscularis (bijvoorbeeld als gevolg van een katheterisatie). Oestrogeendeficiëntie kan leiden tot verlies van steunweefsel rondom de urethra, waardoor de afsluitende werking van dat weefsel vermindert.

Etiologische factoren voor het ontstaan van een disfunctie van het ondersteunend extrinsiek mechanisme zijn onder andere: zwakte van de bekkenbodemspieren en de ligamenten (deels aangeboren, of veroorzaakt of verergerd door zwangerschap en/of vaginale bevalling), vacuüm- of forcepsextractie, episiotomie en/of pudendusblokkade en een hoge leeftijd van de moeder ten tijde van de eerste bevalling. Ook het aantal bevallingen speelt een rol – het risico op het ontstaan van SUI wordt groter bij meer dan 3 bevallingen – evenals een prolaps. Overgewicht (25 ≤ BMI < 30), vooral pathologisch overgewicht (BMI ≥ 30) en urineweginfecties vergroten het risico op SUI. Ook neemt dit risico toe met het stijgen van de leeftijd, met een piek op een leeftijd van 45-50 jaar. Na de menopauze neemt het risico weer wat af.
Bij de man is SUI vrijwel uitsluitend het gevolg van sfincterdefecten door een trauma of na operatief ingrijpen (transurethrale resectie van de prostaat of radicale prostatectomie).


 

Op basis van bovenstaande formuleerde de werkgroep de volgende aanbeveling:

(1) Inventarisatie van etiologische factoren 
Aanbevolen wordt etiologische factoren systematisch te inventariseren om een idee te krijgen van de aard van de stoornis in het continentiemechanisme.

A.4.1 Continentie

Bij SUI spelen 2 mechanismen een rol. De samenwerking van die mechanismen worden normaliter verantwoordelijk geacht voor het continent zijn voor urine:

  1. een intrinsiek urethraal sluitingsmechanisme waaraan wordt bijgedragen door de tunica mucosa, de tunica spongiosa en de tunica muscularis;
  2. een ondersteunend extrinsiek mechanisme, namelijk de functie van de bekkenbodem (niet uitsluitend de spier, maar ook het gehele bindweefselskelet).

De dikte van het slijmvlies, de tunica mucosa en de mate van zwelling van de tunica spongiosa bepalen de intrinsieke diameter van de urethra en zijn verantwoordelijk voor ongeveer eenderde deel van de druk in de urethra. De tunica muscularis, bestaande uit een binnenste laag gladde spiervezels en een buitenste laag dwasgestreepte spiervezels, levert door de spierspanning een actieve bijdrage aan het intrinsiek urethrale sluitingsmechanisme.

Bij een normale lichaamshouding en stand van het bekken treedt bij verhoogde intra-abdominale druk (IAD) een verhoging op van de urethra-afsluitdruk, als gevolg van de verhoogde activiteit van de gladde spiervezels van de urethrawand door sympathische prikkeling.

Aanspannen van de bekkenbodemmusculatuur tijdens inspanning levert een actieve extrinsieke ondersteuning van het urethrale sluitingsmechanisme en voorkomt daling of verplaatsing van de blaashals en de urethra, waardoor de urethra, bij toename van de IAD op de bekkenbodem, wordt dichtgedrukt.

Er is slechts summier literatuur voorhanden over de afzonderlijke bijdrage van het intrinsieke en het extrinsieke deel van het urethraal sluitingsmechanisme aan de totale urethrale afsluitdruk. De Boer et al. geven aan dat tijdens inspanning de afsluitdruk in de urethra voor 60% wordt bepaald door het intrinsieke urethrale sluitingsmechanisme en voor 40% door de actieve extrinsieke ondersteuning van de bekkenbodemmusculatuur. Van Loenen en Vierhout kennen de musculus (m.) levator ani een bijdrage toe aan het urethraal sluitingsmechanisme van 33-50%. Delancey spreekt van een bijdrage van 33%. Andere bronnen vermelden geen kwantitatief onderscheid te kunnen maken tussen de bijdrage van de verschillende elementen aan de afsluitdruk, maar benoemen de verschillende elementen wel. Er zijn actieve en passieve mechanismen bij handhaving van de sluitdruk in rust.

Bij mannen bestaat het continentiemechanisme voor urine uit activiteit van een combinatie van detrusorspierweefsel (glad spierweefsel), het trigonum en de urethrale ‘kring’spieren (dwarsgestreept spierweefsel), met elk aparte histologische eigenschappen. Het urethrale afsluitmechanisme kan worden verdeeld in 2 verschillende componenten, een binnenste laag met glad spierweefsel in de wand van de proximale urethra, die een verlenging vormt van spiervezels van de detrusorspier en een tweede component, bestaand uit een dwarsgestreepte externe urethrale sfincter, ook wel rhabdosfincter genoemd, die om de membraneuze urethra heen ligt. Bij de man is eigenlijk geen sprake van een kringspier die de urethra volledig omringt. Immers, er bevinden zich dorsaal van de urethra nauwelijks dwarsgestreepte spiervezels, wat bij een volledige circulaire kringspier het geval zou moeten zijn. Terwijl de vezels van de externe urethrale sfincter of rhabdosfincter hun insertie hebben dorsaal van het centrum tendineum perinei, bedekken deze vezels de oppervlakte van de prostaat aan de voorkant in een halve maanvorm net boven het verumontanum en vormen een omega-achtige kring onder het verumontanum, rondom de voor- en zijkanten van de membraneuze urethra, zonder vezels aan de dorsale zijde. Strasser et al. merkten in dit verband op dat het bestaan van een urogenitaal diafragma bij de man en een sterke circulaire externe urethrale sfincter die volledig de urethra caudaal van de apex van de prostaat omcirkelt, dus niet kan worden aangetoond. Dwarsgestreepte spiervezels lopen in craniale richting van de bulbus van de penis naar de basis van de blaas langs de voor- en zijkant van de prostaat en de membraneuze urethra. De externe urethrale sfincter bestaat voor 50-100% uit langzame vezels, die hoogstwaarschijnlijk niet betrokken zijn bij plotse krachtige contracties.

Het totale urethrale afsluitmechanisme bestaat, net als bij de vrouw, uit een intrinsiek en een extrinsiek afsluitmechanisme. Naast het hiervoor beschreven intrinsieke gedeelte, is er een extern urethraal afsluitmechanisme, dat bestaat uit puboperineale spiervezels van het anteromediale deel van de m. levator ani. Deze puboperineale spiervezels vormen een soort hangmatje in de vorm van een halve maan onder de urethra. De m. levator ani ondersteunt de proximale urethra níet. Voor snelle afsluiting zijn de puboperineale vezels verantwoordelijk. Bij aanspanning ontstaat een adequate intra-urethrale compressie door gelijktijdige contractie van zowel de externe urethrale sfincter (omegavorm) als de puboperineale spiervezels, die een open cirkel of halve maan rondom de externe urethrale sfincter vormen, met een hiaat aan de voorkant van de urethra.

Tijdens intra-abdominale drukverhoging spelen meerdere mechanismen een rol. Het principe is hetzelfde zoals in rust, nu ondersteund door extra aanspanning van de sfincter en de bekkenbodemspieren. Hierbij spelen zowel de dwarsgestreepte urethrale sfincter als de bekkenbodemspieren in vooral het middelste een- derde deel van de urethra een rol. Turner-Warwick onderscheidt een proximaal en een distaal urethraal afsluitmechanisme. Het proximale afsluitmechanisme steunt op adequate transmissie van de abdominale druk op de blaashals, die gesloten blijft door aanhoudende contractie van gladde spiervezels. Het distale afsluitmechanisme is afhankelijk van spanningstoename in de musculatuur van de bekkenbodem en de dwarsgestreepte urethrale sfincter. Deze spanningstoename is een onbewuste contractie van de bekkenbodem. Normaal loopt deze spanningstoename in de bekkenbodemmusculatuur voor op de intra-abdominale drukverhoging en is de intra-abdominale drukverhoging normaliter het gevolg van gelijktijdige aanspanning van de rug- en buikmusculatuur, het middenrif en de bekkenbodem. Het strikte onderscheid tussen het tekortschieten van de extrinsieke ondersteuning en te geringe intrinsieke urethrale sluiting als oorzaak van de stress urine-incontinentie is een te simpele voorstelling van zaken. Er kan sprake zijn van gelijktijdig disfunctioneren van beide afsluitmechanismen.

A.4.2 Etiologische factoren voor SUI bij de vrouw

Etiologische (risico)factoren zijn factoren die het ontstaan van een gezondheidsprobleem kunnen bevorderen. Om de etiologische factoren voor het ontstaan van SUI bij de vrouw in kaart te brengen, is er een systematisch literatuuronderzoek uitgevoerd, waarbij uitsluitend prospectieve cohortstudies zijn geïncludeerd. Uitgesloten zijn cohortstudies waarbij de etiologische factoren voor het ontstaan van urine-incontinentie waren beschreven zonder nadere specificatie naar type incontinentie. Er zijn 39 studies gevonden die voldeden aan de gestelde inclusiecriteria. De getraceerde studies zijn kwalitatief beoordeeld volgens de EBRO-criteria (zie de volgende tabel), waarna het resultaat van deze beoordeling is samengevat.

Kwaliteit van de studies over etiologische factoren van SUI.

studies n/cases cohort 1 2 3 4 5 6
Dolan et al., 200364 96 1e zwangerschap - x
Arrue et al., 201265 396 1e zwangerschap / bevalling  A2 
Eftekhar et al., 200666 1.000 1e zwangerschap / bevalling

Ekström et al., 200767

435 1e zwangerschap / bevalling A2 
King & Freeman, 199868 103 1e zwangerschap / bevalling
Meyer et al., 199869 149 1e zwangerschap / bevalling B
Meyer et al., 200070 107  1e zwangerschap / bevalling B
Viktrup et al., 199271 305  1e zwangerschap / bevalling B
Viktrup & Lose, 200172 278  1e zwangerschap / bevalling x A2 
Viktrup et al., 200673 241  1e zwangerschap / bevalling B
Dimpfl et al., 199274 350  zwangerschap / vaginale bevalling C
Eason et al., 200475 949 zwangerschap / bevalling  A2 
Groutz et al., 199976 300  zwangerschap / bevalling 
Herrmann et al., 200977  340  zwangerschap / bevalling 
Mason et al., 199978  717  zwangerschap / bevalling 
Lewicky-Goupp et al., 200879  74  tienerzwangerschap  - -

Altman et al., 200680

309  1e bevalling  A2 

Arya et al., 200181

315  1e bevalling 

van Brummen et al., 200782

344 

1e bevalling 

Yip et al., 200383

276  1e vaginale bevalling / 2e vaginale bevalling 

Baydock et al., 200984

143  bevalling / subgroep  A2 

Benassi et al., 200285

58  bevalling  -

Torrisi et al., 200786

562  vaginale bevalling  -

Krue et al., 199787

194  obesitas / bevalling / geboortegewicht 

Kristiansson et al., 200188

227  zwangerschap / hormone  ?

Townsend et al., 200989

21.864  orale anticonceptie  A2 

Altman et al., 200390

120  hysterectomie 

Engh et al., 200691

1.218  hysterectomie

Gustafsson et al., 200692

120  hysterectomie ?

