Oncologie

B.2 Trainingsvoorschriften

De algemene aanbevelingen voor fysieke activiteit ter bevordering van de algehele gezondheid bij mensen die leven met en na kanker, volgen grotendeels de aanbevelingen voor fysieke activiteit bij volwassenen met een chronische aandoening. 
Hierbij wordt gestreefd naar drie keer per week aerobe activiteit gedurende ten minste 30 minuten per keer en krachttraining op twee of meer dagen per week gedurende 20 minuten.
Aan deze activiteit worden bij voorkeur dagelijkse rekoefeningen toegevoegd en eventueel specifieke oefeningen op basis van de gezondheidstoestand en de aan behandeling gerelateerde bijwerkingen van de ziekte (bijvoorbeeld coördinatie en balansoefeningen). Het minimale bewegingsadvies aan mensen die leven met en na kanker is om inactiviteit te vermijden en zo actief mogelijk te zijn. Trainingsvoorschriften voor een aantal specifieke uitkomsten zijn opgenomen in de toelichting bij deze module. 
Het beweegprogramma dient te worden geoptimaliseerd zodat het aansluit bij de hulpvraag. Dit kan betekenen dat wordt afgeweken van de algemene aanbevelingen. 

Sommige patiënten zijn mogelijk initieel niet in staat om de aanbevolen beweegvoorschriften vol te houden, waardoor een belangrijke rol voor de therapeut is weggelegd om te patiënt te adviseren, ondersteunen en motiveren om zoveel mogelijk toe te werken naar de beoogde trainingsparameters en het beoogde belastingniveau. 

Het verdient aanbeveling om de trainingsintensiteit te baseren op fysiologische parameters (hartslag, klinische verschijnselen van inspanning) en ervaren inspanningsniveau. 

Fysieke activiteit voor mensen die leven met of na kanker is over het algemeen veilig. Er is voldoende bewijs om te kunnen concluderen dat duur- en/of krachttraining bij mensen die leven met of na kanker de algemene gezondheid, het lichamelijk functioneren en de kwaliteit van leven kan verbeteren, alsmede angst, depressieve symptomen en vermoeidheid kan verminderen (Buffart 2017; Campbell 2019; Van Vulpen 2020). 

In de volgende tabel zijn de FITT-factoren gespecificeerd per gezondheidsuitkomst (Campbell 2019). Deze FITT-factoren zijn effectief gebleken voor patiënten die dit niveau aankunnen.

Op basis van aanbevelingen over bewegen bij kanker, persoonlijke doelen, klinische staat en omstandigheden van de patiënt (waartoe ook het vermogen van de patiënt behoort om zich aan veranderende omstandigheden aan te passen), kan de therapeut trainingsparameters opstellen. Het is echter belangrijk om bij het interpreteren en toepassen van de aanbevelingen rekening te houden met het feit dat bewijs vaak is gebaseerd op onderzoek bij een beperkt aantal vormen van kanker (bijvoorbeeld borstkanker). Daarnaast is onderzoek vaak niet gericht op patiënten met een zeer slecht initieel uithoudingsvermogen of lage spierkracht. 

Er zijn aanwijzingen vanuit de wetenschappelijke literatuur dat de effecten van bepaalde interventies groter zijn bij patiënten met de grootste behoefte aan verbetering van de fysieke fitheid of vermindering van vermoeidheidsklachten (Buffart 2018). Deze patiënten zijn mogelijk initieel niet in staat om de aanbevolen FITT-factoren vol te houden, waardoor een belangrijke rol voor de therapeut is weggelegd bij het adviseren, ondersteunen en motiveren van de patiënt en het toewerken naar de trainingsparameters en het belastingsniveau dat wordt beoogd.

Voor het bereiken van centrale trainingseffecten is een trainingsintensiteit nodig waarbij hart en circulatie ten minste worden belast op een niveau van 50 tot 60% van de VO2max of 70 tot 75% van de maximale hartslag. Aerobe training wordt daarom bij voorkeur gedoseerd aan de hand van de VO2max of de maximale hartslag en de hartslagreserve. De hartslagreserve wordt bepaald door de rusthartslag af te trekken van de maximale hartslag. De optimale trainingsintensiteit kan worden berekend met de formule van Karvonen.