Heliövaara-Peippo et al., 201093

236  hysterectomie / RCT A2 

Hendrix et al., 200594

27.347  postmenopauzale hormoontherapie / RCT  A2 

Waitjen et al., 200995

1.529  SWAN / menopauze  x A2 

Kuh et al., 199996

1.333  leeftijd 48 jaar 

McGrother et al., 200697

12.570  leeftijd 40+ jaar 

Waetjen et al., 200798

3.302  SWAN / leeftijd 40-52  A2 

Townsend et al., 201099

76.724  NHS en NHS II / leeftijd 37-39 / ras A2 

Mishra et al., 2008100

1.201  NSHD / leeftijd 54 jaar / BMI  -

Townsend et al., 2008101

35.754  NHS / leeftijd 54-79 BMI / tailleomvang 

Townsend et al., 2007102

30.982  NHS II / leeftijd 37-54 jaar / BMI  A2 

Deitel et al., 1988103

138  obesitas / chirurgie B

Subak et al., 2005104

24  obesitas / afvallen RCT -

Danforth et al., 2009105

71.650  NHS en NHS II / leeftijd 37-79 jaar / diabetes type 2 A2 

Dallosso et al., 2003106

7.046  LMRCIS / leeftijd 40+ dieet en leefstijl A2

Dallosso et al., 2004107

5.816  LMRCIS / leeftijd 40+ dieet A2 
Danforth et al., 2007108 121.701  NHS / leeftijd 30-55 jaar / fysieke activiteit  A2 

Townsend et al., 2008109

30.135  NHS II / leeftijd 37-54 jaar / fysieke activiteit  A2

1 = reproduceerbare in- en exclusiecriteria.
2 = reproduceerbare beschrijving van de etiologische factoren.
3 = follow-up van ten minste 80% van de deelnemers.
4 = analyse gecorrigeerd voor confounders.
5 = reproduceerbare beschrijving van de uitkomstmaten.
6 = niveau van bewijs (A, B, C, D); niveaus van kwaliteit: A2 = voldaan aan alle 5 criteria; B = voldaan aan 4 van de 5 criteria;
C = voldaan aan ≤ 3 criteria.
BMI = body-mass index; LMRCIS = Leicestershire MRC Incontinence Study; NHS= Nurses Health Study; NSHD= National Survey of Health and Development; SWAN = Study of Woman’s Health Across the Nation.

 

De in het onderzoek gevonden etiologische factoren staan geordend naar het niveau van bewijs in de volgende tabel .

Conclusies met betrekking tot de etiologische factoren voor het ontstaan van SUI bij de vrouw.

 

Het is aangetoond dat:

niveau auteurs

SUI voor de zwangerschap

…bij SUI voor een zwangerschap de kans op SUI na de zwangerschap groter is.

A2 Eason et al., 200475; Ekström et al., 200767
B

Torrisi et al., 200786

SUI tijdens de zwangerschap …bij SUI tijdens de zwangerschap de kans op SUI na de zwangerschap groter is. A2

Arrue et al., 201065; Eason et al., 200475,
Viktrup & Lose 200172

B

Meyer et al., 199869; Torrisi et al., 200786

C

Dolan et al., 200364

vaginale bevalling

…na een vaginale bevalling het risico op het ontstaan van SUI groter is.

A2

Altman et al., 200680; Viktrup & Lose, 200172

B

Arya et al., 200181; Meyer et al., 199869;
Kuh et al., 199996

C

Eftekhar et al., 200666; Mason et al., 199978

electieve keizersnede …na een electieve keizersnede het risico op het ontstaan van SUI in vergelijking met een vaginale bevalling kleiner is. A2

Eason et al., 200475; Ekström et al., 200767

B

B Meyer et al., 199869; Viktrup et al., 199271

C

Dimpfl et al., 199274; Eftekhar et al., 200666;
Mason et al., 199978

leeftijd …in geval van een hogere leeftijd van de moeder bij de eerste bevalling het risico op het ontstaan van SUI groter is. A2

Altman et al., 200680; Baydock et al., 200984

B

Kuh et al., 199996

3 maanden postpartum

…wanneer een vrouw 3 maanden postpartum last heeft van SUI, het risico groot is dat zij er later ook last van heeft.

A2

Ekström et al., 200767; Viktrup & Lose, 200172

B

Torrisi et al., 200786; Viktrup et al., 200673

BMI > 25

…bij een BMI > 25 het risico op het ontstaan van SUI met het stijgen van de BMI vergroot.

 

A2

Eason et al., 200475; Waetjen et al., 200798;
Townsend et al., 2007102; Waitjen et al., 200995

B

Kuh et al., 199996; Townsend et al., 2008101

BMI > 30 …bij obesitas BMI > 30 het risico op het ontstaan van SUI groot is. A2

Dallosso et al., 2003106

B

Deitel et al., 1988103; McGrother et al., 200697;
Mishra et al., 2008100; Viktrup et al., 200673

C

Eftekhar et al., 200666

tailleomtrek

…bij elke centimeter toename in tailleomtrek het risico op SUI groter is.

A2

Brown et al., 1999110; Waetjen et al., 200798;
Waitjen et al., 200995

B

Mishra et al., 2008100; Subak et al., 2005104

lichaamsgewicht

…naarmate bij volwassen vrouwen het lichaamsgewicht toeneemt, het risico op het ontstaan van SUI groter wordt.

A2

Townsend et al., 2007102; Waitjen et al., 200995

B

Mishra et al., 2008100

fysieke activiteit

…naarmate men vaker gematigd fysiek actief is, het risico op het ontstaan van SUI kleiner is.

A2

Danforth et al., 2007108; Townsend et al., 2008101

 

 

Het is aannemelijk dat:

 

niveau 

 

auteurs

huidskleur

…blanke vrouwen een groter risico hebben op het ontstaan van SUI.

A2 

Townsend et al., 201099

gewichtstoename …door gewichtstoename tijdens de zwangerschap het risico op het ontstaan van SUI na de bevalling groter is. A2 

Arrue et al., 201065

episiotomie …na een episiotomie het risico op het ontstaan van SUI groter is. A2 

Viktrup & Lose, 200172

Viktrup et al., 199271

tangverlossing

…na een tangverlossing het risico op het ontstaan van SUI groter is.

Arya et al., 200181; Meyer et al., 199869

Dimpfl et al., 199274

vacuümextractie …na een vacuümextractie het risico op het ontstaan van SUI groter is. A2 

Viktrup & Lose, 200172

Arya et al., 200181

Dimpfl et al., 199274

langdurig persen

…door een langdurig persen ≥ 1 uur het risico op het ontstaan van SUI bij vrouwen die tijdens de zwangerschap continent waren, groter is. A2 

Arrue et al., 201065

primipara …wanneer een vrouw een kind heeft gebaard het risico op SUI groter is. A2 

Waetjen et al., 200798

Mason et al., 199978

multipara

…wanneer een vrouw meer dan 2 kinderen heeft gebaard met een verder toenemend aantal kinderen het risico op SUI groter is.

A2 

Waetjen et al., 200798

Groutz et al., 199976; Herrmann et al., 200977, Mason et al., 199978

menopauze

…na de menopauze het risico op het ontstaan van SUI afneemt.

Waitjen et al., 200995

Kuh et al., 199996

koolzuurhoudendedranken …bij het nuttigen van koolzuurhoudende dranken het risico op het ontstaan van SUI groter is. A2 

Dallosso et al., 2004107

 

 

Er zijn aanwijzingen dat:

 

niveau 

 

auteurs

leeftijd …bij het toenemen van de leeftijd het risico op het ontstaan van SUI groter is.

Mason et al., 199978

zwangerschap

…door een zwangerschap SUI kan ontstaan.

Mason et al., 199978

relaxine

…een hoog serumrelaxine vroeg in de zwangerschap het risico op het ontstaan van SUI doet afnemen.

B

Kristiansson et al., 200188

n. pudendusblokkade  …na een n. pudendusblokkade bij een vaginale bevalling het risico op het ontstaan van SUI groter is.

Dimpfl et al., 199274

roken

…bij iemand die rookt het risico op het ontstaan van SUI groter is.

B

Torrisi et al., 200786 

hoesten

…bij iemand die veel moet hoesten het risico op het ontstaan van SUI groter is.

B Torrisi et al., 200786
pijnlijke gewrichten

…bij iemand met pijnlijke gewrichten het risico op het ontstaan van SUI groter is.

B McGrother et al., 200697
multiple sclerose

…bij iemand met multiple sclerose het risico op het ontstaan van SUI groter is.

B

McGrother et al., 200697

urineweginfecties

…bij iemand die vaak last heeft van urineweginfecties het risico op het ontstaan van SUI groter is.

B McGrother et al., 200697
opleidingsniveau

…bij personen met een laag opleidingsniveau het risico op het ontstaan van SUI groter is.

B Kuh et al., 199996
 

 

Er is tegenstrijdig bewijs dat:

 

niveau

 

auteurs

keizersnede …na een keizersnede bij een nietvorderende bevalling het risico op het ontstaan van SUI in vergelijking met een vaginale bevalling groter is. C

Eftekhar et al., 200666; Mason et al., 199978

verlengde uitdrijving

…als gevolg van een verlengde uitdrijving het risico op het ontstaan SUI na de bevalling groter is.

B

Arya et al., 200181; Viktrup et al., 199271

geboortegewicht

…bij een geboortegewicht van het kind groter dan 4000 gram het risico op het ontstaan van SUI groter is dan bij een kleiner geboortegewicht.

B

Arya et al., 200181; Viktrup et al., 199271; Krue et al., 199787

C

Eftekhar et al., 200666; Groutz et al., 199976

hysterectomie
 

…na een hysterectomie het risico op het ontstaan van SUI groter is.

A2

Heliövaara-Peippo et al., 201093

B

Engh et al., 200691; Altman et al., 200390

C

Gustafsson et al., 200692

tweede baring

…bij een vrouw die haar tweede kind heeft gebaard het risico op SUI groter is.

C

Mason et al., 199978; Yip et al., 200383

diabetes …bij iemand met diabetes het risico op het ontstaan van SUI groter is. A2

Danforth et al., 2009105

B

Waetjen et al., 200798

 

Vanuit de gevonden etiologische factoren voor SUI kan de volgende redenering worden opgebouwd.
Ongewenst urineverlies bij persen of fysieke activiteiten, of bij niezen of hoesten ontstaat wanneer de functionele belastbaarheid van de bekkenbodem onvoldoende is om de resulterende drukverhoging adequaat op te vangen. In deze zin is SUI op te vatten als een disbalans tussen belasting en belastbaarheid, die mogelijk het gevolg is van een toegenomen belasting en/of een verminderde belastbaarheid. De functionele belastbaarheid van de bekkenbodem wordt in het kader van continentie bepaald door een samenspel van anatomische eigenschappen en fysiologische functies.

De functionele belastbaarheid van het extrinsiek ondersteunend mechanisme is afhankelijk van de belastbaarheid van de bekkenbodemspieren en de ligamenten, en afhankelijk van de integriteit van fysiologische regelkringen die nodig zijn om op het juiste moment de bekkenbodemspieren te kunnen aanspannen. De functionele belastbaarheid van het intrinsiek urethrale sluitingsmechanisme is afhankelijk van de integriteit van de urethra, de tunica mucosa, de tunica spongiosa en de tunica muscularis, en de integriteit van fysiologische regelkringen die nodig zijn voor het aanspannen en het op spanning houden van de urethrale sfincter. 

 

Factoren die de belastbaarheid van de bekkenbodem beïnvloeden 

Uit het systematisch literatuuroverzicht blijkt verder dat de functio-nele belastbaarheid van de bekkenbodem bij blanke vrouwen lager is dan bij Afro-Amerikaanse vrouwen. Een belangrijke oorzaak van disfunctie van het ondersteunend extrinsiek mechanisme is een zwakte van de bekkenbodemspieren en ligamenten, die deels afhankelijk is van respectievelijk de conditie van de bekkenbodemspieren en de belastbaarheid van het bindweefselskelet.

Bij een onvoldoende of te laat aanspannen van de bekkenbodemmusculatuur kan bij inspanning een tekort ontstaan aan actieve ondersteuning van het urethrale afsluitmechanisme en kan een abnormale daling van de bekkenbodem en hypermobiliteit van urethra en blaashals optreden. Deze abnormale daling gaat gepaard met het verstrijken van de urethrovesicale hoek, waardoor de overdracht van de intra-abdominale druk op de urethra niet kan plaatsvinden en waardoor de intra-urethrale afsluitdruk onvoldoende kan toenemen.