Formule van Karvonen

Trainingshartfrequentie = rusthartfrequentie + (gewenste % belasting x hartslagreserve)


Bij het bepalen van de trainingsintensiteit houdt de therapeut rekening met bijwerkingen of symptomen van de ziekte of behandeling die invloed hebben op de belastbaarheid van de patiënt. Het verdient aanbeveling om, naast valide en betrouwbare inspanningstests, de trainingsintensiteit mede te baseren op fysiologische parameters (hartslag, klinische verschijnselen van inspanning) en ervaren inspanningsniveau tijdens de training. Voor dit laatste is afname van de ‘Borg Rating of Perceived Exhaustion’ (RPE) schaal (6-20) een geschikt hulpmiddel. Op deze meetschaal geeft de patiënt aan in welke mate een activiteit of test als inspannend wordt ervaren.

Krachttraining bij mensen die leven met of na kanker wordt in de literatuur voornamelijk beschreven in combinatie met aerobe training. Vanuit fysiologisch oogpunt lijkt het aannemelijk dat het toevoegen van kracht- aan duurtraining bijdraagt aan een toename van de aerobe capaciteit. Omdat krachttraining deel uitmaakt van de algemene beweegrichtlijnen voor mensen die leven met en na kanker, zal het vaak wenselijk zijn om krachttraining ook onderdeel te laten zijn van een beweeginterventie. 

Klassiek omvat krachttraining een circuittraining voor 8 tot 10 grote spiergroepen van de onderste en bovenste extremiteiten en de romp. In de opbouw van krachttraining kan onderscheid gemaakt worden tussen de volgende fasen:

  • de gewenningsfase, waarin de coördinatie van de beweging wordt aangeleerd en de patiënt vertrouwd raakt met de beweging en de belasting;
  • de uithoudingsfase, waarin het aantal herhalingen en het gebruikte gewicht geleidelijk worden opgevoerd;
  • de hypertrofie-krachtfase, waarin de diameter van de individuele spiervezels toeneemt en er een toename van de hoeveelheid en sterkte van het bindweefsel optreedt.

In de gewenningsfase wordt getraind met een lage belasting (< 50% 1RM) met 5 tot 10 herhalingen. Hierbij ligt het accent op het correct leren uitvoeren van de beweging. In de uithoudingsfase wordt de belasting opgebouwd naar 50 tot 60% van het 1RM met 10 tot 15 herhalingen, of meer als dit wenselijk is. In de hypertrofie-krachtfase kan gebruik worden gemaakt van 6 herhalingen (85% 1RM) tot 12 herhalingen (65% 1RM). Voor een toename van kracht is training met een hoger percentage van het 1RM (en dus minder herhalingen per set) effectiever dan training met lagere weerstand. Voor het bereiken van hypertrofie is de weerstand minder van belang, zolang maar tot lokale uitputting wordt getraind (Lopez 2020).

In overleg met de werkgroep en de klankbordgroep is besloten deze richtlijn te voorzien van een actuele beschrijving van trainingsvoorschriften bij beweeginterventies ter bevordering van een actieve leefstijl en verbetering van de kwaliteit van leven van patiënten die leven met en na kanker, en de hieraan gerelateerde nieuwe inzichten voor het opstellen van een behandelplan voor deze patiëntengroep. Deze beschrijving berust op de hier genoemde bronnen.