Daarnaast zijn een slechte conditie en de voedings- en gezondheidstoestand mede bepalend voor de functionele belastbaarheid van de bekkenbodem. Wellicht dat roken en overgewicht als etiologische factoren hiermee te maken hebben. 
Zwangerschap is eveneens van invloed op de belastbaarheid van de bekkenbodem. Onder hormonale invloeden verandert de belastbaarheid van het bindweefselskelet.

Hormonale invloeden (met name oestrogenen) spelen ook een rol tijdens de menopauze; verlies van steunweefsel rond de urethra vermindert de functionele belastbaarheid van het intrinsiek urethrale sluitingsmechanisme.
Beschadiging van de bekkenbodemspieren, van het bindweefselskelet en van de innervatie van de bekkenbodem kunnen de functionele integriteit en dus de functionele belastbaarheid nadelig beïnvloeden. Een vaginale bevalling kan de functionele integriteit van de bekkenbodem verstoren. Tijdens de bevalling kunnen beschadigingen van de spier- en of zenuwvezels binnen de bekkenbodem ontstaan en/of beschadigingen in de endopelviene fascia. Een langdurige uitdrijvingsfase, een vacuümextractie of een tangverlossing, kunnen hieraan nog een extra bijdrage leveren. Wordt een niet-vorderende bevalling beëindigd met een keizersnede dan is de kans groot dat er al beschadigingen binnen de bekkenbodem zijn opgetreden. Bij een geplande keizersnede blijft de bekkenbodem veelal gespaard. Ook baren van een zwaar kind (> 4000 g) en het aantal doorgemaakte vaginale bevallingen kunnen nadelig zijn voor de functionele belastbaarheid van de bekkenbodem. Naast bevallingen kan de functionele integriteit van de bekkenbodem worden beïnvloed door trauma’s in de bekkenbodem of operaties in het bekkenbodemgebied.

Mogelijk raakt bij patiënten met diabetes mellitus de functionele integriteit verstoord als gevolg van neuropathie, waardoor de belastbaarheid van de bekkenbodem vermindert.

Gebruik van katheters verhoogt het risico op beschadiging van de urethrale sfincter en dus het intrinsiek urethrale sluitingsmechanisme.

Leeftijd is waarschijnlijk een risicofactor waarbij cumulatief verworven veranderingen in belastbaarheid opgeteld moeten worden bij de dynamische variatie in de conditie en belastbaarheid van de bekkenbodem. Bijzonder is het gegeven dat na de menopauze de incidentie en prevalentie van SUI afneemt en die van urgency en urgency (urine-)incontinentie juist toeneemt.37 De ernst van de gerapporteerde SUI en de gemengde urine-incontinentie nemen echter toe met het stijgen van de postmenopauzale leeftijd.37

 

Factoren die de belasting van de bekkenbodem beïnvloeden

Het lijkt erop dat toename van de belasting van de bekkenbodem het risico op overschrijding van de functionele belastbaarheid doet toenemen. Mogelijk dat een zwangerschap – het dragen van een kind – bijdraagt aan een grotere belasting van de bekkenbodem.

Een chronisch verhoogde intra-abdominale druk, zoals bij vetzucht en chronische obstipatie vergroten het risico op het ontstaan van SUI.

Inventarisatie van etiologische factoren is van eminent belang, omdat de prognose afhankelijk is van de aard van de stoornis in het continentiemechanisme. Etiologische factoren zijn mogelijk indicatief voor de beïnvloedbaarheid van het onderliggende proces door fysiotherapie.

 

Op basis van bovenstaande formuleerde de werkgroep de volgende aanbeveling:

(1) Inventarisatie van etiologische factoren 
Aanbevolen wordt etiologische factoren systematisch te inventariseren om een idee te krijgen van de aard van de stoornis in het continentiemechanisme. 

 

A.4.3 Etiologische factoren voor SUI bij de man

Bij het zoeken naar de mogelijke oorzaken voor het ontstaan van SUI bij de man blijkt SUI vrijwel alleen voor te komen in geval van sfincterstoornissen als gevolg van operatieve ingrepen, bestraling of neurologische aandoeningen.42-44 SUI bij de man na prostatectomie is tot aan het jaar 2000 in wetenschappelijke publicaties nauwelijks terug te vinden. Een man werd incontinent genoemd als hij urine verloor; incontinentie werd gedefinieerd als verlies aan controle en de ernst werd gemeten door te vragen naar het ervaren aantal malen urineverlies en het aantal absorberende verbanden dat werd gebruikt en/of vastgesteld door een 24-uurs Padtest.111 Van Kampen et al. evalueerden de urine-incontinentie na prostaatchirurgie bij 489 patiënten: 216 patiënten ondergingen een TURP vanwege benigne prostaathyperplasie, 98 patiënten ondergingen een transvesicale prostatectomie (TVP) en 175 patiënten ondergingen een radicale prostatectomie vanwege een gelokaliseerd prostaatcarcinoom.112 Na de TURP was onmiddellijk na het verwijderen van de katheter 19% incontinent en na 15 maanden nog 0,5%; na de TVP was dat respectievelijk 15% en 1%. Na de radicale prostatectomie lagen deze percentages aanzienlijk hoger: 66% was onmiddellijk na het verwijderen van de blaaskatheter incontinent, 2% was dit na 15 maanden nog steeds. Van Kampen et al. stelden tevens de aard van de incontinentie vast. Van de patiënten die een TURP ondergingen had onmiddellijk na het verwijderen van de katheter 38% SUI, 25% urgency urine-incontinentie en 21% gemengde urine-incontinentie. Na een TVP was dit respectievelijk 50%, 28% en 21% en na een radicale prostatectomie respectievelijk 82%, 13% en 5%. 
Hoewel incontinentie na een prostatectomie veelal als eenduidig begrip wordt gezien, blijkt dit niet terecht te zijn. Er is veel onderzoek gedaan met behulp van urodynamisch onderzoek om meer inzicht te krijgen in de specifieke oorzaken van deze incontinentie. Ficazolla en Nitti evalueerden incontinentie na een prostatectomie bij 60 patiënten en vonden een sfincterdeficiëntie bij 90% van de patiënten.113

In een onderzoek door Groutz et al. werd bij 88% van de patiën-ten een sfincterdeficiëntie gevonden als meest voorkomende urodynamische bevinding.114 Detrusorinstabiliteit werd gevonden bij 33% van de patiënten en was slechts bij 7% de hoofdoorzaak van de incontinentie.

Kielb en Clemens kwamen tot soortgelijke bevindingen.115 Zij vonden SUI als gevolg van een sfincterdeficiëntie bij 95% van de 146 patiënten met incontinentie na prostatectomie, vastgesteld door middel van urodynamisch onderzoek. Van deze groep had 17% ook detrusorinstabiliteit.

Hunskaar et al. beschreven een prevalentie van urine-incontinentie na een radicale prostatectomie als gevolg van prostaatkanker van 5% tot meer dan 60%.38 De verschillen tussen de incidentie- en prevalentiecijfers worden door diverse onderzoekers toegeschreven aan verschillen in definiëring van de incontinentie, evaluatiemethoden en -momenten en verschillen tussen de diverse beoordelaars.44,46,47Daarnaast blijken verschillende operatietechnieken tot verschillende incidentiecijfers te leiden.43,48,49,116-118

De prevalentie van urine-incontinentie na een TURP vanwege benigne prostaatvergroting blijkt lager te liggen dan die na een radicale prostatectomie.119 Hunter et al. vonden dat 3 maanden na de operatie nog 10% van de mannen incontinentiemateriaal gebruikte.44 Zowel na een TURP als na een radicale prostatectomie lijkt het urine-incontinentieprobleem met de tijd te verbeteren: er is sprake van een daling van het aantal mannen die nog incontinent zijn en de omvang van de incontinentie stabiliseert 1-2 jaar postoperatief. In diverse onderzoeken wordt beschreven dat een klein deel van de mannen incontinent blijft voor urine.38,48

Hunter et al. vonden dat het natuurlijk beloop van urine-incontinentie na radicale prostatectomie is af te meten aan het percentage patiënten dat zich nat voelt; dit percentage daalt van ongeveer 50% 3 maanden na de operatie tot 20% 12 maanden na de operatie.44

Uit de overzichten van Palmer,111 Hunter,44 Cambio,117 Lourenco119 en Bauer118 blijkt dat mannen die een TURP of een radicale prostatectomie ondergaan een toegenomen risico hebben op het ontstaan van SUI. 
Stress (urine-)incontinentie komt bij de man vrijwel uitsluitend voor indien de belastbaarheid van de bekkenbodem traumatisch is verminderd door een prostatectomie, zowel transurethraal als radicaal. 

 


Conclusie ten aanzien van etiologische factoren voor het ontstaan van SUI bij de man (niveau 1)

  • Het is aangetoond dat als gevolg van een prostatectomie het risico op het ontstaan van SUI toeneemt.
    Kwaliteit van de gevonden artikelen: A1 (Hunter et al., 200744; Cambio et al., 2006117; Lourenco et al., 2008119 en Bauer et al., 2009118), en D (Palmer et al., 2000111).


 

  • 1. Berghmans LCM, Bernards ATM, Bluyssen AMWL, Grupping-Morel MHM, Hendriks HJM, Jong-van Ierland MJEA de, et al. KNGF-richtlijn. Stress urine-incontinentie. Amersfoort: KNGF; 1998.

    2. Lagro-Jansen ALM, Breedveldt Boer HP, Dongen JJAM van, Lemain TJJ, Teunissen D, Pinxteren B van. NHG-Standaard Incontinentie voor urine. Huisarts Wet. 2006;49(10):501-10.

    3. Venema PL, Geelen JM van, Kil PJM, Capelle JW van, Tjon Pian Gi NP, Ridder D de, et al. Stressincontinentie bij de vrouw. Utrecht: Nederlandse Vereniging voor Urologie; 2003.

    4. Groenendijk AG, Vervest HAM, Vaart CH van der, Geelen JM van. NVOG-Richtlijn nr.:55. Urine-incontinentie. Utrecht: Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie; 2004.

    5. Faber E, Custers JWH, Berghmans LCM, Dongen JJAM van, Groeningen COM van, Grupping-Morel MHM, et al. Landelijke Eerstelijns Samenwerkings Afspraak Incontinentie voor urine. Huisarts Wet. 2007;50(5):S9-S12.

    6. Neumann PB, Grimmer KA, Deenadayalan Y. Pelvic floor muscle training and adjunctive therapies for the treatment of stress urinary incontinence in women: a systematic review. BMC Womens Health. 2006 Jun 28;6:11.

    7. Berghmans LCM, Hendriks HJ, Bo K, Hay-Smith EJ, Bie RA de, Waalwijk van Doorn ES van. Conservative treatment of stress urinary incontinence in women: a systematic review of randomized clinical trials. Br J Urol. 1998 Aug;82(2):181-91.

    8. Bo K, Berghmans B, Møkved S, Kampen M van. Evidence based physical therapy for the pelvic Floor. Bridging science and clinical practice. Edinburgh: Butterworth Heinemann Elsevier; 2007.

    9. Incontinence 3rd International Consultation on Incontinence. Plymouth, UK: Health Publication Ltd; 2005.

    10. Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO). Staatsblad. 1994;838.

    11. BIG. Wet op de beroepen in de Individuele Gezondheidszorg. (Wet van 11 november 1993). Staatsblad. 1993;655.

    12. Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF). Brochure voorbehouden handelingen en bijzondere handelingen. Amersfoort: KNGF; 2007.

    13. Beroeps Competentie Profiel (BCP) Bekkenfysiotherapeut. 2006. Report No.: 0301.

    14. KNGF. Mededelingen van het Algemeen Bestuur KNGF. FysioPraxis. 2006.

    15. Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF). Raamwerk voor het schrijven van een werkplan ‘Fysiotherapeutische behandeling in groepsverband’. Amersfoort: KNGF; 1996.