    • American College of Sports Medicine. ACSM’s Guidelines for exercise testing and prescription. 10e druk. Philadelphia, PA: Wolters Kluwer; 2018.
    • Buffart LM, Kalter J, Sweegers MG, Courneya KS, Newton RU, Aaronson NK, Jacobsen PB, May AM, Galvao DA, Chinapaw MJ, Steindorf K, Irwin ML, Stuiver MM, Hayes S, Griffith KA, Lucia A, Mesters I, van Weert E, Knoop H, Goedendorp MM, Mutrie N, Daley AJ, McConnachie A, Bohus M, Thorsen L, Schulz KH, Short CE, James EL, Plotnikoff RC, Arbane G, Schmidt ME, Potthoff K, van Beurden M, Oldenburg HS, Sonke GS, van Harten WH, Garrod R, Schmitz KH, Winters-Stone KM, Velthuis MJ, Taaffe DR, van Mechelen W, Kersten MJ, Nollet F, Wenzel J, Wiskemann J, Verdonck-de Leeuw IM, Brug J. Effects and moderators of exercise on quality of life and physical function in patients with cancer: An individual patient data meta-analysis of 34 RCTs. Cancer Treat Rev. 2017;52;91-104. 
    • Buffart LM, Sweegers MG, May AM, Chinapaw MJ, van Vulpen JK, Newton RU, Galvao DA, Aaronson NK, Stuiver MM, Jacobsen PB, Verdonck-de Leeuw IM, Steindorf K, Irwin ML, Hayes S, Griffith KA, Lucia A, Herrero-Roman F, Mesters I, van Weert E, Knoop H, Goedendorp MM, Mutrie N, Daley AJ, McConnachie A, Bohus M, Thorsen L, Schulz KH, Short CE, James EL, Plotnikoff RC, Arbane G, Schmidt ME, Potthoff K, van Beurden M, Oldenburg HS, Sonke GS, van Harten WH, Garrod R, Schmitz KH, Winters-Stone KM, Velthuis MJ, Taaffe DR, van Mechelen W, Jose Kersten M, Nollet F, Wenzel J, Wiskemann J, Brug J, Courneya KS. Targeting exercise interventions to patients with cancer in need: an individual patient data meta-analysis. J Natl Cancer Inst. 2018;110(11):1190-200.
    • Campbell KL, Winters-Stone KM, Wiskemann J, May AM, Schwartz AL, Courneya KS, Zucker DS, Matthews CE, Ligibel JA, Gerber LH, Morris GS, Patel AV, Hue TF, Perna FM, Schmitz KH. Exercise guidelines for cancer survivors: consensus statement from international multidisciplinary roundtable. Med Sci Sports Exerc. 2019;51(11):2375-90.
    • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF). KNGF-standaard Beweeginterventie oncologie. Amersfoort: KNGF; 2011.
    • Lopez P, Radaelli R, Taaffe DR, Newton RU, Galvao DA, Trajano GS, Teodoro J, Kraemer WJ, Hakkinen K, Pinto RS. Resistance training load effects on muscle hypertrophy and strength gain: systematic review and network meta-analysis. Med Sci Sports Exerc. 2020;53(6):1206-16. 
    • Nederlandse Vereniging voor Revalidatieartsen (VRA). Richtlijn medisch specialistische revalidatie bij oncologie (2.0). Utrecht: VRA; 2018. Geraadpleegd op 11 mei 2021. Beschikbaar via https://richtlijnendatabase.nl/ 
    • van Vulpen JK, Sweegers MG, Peeters PHM, Courneya KS, Newton RU, Aaronson NK, Jacobsen PB, Galvao DA, Chinapaw MJ, Steindorf K, Irwin ML, Stuiver MM, Hayes S, Griffith KA, Mesters I, Knoop H, Goedendorp MM, Mutrie N, Daley AJ, McConnachie A, Bohus M, Thorsen L, Schulz KH, Short CE, James EL, Plotnikoff RC, Schmidt ME, Ulrich CM, van Beurden M, Oldenburg HS, Sonke GS, van Harten WH, Schmitz KH, Winters-Stone KM, Velthuis MJ, Taaffe DR, van Mechelen W, Kersten MJ, Nollet F, Wenzel J, Wiskemann J, de Leeuw-Verdonck IM, Brug J, May AM, Buffart LM. Moderators of exercise effects on cancer-related fatigue: a meta- analysis of individual patient data. Med Sci Sports Exerc. 2020;52(2):303-14.