    16. Haylen BT, Ridder D de, Freeman RM, Swift SE, Berghmans B, Lee J, et al. An International Urogynecological Association (IUGA)/International Continence Society (ICS) joint report on the terminology for female pelvic floor dysfunction. Neurourol Urodyn. 2010;29(1):4-20.

    17. Abrams P, Artibani W, Cardozo L, Dmochowski RR, Kerrebroeck P van, Sand PK. Reviewing the ICS 2002 Terminology Report: The Ongoing Debate. Neurourol Urodyn. 2006;25:293.

    18. Brittain K, Perry S, Williams K. Triggers that prompt people with urinary symptoms to seek help. Br J Nurs. 2001 Jan 25;10(2):74-6, 78, 80.

    19. Scottisch Intercollegial Guideline Network. Management of urinary incontinence in primary care. Edinburgh: Royal College of Physicians; 2004. Report No.: 79.

    20. Engstrom G, Henningsohn L, Steineck G, Leppert J. Self-assessed health, sadness and happiness in relation to the total burden of symptoms from the lower urinary tract. BJU Int. 2005 Apr;95(6):810-5.

    21. Milsom I, Ekelund P, Molander U, Arvidsson L, Areskoug B. The influence of age, parity, oral contraception, hysterectomy and menopause on the prevalence of urinary incontinence in women. J Urol. 1993 Jun;149(6):1459-62.

    22. Melville JL, Walker E, Katon W, Lentz G, Miller J, Fenner D. Prevalence of comorbid psychiatric illness and its impact on symptom perception, quality of life, and functional status in women with urinary incontinence. Am J Obstet Gynecol. 2002 Jul;187(1):80-7.

    23. Fultz NH, Burgio K, Diokno AC, Kinchen KS, Obenchain R, Bump RC. Burden of stress urinary incontinence for community-dwelling women. Am J Obstet Gynecol. 2003 Nov;189(5):1275-82.

    24. WHO FIC Collaborating Centre in the Netherlands RB. Nederlandse vertaling van de WHO-publicatie: International Classification of Functioning, Disability and Health: ICF, Geneva 2001. Houten: Bohn Stafleu van Loghum; 2002.

    25. Hendriks HJM, Ettekoven H van, Reitsma E, Verhoeven ALJ, Wees PJ van der. Methode voor centrale richtlijnontwikkeling en implementatie in de fysiotherapie. Amersfoort: KNGF/NPi/CBO; 1998.

    26. Hendriks HJM, Ettekoven H van, Bekkering GE, Verhoeven ALJ. Implementatie van KNGF-richtlijnen. FysioPraxis. 2000;9:9-13.

    27. van der Wees PJ, Hendriks EJ, Jansen MJ, Beers H van, Bie RA de, Dekker J. Adherence to physiotherapy clinical guideline acute ankle injury and determinants of adherence: a cohort study. BMC Musculoskelet Disord. 2007 May 22;8:45.

    28. van der Wees PJ, Hendriks HJM, Heldoorn M, Custers JW, Bie RA de. Methode voor ontwikkeling, implementatie en bijstelling van KNGF-richtlijnen. Methode versie 2.5. Amersfoort/Maastricht: KNGF; 2007.

    29. Verkerk K, Veenendaal H van, Severens JL, Hendriks EJ, Burgers JS. Considered judgement in evidence-based guideline development. Int J Qual Health Care. 2006 Oct;18(5):365-9.

    30. CBO. Evidence-based Richtlijnontwikkeling. Handleiding voor werkgroepleden. Utrecht: Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO; 2007.

    31. Teunissen TA, Bosch WJ van den, Hoogen HJ van den, Lagro-Janssen AL. Prevalence of urinary, fecal and double incontinence in the elderly living at home. Int Urogynecol J Pelvic Floor Dysfunct. 2004 Jan;15(1):10-3.

    32. van der Linden MW, Westert GP, Bakker DH de, Schellevis FG. Tweede Nationale Studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk. Klachten en aandoeningen in de bevolking en in de huisartspraktijk. Utrecht/Bilthoven: NIVEL/RIVM; 2004.

    33. van den Muijsenbergh ME, Lagro-Janssen TA. Urinary incontinence in Moroccan and Turkish women: a qualitative study on impact and preferences for treatment. Br J Gen Pract. 2006 Dec;56(533):945-9.

    34. Sandvik H, Seim A, Vanvik A, Hunskaar S. A severity index for epidemiological surveys of female urinary incontinence: comparison with 48-hour pad-weighing tests. Neurourol Urodyn. 2000;19(2):137-45.

    35. Morrill M, Lukacz ES, Lawrence JM, Nager CW, Contreras R, Luber KM. Seeking healthcare for pelvic floor disorders: a population-based study. Am J Obstet Gynecol. 2007 Jul;197(1):86.

    36. CVZ. Attentie voor incontinentie. College voor zorgverzekeringen; 2006.

    37. Hannestad YS, Rortveit G, Sandvik H, Hunskaar S. A community-based epidemiological survey of female urinary incontinence: the Norwegian EPINCONT study. Epidemiology of Incontinence in the County of Nord-Trondelag. J Clin Epidemiol. 2000 Nov;53(11):1150-7.

    38. Hunskaar S, Burgio K, Clark A, Lapitan MC, Nelson R, Sillén U, et al. Epidemiology of urinary and faecal incontinence and pelvic organ prolaps. In: Abrams P, Cardozo L, Khoury R, Wein A, editors. Incontinence 3rd International Consultation on Incontinence. Plymouth, UK: Health Publication Ltd; 2005. p. 255-312.

    39. Slieker-ten Hove MC, Pool-Goudzwaard AL, Eijkemans MJ, Steegers-Theunissen RP, Burger CW, Vierhout ME. Prevalence of double incontinence, risks and influence on quality of life in a general female population. Neurourol Urodyn. 2010 Apr;29(4):545-50.

    40. van der Vaart CH, Leeuw JR de, Roovers JP, Heintz AP. The influence of urinary incontinence on quality of life of community-dwelling, 45-70 year old Dutch women. Ned Tijdschr Geneeskd. 2000 May 6;144(19):894-7.

    41. Samuelsson EC, Victor FT, Svardsudd KF. Five-year incidence and remission rates of female urinary incontinence in a Swedish population less than 65 years old. Am J Obstet Gynecol. 2000 Sep;183(3):568-74.

    42. Dorey G. Male patients with lower urinary tract symptoms. 1: Assessment. Br J Nurs. 2000 Apr 27;9(8):497-501.

    43. Peyromaure M, Ravery V, Boccon-Gibod L. The management of stress urinary incontinence after radical prostatectomy. BJU Int. 2002 Jul;90(2):155-61.

    44. Hunter KF, Glazener CM, Moore KN. Conservative management for postprostatectomy urinary incontinence. Cochrane Database Syst Rev. 2007 Apr 18;(2):CD001843.

    45. Maral I, Ozkardes H, Peskircioglu L, Bumin MA. Prevalence of stress urinary incontinence in both sexes at or after age 15 years: a cross-sectional study. J Urol. 2001 Feb;165(2):408-12.

    46. Donnellan SM, Duncan HJ, MacGregor RJ, Russell JM. Prospective assessment of incontinence after radical retropubic prostatectomy: objective and subjective analysis. Urology. 1997 Feb;49(2):225-30.

    47. McCammon KA, Kolm P, Main B, Schellhammer PF. Comparative quality-of-life analysis after radical prostatectomy or external beam radiation for localized prostate cancer. Urology. 1999 Sep;54(3):509-16.

    48. Van Kampen M, Weerdt W de, Poppel H van, Feys H, Castell CA, Stragier J, et al. Prediction of urinary continence following radical prostatectomy. Urol Int. 1998;60(2):80-4.

    49. Grise P, Thurman S. Urinary incontinence following treatment of localized prostate cancer. Cancer Control. 2001 Nov;8(6):532-9.

    50. College voor zorgverzekeringen (CVZ). GIPeilingen 2007 Genees- en hulpmiddelen informatie project. Rol Int 2008 nr. 29 (augustus 2008). Available from: http://www.cvz.nl/resources/GIP%2029_tcm28-26435.pdf

    51. Ashton-Miller JA, Howard D, DeLancey JO. The functional anatomy of the female pelvic floor and stress continence control system. Scand J Urol Nephrol Suppl. 2001;(207):1-7.

    52. de Boer PW, Vereecken RL, Voogt HJ. Urologie. Utrecht: Bunge; 1987.

    53. Miller JM, Perucchini D, Carchidi LT, DeLancey JO, Ashton-Miller J. Pelvic floor muscle contraction during a cough and decreased vesical neck mobility. Obstet Gynecol. 2001 Feb;97(2):255-60.

    54. van Loenen NT, Vierhout ME. Augmentation of urethral pressure profile by voluntary pelvic floor contraction. Int Urogynecol J Pelvic Floor Dysfunct. 1997;8(5):284-7.

    55. DeLancey JO. Why do women have stress urinary incontinence? Neurourol Urodyn. 2010;29 Suppl 1:S13-7.

    56. Mostwin J, Bourcier AP, Haab F, Koelbl H, Rao S, Resnick NM, et al. Pathophysiology of urinary and faecal incontinence and pelvic organ prolaps. In: Abrams P, Cardozo L, Khoury R, Wein A, editors. Incontinence 3rd International Consultation on Incontinence. Plymouth, UK: Health Publication Ltd; 2005. p. 423-84.

    57. Schafer W. Some biomechanical aspects of continence function. Scand J Urol Nephrol Suppl. 2001;(207):44-60.

    58. Yucel S, Baskin LS. An anatomical description of the male and female urethral sphincter complex. J Urol. 2004 May;171(5):1890-7.

    59. Strasser H, Klima G, Poisel S, Horninger W, Bartsch G. Anatomy and innervation of the rhabdosphincter of the male urethra. Prostate. 1996 Jan;28(1):24-31.

    60. Gosling JA, Dixon JS. Structural changes associated with obstruction of the urinary tract: A comparison between upper and lower systems. Prog Clin Biol Res. 1981;78:283-4.

    61. Elbadawi A, Mathews R, Light JK, Wheeler TM. Immunohistochemical and ultrastructural study of rhabdosphincter component of the prostatic capsule. J Urol. 1997 Nov;158(5):1819-28.

    62. Myers RP, Cahill DR, Kay PA, Camp JJ, Devine RM, King BF, et al. Puboperineales: muscular boundaries of the male urogenital hiatus in 3D from magnetic resonance imaging. J Urol. 2000 Oct;164(4):1412-5.

    63. Barbic M, Kralj B, Cör A. Compliance of the bladder neck supporting structures: importance of activity pattern of levator ani muscle and content of elastic fibers of endopelvic fascia. Neurourol Urodyn. 2003;22(4):269-76.

    64. Dolan LM, Hosker GL, Mallett VT, Allen RE, Smith AR. Stress incontinence and pelvic floor neurophysiology 15 years after the first delivery. BJOG. 2003 Dec;110(12):1107-14.

    65. Arrue M, Ibanez L, Paredes J, Murgiondo A, Belar M, Sarasqueta C, et al. Stress urinary incontinence six months after first vaginal delivery. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol. 2010 Jun;150(2):210-4.

    66. Eftekhar T, Hajibaratali B, Ramezanzadeh F, Shariat M. Postpartum evaluation of stress urinary incontinence among primiparas. Int J Gynaecol Obstet. 2006 Aug;94(2):114-8.

    67. Ekstrom A, Altman D, Wiklund I, Larsson C, Andolf E. Planned cesarean section versus planned vaginal delivery: comparison of lower urinary tract symptoms. Int Urogynecol J Pelvic Floor Dysfunct. 2008 Apr;19(4):459-65.

    68. King JK, Freeman RM. Is antenatal bladder neck mobility a risk factor for postpartum stress incontinence? Br J Obstet Gynaecol. 1998 Dec;105(12):1300-7.

    69. Meyer S, Schreyer A, Grandi P de, Hohlfeld P. The effects of birth on urinary continence mechanisms and other pelvic-floor characteristics. Obstet Gynecol. 1998 Oct;92(4 Pt 1):613-8.

    70. Meyer S, Hohlfeld P, Achtari C, Russolo A, Grandi P de. Birth trauma: short and long term effects of forceps delivery compared with spontaneous delivery on various pelvic floor parameters. BJOG. 2000 Nov;107(11):1360-5.

    71. Viktrup L, Lose G, Rolff M, Barfoed K. The symptom of stress incontinence caused by pregnancy or delivery in primiparas. Obstet Gynecol. 1992 Jun;79(6):945-9.

    72. Viktrup L, Lose G. The risk of stress incontinence 5 years after first delivery. Am J Obstet Gynecol. 2001 Jul;185(1):82-7.

    73. Viktrup L, Rortveit G, Lose G. Risk of stress urinary incontinence twelve years after the first pregnancy and delivery. Obstet Gynecol. 2006 Aug;108(2):248-54.

    74. Dimpfl T, Hesse U, Schussler B. Incidence and cause of postpartum urinary stress incontinence. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol. 1992 Jan 9;43(1):29-33.

    75. Eason E, Labrecque M, Marcoux S, Mondor M. Effects of carrying a pregnancy and of method of delivery on urinary incontinence: a prospective cohort study. BMC Pregnancy Childbirth. 2004 Feb;19;4(1):4.

    76. Groutz A, Fait G, Lessing JB, David MP, Wolman I, Jaffa A, et al. Incidence and obstetric risk factors of postpartum anal incontinence. Scand J Gastroenterol. 1999 Mar;34(3):315-8.

    77. Herrmann V, Scarpa K, Palma PC, Riccetto CZ. Stress urinary incontinence 3 years after pregnancy: correlation to mode of delivery and parity. Int Urogynecol J Pelvic Floor Dysfunct. 2009 Mar;20(3):281-8.

    78. Mason L, Glenn S, Walton I, Appleton C. The prevalence of stress incontinence during pregnancy and following delivery. Midwifery. 1999 Jun;15(2):120-8.

    79. Lewicky-Gaupp C, Cao DC, Culbertson S. Urinary and anal incontinence in African American teenaged gravidas during pregnancy and the puerperium. J Pediatr Adolesc Gynecol. 2008 Feb;21(1):21-6.

    80. Altman D, Ekstrom A, Gustafsson C, Lopez A, Falconer C, Zetterstrom J. Risk of urinary incontinence after childbirth: a 10-year prospective cohort study. Obstet Gynecol. 2006 Oct;108(4):873-8.

    81. Arya LA, Jackson ND, Myers DL, Verma A. Risk of new-onset urinary incontinence after forceps and vacuum delivery in primiparous women. Am J Obstet Gynecol. 2001 Dec;185(6):1318-23.

    82. van Brummen HJ, Bruinse HW, Pol G van de, Heintz AP, Vaart CH van der. The effect of vaginal and cesarean delivery on lower urinary tract symptoms: what makes the difference? Int Urogynecol J Pelvic Floor Dysfunct. 2007 Feb;18(2):133-9.

    83. Yip SK, Sahota D, Chang A, Chung T. Effect of one interval vaginal delivery on the prevalence of stress urinary incontinence: a prospective cohort study. Neurourol Urodyn. 2003;22(6):558-62.

    84. Baydock SA, Flood C, Schulz JA, MacDonald D, Esau D, Jones S, et al. Prevalence and risk factors for urinary and fecal incontinence four months after vaginal delivery. J Obstet Gynaecol Can. 2009 Jan;31(1):36-41.

    85. Benassi L, Bocchialini E, Bertelli M, Kaihura CT, Ricci L, Siliprandi V. Risk of genital prolapse and urinary incontinence due to pregnancy and delivery. A prospective study. Minerva Ginecol. 2002 Aug;54(4):317-24.

    86. Torrisi G, Sampugnaro EG, Pappalardo EM, D’Urso E, Vecchio M, Mazza A. Postpartum urinary stress incontinence: analysis of the associated risk factors and neurophysiological tests. Minerva Ginecol. 2007 Oct;59(5):491-8.

    87. Krue S, Jensen H, Agger AO, Rasmussen KL. The influence of infant birth weight on post partum stress incontinence in obese women. Arch Gynecol Obstet. 1997;259(3):143-5.

    88. Kristiansson P, Samuelsson E, Schoultz B von, Svardsudd K. Reproductive hormones and stress urinary incontinence in pregnancy. Acta Obstet Gynecol Scand. 2001 Dec;80(12):1125-30.

    89. Townsend MK, Curhan GC, Resnick NM, Grodstein F. Oral contraceptive use and incident urinary incontinence in premenopausal women. J Urol. 2009 May;181(5):2170-5.

    90. Altman D, Lopez A, Falconer C, Zetterstrom J. The impact of hysterectomy on lower urinary tract symptoms. Int Urogynecol J Pelvic Floor Dysfunct. 2003 Dec;14(6):418-23.

    91. Engh MA, Otterlind L, Stjerndahl JH, Lofgren M. Hysterectomy and incontinence: a study from the Swedish national register for gynecological surgery. Acta Obstet Gynecol Scand. 2006;85(5):614-8.

    92. Gustafsson C, Ekstrom A, Brismar S, Altman D. Urinary incontinence after hysterectomy – three-year observational study. Urology. 2006 Oct;68(4):769-74.

    93. Heliovaara-Peippo S, Halmesmaki K, Hurskainen R, Teperi J, Grenman S, Kivela A, et al. The effect of hysterectomy or levonorgestrel-releasing intrauterine system on lower urinary tract symptoms: a 10-year follow-up study of a randomised trial. BJOG. 2010 Apr;117(5):602-9.

    94. Hendrix SL, Cochrane BB, Nygaard IE, Handa VL, Barnabei VM, Iglesia C, et al. Effects of estrogen with and without progestin on urinary incontinence. JAMA. 2005 Feb 23;293(8):935-48.

    95. Waetjen LE, Ye J, Feng WY, Johnson WO, Greendale GA, Sampselle CM, et al. Association between menopausal transition stages and developing urinary incontinence. Obstet Gynecol. 2009 Nov;114(5):989-98.

    96. Kuh D, Cardozo L, Hardy R. Urinary incontinence in middle aged women: childhood enuresis and other lifetime risk factors in a British prospective cohort. J Epidemiol Community Health. 1999 Aug;53(8):453-8.

    97. McGrother CW, Donaldson MM, Hayward T, Matthews R, Dallosso HM, Hyde C. Urinary storage symptoms and comorbidities: a prospective population cohort study in middle-aged and older women. Age Ageing. 2006 Jan;35(1):16-24.

    98. Waetjen LE, Liao S, Johnson WO, Sampselle CM, Sternfield B, Harlow SD, et al. Factors associated with prevalent and incident urinary incontinence in a cohort of midlife women: a longitudinal analysis of data: study of women’s health across the nation. Am J Epidemiol. 2007 Feb 1;165(3):309-18.

    99. Townsend MK, Curhan GC, Resnick NM, Grodstein F. The incidence of urinary incontinence across Asian, black, and white women in the United States. Am J Obstet Gynecol. 2010 Apr;202(4):378-7.

    100. Mishra GD, Hardy R, Cardozo L, Kuh D. Body weight through adult life and risk of urinary incontinence in middle-aged women: results from a British prospective cohort. Int J Obes (Lond). 2008 Sep;32(9):1415-22.

    101. Townsend MK, Curhan GC, Resnick NM, Grodstein F. BMI, waist circumference, and incident urinary incontinence in older women. Obesity (Silver Spring). 2008 Apr;16(4):881-6.

    102. Townsend MK, Danforth KN, Rosner B, Curhan GC, Resnick NM, Grodstein F. Body mass index, weight gain, and incident urinary incontinence in middle-aged women. Obstet Gynecol. 2007 Aug;110(2 Pt 1):346-53.

    103. Deitel M, Stone E, Kassam HA, Wilk EJ, Sutherland DJ. Gynecologic-obstetric changes after loss of massive excess weight following bariatric surgery. J Am Coll Nutr. 1988 Apr;7(2):147-53.

    104. Subak LL, Whitcomb E, Shen H, Saxton J, Vittinghoff E, Brown JS. Weight loss: a novel and effective treatment for urinary incontinence. J Urol. 2005 Jul;174(1):190-5.

    105. Danforth KN, Townsend MK, Curhan GC, Resnick NM, Grodstein F. Type 2 diabetes mellitus and risk of stress, urge and mixed urinary incontinence. J Urol. 2009 Jan;181(1):193-7.

    106. Dallosso HM, McGrother CW, Matthews RJ, Donaldson MM. The association of diet and other lifestyle factors with overactive bladder and stress incontinence: a longitudinal study in women. BJU Int. 2003 Jul;92(1):69-77.

    107. Dallosso H, Matthews R, McGrother C, Donaldson M. Diet as a risk factor for the development of stress urinary incontinence: a longitudinal study in women. Eur J Clin Nutr. 2004 Jun;58(6):920-6.

    108. Danforth KN, Shah AD, Townsend MK, Lifford KL, Curhan GC, Resnick NM, et al. Physical activity and urinary incontinence among healthy, older women. Obstet Gynecol. 2007 Mar;109(3):721-7.

    109. Townsend MK, Danforth KN, Rosner B, Curhan GC, Resnick NM, Grodstein F. Physical activity and incident urinary incontinence in middle-aged women. J Urol. 2008 Mar;179(3):1012-6.

    110. Brown JS, Grady D, Ouslander JG, Herzog AR, Varner RE, Posner SF. Prevalence of urinary incontinence and associated risk factors in postmenopausal women. Heart & Estrogen/Progestin Replacement Study (HERS) Research Group. Obstet Gynecol. 1999 Jul;94(1):66-70.

    111. Palmer MH. Postprostatectomy incontinence: the magnitude of the problem. J Wound Ostomy Continence Nurs. 2000 May;27(3):129-37.

    112. Van Kampen M, Weerdt W de, Poppel H van, Baert L. Urinary incontinence following transurethral, transvesical and radical prostatectomy. Retrospective study of 489 patients. Acta Urol Belg. 1997 Dec;65(4):1-7.

    113. Ficazzola MA, Nitti VW. The etiology of post-radical prostatectomy incontinence and correlation of symptoms with urodynamic findings. J Urol. 1998 Oct;160(4):1317-20.

    114. Groutz A, Blaivas JG, Chaikin DC, Weiss JP, Verhaaren M. The pathophysiology of post-radical prostatectomy incontinence: a clinical and video urodynamic study. J Urol. 2000 Jun;163(6):1767-70.

    115. Kielb SJ, Clemens JQ. Comprehensive urodynamics evaluation of 146 men with incontinence after radical prostatectomy. Urology. 2005 Aug;66(2):392-6.

    116. Burkhard FC, Kessler TM, Fleischmann A, Thalmann GN, Schumacher M, Studer UE. Nerve sparing open radical retropubic prostatectomy – does it have an impact on urinary continence? J Urol. 2006 Jul;176(1):189-95.

    117. Cambio AJ, Evans CP. Minimising postoperative incontinence following radical prostatectomy: considerations and evidence. Eur Urol. 2006 Nov;50(5):903-13.

    118. Bauer RM, Bastian PJ, Gozzi C, Stief CG. Postprostatectomy incontinence: all about diagnosis and management. Eur Urol. 2009 Feb;55(2):322-33.

    119. Lourenco T, Pickard R, Vale L, Grant A, Fraser C, MacLennan G, et al. Minimally invasive treatments for benign prostatic enlargement: systematic review of randomised controlled trials. BMJ. 2008 Oct 9;337:a1662. doi: 10.1136/bmj.a1662.:a1662.

    120. Burgio KL, Goode PS, Locher JL, Richter HE, Roth DL, Wright KC, et al. Predictors of outcome in the behavioral treatment of urinary incontinence in women. Obstet Gynecol. 2003 Nov;102(5 Pt 1):940-7.

    121. Cammu H, Nylen M van, Blockeel C, Kaufman L, Amy JJ. Who will benefit from pelvic floor muscle training for stress urinary incontinence? Am J Obstet Gynecol. 2004 Oct;191(4):1152-7.

    122. Hendriks EJ, Kessels AG, Vet HC de, Bernards AT, Bie RA de. Prognostic indicators of poor short-term outcome of physiotherapy intervention in women with stress urinary incontinence. Neurourol Urodyn. 2010;29(3):336-43.

    123. Lagro-Janssen AL, Smits AJ, Weel C van. Beneficial effect of exercise therapy in urinary incontinence in family practice depends largely on therapy compliance and motivation. Ned Tijdschr Geneeskd. 1994 Jun 18;138(25):1273-6.

    124. Siu LS, Chang AM, Yip SK, Chang AM. Compliance with a pelvic muscle exercise program as a causal predictor of urinary stress incontinence amongst Chinese women. Neurourol Urodyn. 2003;22(7):659-63.

    125. Theofrastous JP, Wyman JF, Bump RC, McClish DK, Elser DM, Bland DR, et al. Effects of pelvic floor muscle training on strength and predictors of response in the treatment of urinary incontinence. Neurourol Urodyn. 2002;21(5):486-90.

    126. Truijen G, Wyndaele JJ, Weyler J. Conservative treatment of stress urinary incontinence in women: who will benefit? Int Urogynecol J Pelvic Floor Dysfunct. 2001;12(6):386-90.

    127. Wilson PD, Al Samarrai T, Deakin M, Kolbe E, Brown AD. An objective assessment of physiotherapy for female genuine stress incontinence. Br J Obstet Gynaecol. 1987 Jun;94(6):575-82.

    128. Van Kampen M. Evidence for pelvic floor physical therapy in men. In: Bo K, Berghmans B, Møkved S, Kampen M van, editors. Evidence based physical therapy for the pelvic Floor. Bridging science and clinical practice. Edinburgh: Butterworth Heinemann Elsevier; 2007. p. 379-93.

    129. Hendriks HJM, Kerssens JJ, Dekker J, Zee J van der, Oostendorp RAB, Nelson RM. One-time physical therapist consultation in primary health care. Phys Ther. 2003;83:918-31.

    130. Hendriks EJM. Physiotherapist’s consultation in general practice PhD thesis. Maastricht: Maastricht University; 2000.

    131. Teunissen D, Den BW van, Weel C van, Lagro-Janssen T. Urinary incontinence in the elderly: attitudes and experiences of general practitioners. A focus group study. Scand J Prim Health Care. 2006 Mar;24(1):56-61.

    132. Staskin D, Hilton P, Emmanuel A, Goode P, Mills I, Shull B, et al. Initial assesment of incontinence. In: Abrams P, Cardozo L, Khoury R, Wein A, editors. Incontinence 3rd International Consultation on Incontinence. Plymouth, UK: Health Publication Ltd; 2005. p. 485-517.

    133. Martin JL, Williams KS, Sutton AJ, Abrams KR, Assassa RP. Systematic review and meta-analysis of methods of diagnostic assessment for urinary incontinence. Neurourol Urodyn. 2006;25(7):674-83.

    134. Faber CG, Klaver MM, Wokke JHJ. Een afstaand schouderblad. Ned Tijdschr Geneeskd. 2002;146(37):1717-20.

    135. Robert M, Ross S, Farrel SA, Easton WA, Epp A, Girouard L, et al. Conservative management of urinary incontinence. J Obstet Gynaecol Can. 2006 Dec;28(12):1113-25.

    136. National Collaborating Centre for Women’s and Children’s Health. Urinary incontinence: the management of urinary incontinence in women. London: RCOG Press; 2006.

    137. Bent AE, Gousse AE, Hendrix SL, Klutke CG, Monga AK, Yuen CK, et al. Validation of a two-item quantitative questionnaire for the triage of women with urinary incontinence. Obstet Gynecol. 2005 Oct;106(4):767-73.

    138. Brown JS, Bradley CS, Subak LL, Richter HE, Kraus SR, Brubaker L, et al. The sensitivity and specificity of a simple test to distinguish between urge and stress urinary incontinence. Ann Intern Med. 2006 May 16;144(10):715-23.

    139. Lagro-Jansen ALM. Urine-incontinentie bij vrouwen in de huisartsenpraktijk Thesis. Nijmegen, the Netherlands: Katholieke Universiteit Nijmegen; 1991.

    140. Jarvis GJ. Urogynaecology Audit. In: Stanton SL, Monga AK, editors. Clinical Urogynaecology. Churchill Livingstone; 2000. p. 615-31.

    141. Harvey MA, Versi E. Predictive value of clinical evaluation of stress urinary incontinence: a summary of the published literature. Int Urogynecol J Pelvic Floor Dysfunct. 2001;12(1):31-7.

    142. Vierhout ME. Meting van ongewenst urineverlies bij de vrouw. Ned Tijdschr Geneeskd. 1990;134(38):1837-9.

    143. Mulder AFP, Vierhout ME. De Inco-test. Medicus. 1990;264.

    144. Ogden J. Health Psychology: a textbook. Buckingham-Philadelphia: Open University Press; 2000.

    145. Cameron LD, Leventhal H. The self-regulation of health and illness behaviour. London: Routledge; 2003.

    146. Kegel A. Progressive resistance exercise in the functional restoration of the perineal muscles. Am J Gynecol. 1948;56:238-4.

    147. Devreese A, Staes F, Weerdt W de, Feys H, Assche A van, Penninckx F, et al. Clinical evaluation of pelvic floor muscle function in continent and incontinent women. Neurourol Urodyn. 2004;23(3):190-7.

    148. Slieker-ten Hove MC, Pool-Goudzwaard AL, Eijkemans MJ, Steegers-Theunissen RP, Burger CW, Vierhout ME. Face validity and reliability of the first digital assessment scheme of pelvic floor muscle function conform the new standardized terminology of the International Continence Society. Neurourol Urodyn. 2009;28(4):295-300.

    149. Bo K, Sherburn M. Evaluation of female pelvic-floor muscle function and strength. Phys Ther. 2005 Mar;85(3):269-82.

    150. Dietz HP, Jarvis SK, Vancaillie TG. The assessment of levator muscle strength: a validation of three ultrasound techniques. Int Urogynecol J Pelvic Floor Dysfunct. 2002;13(3):156-9.

    151. Stoker J, Halligan S, Bartram CI. Pelvic floor imaging. Radiology. 2001 Mar;218(3):621-41.

    152. Vodusek DB. Electromyography. In: Bo K, Berghmans B, Møkved S, Kampen M van, editors. Evidence based physical therapy for the pelvic floor. Bridging science and clinical practice. Edinburgh: Butterworth Heinemann Elsevier; 2007. p. 56-63.

    153. Messelink B, Benson T, Berghmans B, Bo K, Corcos J, Fowler C, et al. Standardization of terminology of pelvic floor muscle function and dysfunction: report from the pelvic floor clinical assessment group of the International Continence Society. Neurourol Urodyn. 2005;24(4):374-80.

    154. Bo K, Sherburn M. Visual observation and palpation. In: Bo K, Berghmans B, Møkved S, Kampen M van, editors. Evidence based physical therapy for the pelvic Floor. Bridging science and clinical practice. Edinburgh: Butterworth Heinemann Elsevier; 2007. p. 50-5.

    155. Van Kampen M, Weerdt W de, Feys H, Honing S. Reliability and validity of a digital test for pelvic muscle strength in women. Neurourol Urodyn. 1996;15:338-9.

    156. Bo K, Sherburn M. Vaginal squeeze pressure measurement. In: Bo K, Berghmans B, Møkved S, Kampen M van, editors. Evidence based physical therapy for the pelvic Floor. Bridging science and clinical practice. Edinburgh: Butterworth Heinemann Elsevier; 2007. p. 63-8.

    157. Dumoulin C, Gravel D, Bourbonnais D, Lemieux MC, Morin M. Reliability of dynamometric measurements of the pelvic floor musculature. Neurourol Urodyn. 2004;23(2):134-42.

    158. Dietz HP, Shek C. Validity and reproducibility of the digital detection of levator trauma. Int Urogynecol J Pelvic Floor Dysfunct. 2008 Feb 13;19:1097-101.

    159. Pool-Goudzwaard AL, Slieker ten Hove MC, Vierhout ME, Mulder PH, Pool JJ, Snijders CJ, et al. Relations between pregnancy-related low back pain, pelvic floor activity and pelvic floor dysfunction. Int Urogynecol J Pelvic Floor Dysfunct. 2005 Nov;16(6):468-74.

    160. Velde J van der, Laan E, Everaerd W. Vaginismus, a component of a general defensive reaction. an investigation of pelvic floor muscle activity during exposure to emotion-inducing film excerpts in women with and without vaginismus. Int Urogynecol J Pelvic Floor Dysfunct. 2001;12(5):328-31.

    161. Reissing ED, Binik YM, Khalife S, Cohen D, Amsel R. Vaginal spasm, pain, and behavior: an empirical investigation of the diagnosis of vaginismus. Arch Sex Behav. 2004 Feb;33(1):5-17.

    162. Koldewijn E. Progress in neuro-urology: Evaluation of investigatory techniques and new treatment options (Thesis). Nijmegen, the Netherlands: Katholieke Universiteit Nijmegen; 1994.

    163. Versprille-Fischer ES. Begeleiding van patiënten met bekkenbodemdysfunctie. 2de gewijzigde druk. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg; 2001.

    164. Sapsford RR, Hodges PW, Richardson CA, Cooper DH, Markwell SJ, Jull GA. Co-activation of the abdominal and pelvic floor muscles during voluntary exercises. Neurourol Urodyn. 2001;20(1):31-42.

    165. Neumann P, Gill V. Pelvic floor and abdominal muscle interaction: EMG activity and intra-abdominal pressure. Int Urogynecol J Pelvic Floor Dysfunct. 2002;13(2):125-32.

    166. Richardson CA, Hodges PW, Hides J. Therapeutic exercise for lumbopelvic stabilization - A motor control approach for the treatment and prevention of low back pain. 2nd ed. Edinburgh: Churchill Livingstone; 2004.

    167. Hodges PW, Gandevia SC. Changes in intra-abdominal pressure during postural and respiratory activation of the human diaphragm. J Appl Physiol. 2000 Sep;89(3):967-76.

    168. Hodges PW, Sapsford R, Pengel LH. Postural and respiratory functions of the pelvic floor muscles. Neurourol Urodyn. 2007;26(3):362-71.

    169. Smith MD, Russell A, Hodges PW. Disorders of breathing and continence have a stronger association with back pain than obesity and physical activity. Aust J Physiother. 2006;52(1):11-6.

    170. Devreese AM, Nuyens G, Staes F, Vereecken RL, Weerdt W de, Stappaerts K. Do posture and straining influence urinary-flow parameters in normal women? Neurourol Urodyn. 2000;19(1):3-8.

    171. Hendriks EJ, Bernards AT, Staal JB, Vet HC de, Bie RA de. Factorial validity and internal consistency of the PRAFAB questionnaire in women with stress urinary incontinence. BMC Urol. 2008 Jan 24;8:1.

    172. Hendriks EJ, Bernards AT, Berghmans BC, Bie RA de. The psychometric properties of the PRAFAB-questionnaire: A brief assessment questionnaire to evaluate severity of urinary incontinence in women. Neurourol Urodyn. 2007 Jun 11;26:998-1007.

    173. Hendriks EJM, Bernards ATM, Bie RA de, Vet HCW de. The Minimally Important Change of the PRAFAB Questionnaire in Women With Stress Urinary Incontinence: Results From a Prospective Cohort Study. Neurourology and Urodynamics. 2008;27(5):379-87.

    174. Sandvik H, Espuna M, Hunskaar S. Validity of the incontinence severity index: comparison with pad-weighing tests. Int Urogynecol J Pelvic Floor Dysfunct. 2006 Sep;17(5):520-4.

    175. Avery K, Donovan J, Peters TJ, Shaw C, Gotoh M, Abrams P. ICIQ: a brief and robust measure for evaluating the symptoms and impact of urinary incontinence. Neurourol Urodyn. 2004;23(4):322-30.

    176. Amarenco G, Arnould B, Carita P, Haab F, Labat JJ, Richard F. European psychometric validation of the CONTILIFE: a Quality of Life questionnaire for urinary incontinence. Eur Urol. 2003 Apr;43(4):391-404.

    177. Shumaker SA, Wyman JF, Uebersax JS, McClish D, Fantl JA. Health-related quality of life measures for women with urinary incontinence: the Incontinence Impact Questionnaire and the Urogenital Distress Inventory. Continence Program in Women (CPW) Research Group. Qual Life Res. 1994 Oct;3(5):291-306.

    178. Fonda D, Woodward M, D’Astoli M, Chin WF. Sustained improvement of subjective quality of life in older community-dwelling people after treatment of urinary incontinence. Age Ageing. 1995 Jul;24(4):283-6.

    179. Engberg SJ, McDowell BJ, Burgio KL, Watson JE, Belle S. Self-care behaviors of older women with urinary incontinence. J Gerontol Nurs. 1995 Aug;21(8):7-14.

    180. Seim A, Hermstad R, Hunskaar S. Management in general practice significantly reduced psychosocial consequences of female urinary incontinence. Qual Life Res. 1997 Apr;6(3):257-64.

    181. Teunissen D, Den BW van, Weel C van, Lagro-Janssen T. “It can always happen”: the impact of urinary incontinence on elderly men and women. Scand J Prim Health Care. 2006 Sep;24(3):166-73.

    182. Herbison P, Plevnik S, Mantle J. Weighted vaginal cones for urinary incontinence. Cochrane Database Syst Rev. 2002;(1):CD002114.

    183. Abdel-Fattah M, Barrington JW, Youssef M. The standard 1-hour pad test: does it have any value in clinical practice? Eur Urol. 2004 Sep;46(3):377-80.

    184. Beurskens AJ, Vet HC de, Koke AJ. Responsiveness of functional status in low back pain: a comparison of different instruments. Pain. 1996 Apr;65(1):71-6.

    185. Beurskens AJ, Vet HC de, Koke AJ, Lindeman E, Heijden GJ van der, Regtop W, et al. A patient-specific approach for measuring functional status in low back pain. J Manipulative Physiol Ther. 1999 Mar;22(3):144-8.

    186. Jaeschke R, Singer J, Guyatt GH. Measurement of health status. Ascertaining the minimal clinically important difference. Control Clin Trials. 1989 Dec;10(4):407-15.

    187. van der Roer N, Ostelo RW, Bekkering GE, Tulder MW van, Vet HC de. Minimal clinically important change for pain intensity, functional status, and general health status in patients with nonspecific low back pain. Spine. 2006 Mar 1;31(5):578-82.

    188. de Vet HC, Terwee CB, Ostelo RW, Beckerman H, Knol DL, Bouter LM. Minimal changes in health status questionnaires: distinction between minimally detectable change and minimally important change. Health Qual Life Outcomes. 2006 Aug 22;4:54.

    189. Berghmans LCM, Ijland M, Koeveringe G van, Winkens R, Kerrebroeck PEV van. Bekkenfysiotherapie bij onvrijwillig urineverlies. Huisarts Wet. 2003;46(3):148-52.

    190. Addla S, Adeyouju A, Neilson D. Assessment of reliability of 1-day, 3-day and 7-day frequency volume charts. European Urology supplements 2004:3(2):130.

    191. Brown JS, McNaughton KS, Wyman JF, Burgio KL, Harkaway R, Bergner D, et al. Measurement characteristics of a voiding diary for use by men and women with overactive bladder. Urology 2003 Apr;61(4):802-9.

    192. Averink M, Melein L, Duker PC. Establishing diurnal bladder control with the response restriction method: extended study on its effectiveness. Res Dev Disabil. 2005 Mar;26(2):143-51.

    193. Tannenbaum C, Corcos J. Outcomes in urinary incontinence: Reconciling clinical relevance with scientific rigour. European Urology. 2008 Jun;53(6):1151-61.

    194. van der Vaart CH, Leeuw JR de, Roovers JP, Heintz AP. Measuring health-related quality of life in women with urogenital dysfunction: the urogenital distress inventory and incontinence impact questionnaire revisited. Neurourol Urodyn. 2003;22(2):97-104.

    195. Smith ARB, Daneshgari F, Dmochowski R, Milani R, Miller K, Paraiso M, et al. Surgery for urinay incontinence in women. In: Abrams P, Cardozo L, Khoury R, Wein A, editors. Incontinence 3rd International Consultation on Incontinence. Plymouth, UK: Health Publication Ltd; 2005. p. 1297-370.

    196. Hilton P. The role of urodynamics in pelvic floor re-education. In: Schuessler B, Laycock J, Norton P, Stanton S, editors. Pelvic Floor Re-Education. London: Springer Verlag; 1994.

    197. Wilson PD, Berghmans B, Hagen S, Hay-Smith J, Moore K, Nygaard I, et al. Adult conservative management. In: Abrams P, Cardozo L, Khoury R, Wein A, editors. Incontinence 3rd International Consultation on Incontinence. Plymouth, UK: Health Publication Ltd; 2005. p. 855-964.

    198. Fantl JA, Newman DK, Colling J, DeLancey JO, Keeys C, Loughery R, et al. Urinary incontinence in adults: Acute and chronic management. Clinical Practice Guideline No. 2, 1996 Update. Rockville, MD: U.S. Department of Health and Human Services. Public Health Service, Agency for Health Care Policy and Research; 1996.

    199. Gezondheidsraad. Urine-incontinentie. Den Haag: Gezondheidsraad; 2001. Publicatie nr: 2001/12.

    200. Bo K, Borgen JS. Prevalence of stress and urge urinary incontinence in elite athletes and controls. Med Sci Sports Exerc. 2001 Nov;33(11):1797-802.

    201. Cammu H, Nylen M van, Amy JJ. A 10-year follow-up after Kegel pelvic floor muscle exercises for genuine stress incontinence. BJU Int. 2000 Apr;85(6):655-8.

    202. Wall LL, Davidson TG. The role of muscular re-education by physical therapy in the treatment of genuine stress urinary incontinence. Obstet Gynecol Surv. 1992 May;47(5):322-31.

    203. Jarvis SK, Hallam TK, Lujic S, Abbott JA, Vancaillie TG. Peri-operative physiotherapy improves outcomes for women undergoing incontinence and or prolapse surgery: results of a randomised controlled trial. Aust N Z J Obstet Gynaecol. 2005 Aug;45(4):300-3.

    204. Norton P. Aims of pelvic floor re-education. In: Schüssler B, Laycock J, Norton P, Stanton S, editors. Pelvic floor re-education. London, UK: Springer-Verlag; 1994.

    205. Schuessler B. Introduction. In: Schüssler B, Laycock J, Norton P, Stanton S, editors. Pelvic floor re-education. London, UK: Springer-Verlag; 1994.

    206. Black NA, Downs SH. The effectiveness of surgery for stress incontinence in women: a systematic review. Br J Urol. 1996 Oct;78(4):497-510.

    207. McGuire EJ. Stress incontinence: new alternatives. Int J Fertil Menopausal Stud. 1996 Mar;41(2):142-7.

    208. Leach GE. Post-prostatectomy incontinence: the importance of bladder dysfunction. J Urol. 1995 Mar;153(3 Pt 2):1038.

    209. Knispel HH, Klän R, Siegmann K, Miller K. Results with the Stamey procedure in 251 consecutive patients with genuine stress urinary incontinence. J Urol. 1995;153(suppl):812.

    210. Rush CB, Entman SS. Pelvic organ prolapse and stress urinary incontinence. Med Clin North Am. 1995 Nov;79(6):1473-9.

    211. Berghmans LCM. Conservative treatment for woman with stress incontinence and bladder overactivity. Maastricht: Maastricht University; 2000.

    212. Alewijnse D, Mesters I, Metsemakers J, Borne B van den. Strategies to enhanse adherence and reduce drop out in conservative treatment. In: Bo K, Berghmans B, Møkved S, Kampen M van, editors. Evidence based physical therapy for the pelvic Floor. Bridging science and clinical practice. Edinburgh: Butterworth Heinemann Elsevier; 2007. p. 133-46.

    213. Leventhal H, Zimmerman R, Gutmann M. Compliance: A Self-Regulation Perspective. In: Gentry D, editor. Handbook of behavioral medicine. New York: Pergamon; 1984. p. 369-436.

    214. Weinman J. The cognitive strategy: focussing on patients’ beliefs about illlness and treatment as a basis for enhancing self-regulaton and self-management. 2003.

    215. Taylor NF, Dodd KJ, Shields N, Bruder A. Therapeutic exercise in physiotherapy practice is beneficial: a summary of systematic reviews 2002-2005. Aust J Physiother. 2007;53(1):7-16.

    216. Hay-Smith EJ, Bo K, Berghmans LC, Hendriks HJ, Bie RA de, Waalwijk van Doorn ES van. Pelvic floor muscle training for urinary incontinence in women. Cochrane Database Syst Rev. 2001;(1):CD001407.

    217. Hay-Smith EJ, Dumoulin C. Pelvic floor muscle training versus no treatment, or inactive control treatments, for urinary incontinence in women. Cochrane Database Syst Rev. 2006 Jan 25;(1):CD005654.

    218. Dumoulin C, Hay-Smith J. Pelvic floor muscle training versus no treatment for urinary incontinence in women. A Cochrane systematic review. Eur J Phys Rehabil Med. 2008 Mar;44(1):47-63.

    219. Shamliyan TA, Kane RL, Wyman J, Wilt TJ. Systematic review: randomized, controlled trials of nonsurgical treatments for urinary incontinence in women. Ann Intern Med. 2008 Mar 18;148(6):459-73.

    220. Moore KN, Cody DJ, Glazener CM. Conservative management for post prostatectomy urinary incontinence. Cochrane Database Syst Rev. 2001;(2):CD001843.

    221. Bo K. Pelvic floor muscle training is effective in treatment of female stress urinary incontinence, but how does it work? Int Urogynecol J Pelvic Floor Dysfunct. 2004 Mar;15(2):76-84.

    222. DeLancey JO, Starr RA. Histology of the connection between the vagina and levator ani muscles. Implications for urinary tract function. J Reprod Med. 1990 Aug;35(8):765-71.

    223. DeLancey JO. Structural support of the urethra as it relates to stress urinary incontinence: the hammock hypothesis. Am J Obstet Gynecol. 1994 Jun;170(6):1713-20.

    224. DeLancey JO. The pathophysiology of stress urinary incontinence in women and its implications for surgical treatment. World J Urol. 1997;15(5):268-74.

    225. Thompson JA, O’Sullivan PB. Levator plate movement during voluntary pelvic floor muscle contraction in subjects with incontinence and prolapse: a cross-sectional study and review. Int Urogynecol J Pelvic Floor Dysfunct. 2003 Jun;14(2):84-8.

    226. Bo K, Finckenhagen HB. Vaginal palpation of pelvic floor muscle strength: inter-test reproducibility and comparison between palpation and vaginal squeeze pressure. Acta Obstet Gynecol Scand. 2001 Oct;80(10):883-7.

    227. Miller JM, Ashton-Miller JA, DeLancey JO. A pelvic muscle precontraction can reduce cough-related urine loss in selected women with mild SUI. J Am Geriatr Soc. 1998 Jul;46(7):870-4.

    228. Peschers UM, Vodusek DB, Fanger G, Schaer GN, DeLancey JO, Schuessler B. Pelvic muscle activity in nulliparous volunteers. Neurourol Urodyn. 2001;20(3):269-75.

    229. Slieker-ten Hove MC, Pool-Goudzwaard AL, Eijkemans MJ, Steegers-Theunissen RP, Burger CW, Vierhout ME. Pelvic floor muscle function in a general female population in relation with age and parity and the relation between voluntary and involuntary contractions of the pelvic floor musculature. Int Urogynecol J Pelvic Floor Dysfunct. 2009 Dec;20(12):1497-504.

    230. Constantinou CE, Govan DE. Contribution and timing of transmitted and generated pressure components in the female urethra. Prog Clin Biol Res. 1981;78:113-20:113-20.

    231. Howard D, Miller JM, DeLancey JO, Ashton-Miller JA. Differential effects of cough, valsalva, and continence status on vesical neck movement. Obstet Gynecol. 2000 Apr;95(4):535-40.

    232. Peschers UM, Schaer GN, DeLancey JO, Schuessler B. Levator ani function before and after childbirth. Br J Obstet Gynaecol. 1997 Sep;104(9):1004-8.

    233. Bernstein IT. The pelvic floor muscles: muscle thickness in healthy and urinary-incontinent women measured by perineal ultrasonography with reference to the effect of pelvic floor training. Estrogen receptor studies. Neurourol Urodyn. 1997;16(4):237-75.

    234. Balmforth JR, Mantle J, Bidmead J, Cardozo L. A prospective observational trial of pelvic floor muscle training for female stress urinary incontinence. BJU Int. 2006 Oct;98(4):811-7.

    235. Bo K, Hagen R, Kvarstein B, Jorgensen J, Larsen S, Burgio KL. Pelvic floor muscle exercise for the treatment of female stress urinary incontinence: III. Effects of two different degrees of pelvic floor muscle exercises. Neurourol Urodyn. 1990;9(5):489-502.

    236. Bo K, Talseth T, Holme I. Single blind, randomised controlled trial of pelvic floor exercises, electrical stimulation, vaginal cones, and no treatment in management of genuine stress incontinence in women. BMJ. 1999 Feb 20;318(7182):487-93.

    237. Morkved S, Bo K, Fjortoft T. Effect of adding biofeedback to pelvic floor muscle training to treat urodynamic stress incontinence. Obstet Gynecol. 2002 Oct;100(4):730-9.

    238. Bourcier AP, Juras JC. Nonsurgical therapy for stress incontinence. Urol Clin North Am. 1995 Aug;22(3):613-27.

    239. Hagen S, Stark D, Cattermole D. A United Kingdom-wide survey of physiotherapy practice in the treatment of pelvic organ prolapse. Physioth. 2004;90:19-26.

    240. Bo K, Kvarstein B, Nygaard I. Lower urinary tract symptoms and pelvic floor muscle exercise adherence after 15 years. Obstet Gynecol. 2005 May;105(5 Pt 1):999-1005.

    241. Bump RC, Hurt WG, Fantl JA, Wyman JF. Assessment of Kegel pelvic muscle exercise performance after brief verbal instruction. Am J Obstet Gynecol. 1991 Aug;165(2):322-7.

    242. Haddow G, Watts R, Robertson J. Effectiveness of a pelvic floor muscle exercise program on urinary incontinence following childbirth. Systematic Review. Int J Evid Based Healthc. 2005;3:103-46.

    243. Berghmans LC, Frederiks CM, Bie RA de, Weil EH, Smeets LW, Waalwijk van Doorn ES van, et al. Efficacy of biofeedback, when included with pelvic floor muscle exercise treatment, for genuine stress incontinence. Neurourol Urodyn. 1996;15(1):37-52.

    244. Borghuis ME, Lemain TTJ, Schreuder JLM. Groepsgewijze behandeling van vrouwen met incontinentieklachten. FysioPraxis. 1993;8:4-6.

    245. Janssen CC, Lagro-Janssen AL, Felling AJ. The effects of physiotherapy for female urinary incontinence: individual compared with group treatment. BJU Int. 2001 Feb;87(3):201-6.

    246. Bo K, Talseth T. Long-term effect of pelvic floor muscle exercise 5 years after cessation of organized training. Obstet Gynecol. 1996 Feb;87(2):261-5.

    247. DiNubile NA. Strength training. Clin Sports Med. 1991;10(1):33-62.

    248. Morkved S, Bo K, Schei B, Salvesen KA. Pelvic floor muscle training during pregnancy to prevent urinary incontinence: a single-blind randomized controlled trial. Obstet Gynecol. 2003 Feb;101(2):313-9.

    249. Glavind K, Nohr SB, Walter S. Biofeedback and physiotherapy versus physiotherapy alone in the treatment of genuine stress urinary incontinence. Int Urogynecol J Pelvic Floor Dysfunct. 1996;7(6):339-43.

    250. Goode PS, Burgio KL, Locher JL, Roth DL, Umlauf MG, Richter HE, et al. Effect of behavioral training with or without pelvic floor electrical stimulation on stress incontinence in women: a randomized controlled trial. JAMA. 2003 Jul 16;290(3):345-52.

    251. Borello-France DF, Downey PA, Zyczynski HM, Rause CR. Continence and quality-of-life outcomes 6 months following an intensive pelvic-floor muscle exercise program for female stress urinary incontinence: a randomized trial comparing low- and high-frequency maintenance exercise. Phys Ther. 2008 Dec;88(12):1545-53.

    252. Haskel W. Dose response issues from a biological perspective. In: Bouchard C, Shephard RJ, Stephens T, editors. Physical Activity, Fitness, and Health.Champaign, Ill: Human Kinetics Publishers; 1994.

    253. Glazener CM, Herbison GP, Wilson PD, MacArthur C, Lang GD, Gee H, et al. Conservative management of persistent postnatal urinary and faecal incontinence: randomised controlled trial. BMJ. 2001 Sep 15;323(7313):593-6.

    254. Reilly ET, Freeman RM, Waterfield MR, Waterfield AE, Steggles P, Pedlar F. Prevention of postpartum stress incontinence in primigravidae with increased bladder neck mobility: a randomised controlled trial of antenatal pelvic floor exercises. BJOG. 2002 Jan;109(1):68-76.

    255. Alewijnse D. Urinary incontinence in women: long-term adherence to and outcome of pelvic floor muscle exercise therapy. Maastricht: Universiteit Maastricht; 2002.

    256. Hunskaar S. A systematic review of overweight and obesity as risk factors and targets for clinical intervention for urinary incontinence in women. Neurourol Urodyn. 2008;27(8):749-57.

    257. 257. Schwartz G, Beatty J. Biofeedback: Theory and research. New York: Academic Press; 1977.

    258. Thompson JA, O’Sullivan PB, Briffa NK, Neumann P. Assessment of voluntary pelvic floor muscle contraction in continent and incontinent women using transperineal ultrasound, manual muscle testing and vaginal squeeze pressure measurements. Int Urogynecol J Pelvic Floor Dysfunct. 2006 Nov;17(6):624-30.

    259. Dietz HP, Wilson PD, Clarke B. The use of perineal ultrasound to quantify levator activity and teach pelvic floor muscle exercises. Int Urogynecol J Pelvic Floor Dysfunct. 2001;12(3):166-8.

    260. Bo K. Stress urinary incontinence, physical activity and pelvic floor muscle strength training. Scand J Med Sci Sports. 1992;2:197-206.

    261. Aksac B, Aki S, Karan A, Yalcin O, Isikoglu M, Eskiyurt N. Biofeedback and pelvic floor exercises for the rehabilitation of urinary stress incontinence. Gynecol Obstet Invest. 2003;56(1):23-7.

    262. Berghmans B. Electrical stimulation for stress urinary incontinence. In: Bo K, Berghmans B, Møkved S, Kampen M van, editors. Evidence based physical therapy for the pelvic Floor. Bridging science and clinical practice. Edinburgh: Butterworth Heinemann Elsevier; 2007. p. 187-201.

    263. Eriksen BC. Electrostimulation of the pelvic floor in female urinary incontinence. Thesis University of Trondheim, Norway; 1989.

    264. WHO. Guidelines on basic training and safety in acupuncture. Geneva: WHO/EDM/TRM/99.1; 1999.

    265. Bo K, Maanum M. Does vaginal electrical stimulation cause pelvic floor muscle contraction? A pilot study. Scan J Urol Nephrol. 1996;(Suppl 179):39-45.

    266. Herbison P, Plevnik S, Mantle J. Weighted vaginal cones for urinary incontinence. Cochrane Database Syst Rev. 2002;(1):CD002114.

    267. Pieber D, Zivkovic F, Tamussino K. Pelvic floor exercises without or with vaginal cones in premenopausal women with mild to moderate stress incontinence. Gynakol Geburtshilfliche Rundsch. 1994;34(1):32-3.

    268. Cammu H, Nylen M van. Pelvic floor exercises versus vaginal weight cones in genuine stress incontinence. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol. 1998 Mar;77(1):89-93.

    269. Laycock J, Brown J, Cusack C, Green S, Jerwood D, Mann K, et al. Pelvic floor reeducation for stress incontinence: comparing three methods. Br J Community Nurs. 2001 May;6(5):230-7.

    270. Arvonen T, Fianu-Jonasson A, Tyni-Lenne R. Effectiveness of two conservative modes of physical therapy in women with urinary stress incontinence. Neurourol Urodyn. 2001;20(5):591-9.

    271. Bo K. Vaginal weight cones. Theoretical framework, effect on pelvic floor muscle strength and female stress urinary incontinence. Acta Obstet Gynecol Scand. 1995 Feb;74(2):87-92.

    272. Brown JS, Wing R, Barrett-Connor E, Nyberg LM, Kusek JW, Orchard TJ, et al. Lifestyle intervention is associated with lower prevalence of urinary incontinence: the Diabetes Prevention Program. Diabetes Care. 2006 Feb;29(2):385-90.

    273. Morkved S. Urinary incontinence during pregnancy and after delivery. Effect of pelvic floor muscle training in prevention and treatment. NTNU Trondheim, Norway; 2003.

    274. Chiarelli P, Cockburn J. Promoting urinary continence in women after delivery: randomised controlled trial. BMJ. 2002 May 25;324(7348):1241.

    275. Dumoulin C, Lemieux MC, Bourbonnais D, Gravel D, Bravo G, Morin M. Physiotherapy for persistent postnatal stress urinary incontinence: a randomized controlled trial. Obstet Gynecol. 2004 Sep;104(3):504-10.

    276. Gorbea Chavez V, Velazquez Sanchez MP, Kunhardt Rasch Jr. Effect of pelvic floor exercise during pregnancy and puerperium on prevention of urinary stress incontinence. Ginecol Obstet Mex. 2004 Dec;72:628-36.

    277. Woldringh C, Wijngaard M van den, Albers-Heitner P, Nijeholt AA, Lagro-Janssen T. Pelvic floor muscle training is not effective in women with UI in pregnancy: a randomised controlled trial. Int Urogynecol J Pelvic Floor Dysfunct. 2007 Apr;18(4):383-90.

    278. Burgio KL, Goode PS, Urban DA, Umlauf MG, Locher JL, Bueschen A, et al. Preoperative biofeedback assisted behavioral training to decrease post-prostatectomy incontinence: a randomized, controlled trial. J Urol. 2006 Jan;175(1):196-201.

    279. Parekh AR, Feng MI, Kirages D, Bremner H, Kaswick J, Aboseif S. The role of pelvic floor exercises on post-prostatectomy incontinence. J Urol. 2003 Jul;170(1):130-3.

    280. Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie. KNGF-richtlijn Fysiotherapeutische Verslaglegging. Amersfoort: KNGF; 1993.

    281. Heerkens YF, Hendriks HJM, Graaf-Peters VB de. KNGF-richtlijn Fysiotherapeutische verslaglegging. Praktijkrichtlijn. Amersfoort: KNGF; 2011.

    282. Hendriks HJM, Bekkering GE, Ettekoven H van, Brandsma JW, Wees PJ van der, Bie RA de. Development and implementation of national practice guidelines: A prospect for continuous quality improvement in physiotherapy. Introduction to the method of guideline development. Physioth. 2000;86:535-47.