Oncologie

A.5 Organisatie van zorg

Fysio- en oefentherapie zijn bij uitstek de beroepsgroepen die zich met beweegzorg bezighouden. De geregistreerd oncologiefysiotherapeuten en in oncologie-revalidatiewetenschappen verbijzonderde algemeen fysiotherapeuten en oefentherapeuten hebben zich bekwaamd in de begeleiding van patiënten die geconfronteerd zijn met de diagnose kanker; een verdieping en specialisatie die in gang werd gezet in de jaren 90 van de vorige eeuw. 

Mogelijk is door de complexiteit van een behandeltraject bij een intake of de uitvoering van het behandelplan de inzet van een verbijzonderd oncologiefysiotherapeut of andere gespecialiseerde fysiotherapeut noodzakelijk. Het is daarom van belang dat een therapeut zich bewust is van zijn eigen bekwaamheden en de patiënten tijdig doorverwijst indien nodig. Hierbij geldt de algemene stelregel: onbekwaam is onbevoegd.

Het is belangrijk dat bestaande afwijkingen of contra-indicaties bekend zijn bij de behandelend therapeut alvorens er een fysio- of oefentherapeutische interventie gestart wordt. Dit vraagt om een goede overdracht van de (huis)arts, waarin de relevante informatie over klachten, symptomen en behandeling is opgenomen. Het belang van een goede supervisie tijdens de interventie en de onderlinge communicatie tussen betrokken zorgverleners bij het uitvoeren van een beweeginterventie is groot.

Per individu zal de therapeut daarnaast moeten overwegen of de patiënt aanvullende begeleiding nodig heeft, bijvoorbeeld ergotherapie, diëtetiek, podotherapie of cognitieve gedragstherapie. Vanwege een mogelijke vergoeding vanuit de basisverzekering is in sommige gevallen voor disciplines buiten de fysio- of oefentherapie een verwijzing van de (huis)arts nodig. 

Het is van belang om bij het aanbieden van een beweeginterventie voor mensen die leven met of na kanker, afstemming te zoeken binnen het netwerk van professionals, maar ook met de behandelend medisch specialist en, indien aan de orde, Bedrijfsarts Consulent Oncologie (BACO)

Bij het aanbieden van een beweeginterventie is het van belang dat de therapeut zich verdiept in kankerspecifieke richtlijnen. De therapeut oriënteert zich op bijwerkingen en de mogelijke effecten van de medische behandeling van kanker op het (bewegend) functioneren, en op het veilig omgaan met deze effecten tijdens het uitvoeren van de beweeginterventie. 

Door het levensbedreigende karakter van kanker is er vaak sprake van ziektegerelateerde (al dan niet reële) angst of stress; voor zover deze angst en stress interfereren met de behandeling zal de therapeut ook hiermee adequaat om moeten gaan. Dat het bij patiënten vaak gaat om complexe ziekteprocessen, die grote gevolgen hebben voor het functioneren van de patiënt, moge duidelijk zijn. We spreken in dit kader dan ook over biopsychosociale en spirituele problematiek; de hele mens wordt geraakt door de ziekte en de gevolgen ervan. In die complexiteit speelt de therapeut een belangrijke rol. De rollen van de therapeut en de daarbij horende uitdagingen kunnen als volgt worden ingedeeld.

De therapeut als professional

Als professional voldoet de therapeut aan de door de beroepsgroepen omschreven minimale eisen om bevoegd en bekwaam te zijn en van daaruit een beoordeling te doen over de aan hem gestelde zorgvraag. De fysio- en oefentherapeut zijn actief in een zich sterk ontwikkelend medisch veld van steeds verbeterende diagnostiek, gepersonaliseerde behandelvormen, wetenschappelijke onderbouwing en verdieping van kennis over de (late) gevolgen van de ziekte en haar behandeling. Dit alles doet een groot appel op therapeuten om behalve uitvoerend ook lerend professional te zijn. (Zelf)scholing en differentiatie maken een sterke groei door.

Daarnaast plaatst de toenemende tumorspecifieke verdieping de beroepsgroepen voor nieuwe uitdagingen, zoals de vraag of men nog als gespecialiseerd generalist in de oncologie kan werken of dat er een noodzaak is om (sub)specialisaties te ontwikkelen. 
In de laatste jaren zijn er veel en grote stappen gezet als het gaat om wetenschappelijke onderbouwing van het bewegend functioneren in samenhang tot de oncologie. Helaas is nog niet voor alle problemen een evidence-based oplossing. Het is aan de professional om de kennis goed te vertalen, zodat de positie van een beweeginterventie een erkende, maar vooral ook door anderen begrepen plaats krijgt in het continuüm van de oncologische zorg.

De relatie tot de patiënt 

Als professional wordt men geconfronteerd met een patiënt die de diagnose kanker heeft gekregen en die een zorgvraag heeft over het bewegend functioneren. In het continuüm van oncologische zorg spelen vele aspecten een rol. Voorop staat de diagnose, waarbij de fase van de ziekte en de uitgebreidheid en prognose ervan, tot een grote mate van onzekerheid, twijfels, emoties en zorgen kunnen leiden. Gaande het proces van begeleiding en advies kan het bijna niet anders dat contacten zich verdiepen. Vindt de begeleiding plaats tijdens een periode van medisch-therapeutische behandelingen, dan zullen chemotherapie, bestraling en immunotherapie steeds weer, mogelijk kortdurend, invloed hebben op de fysieke capaciteiten van de patiënt. Deze reacties kunnen worden versterkt door de geschiedenis van de individuele patiënt. Zo zal iedere fase haar bijzonderheden hebben met grote individuele variatie. 

Vaak start de fysio- of oefentherapeutische behandeling pas na afloop van de medische behandeling en de patiënt tegen de gevolgen van het medisch-therapeutisch handelen aanloopt. Binnen de prehabilitatie vindt kennismaking plaats als het nog relatief goed gaat, waarmee een ander gesprek ontstaat en beter inzicht kan worden verkregen in wie de ander is. Dat een op de drie mensen in zijn leven geconfronteerd wordt met kanker als directe of indirecte realiteit geldt ook voor de professional. De menselijke ervaringen met het lijden aan kanker maken een diepe persoonlijke indruk. Het is aan de professional zich bewust te zijn van de eigen levenservaringen en ten aanzien van de patiënt zicht te houden op de professionele betrokkenheid, echter, met behoud van de juiste afstand. 

Samenwerking met collega’s

Door de complexiteit van de ziekte is het om meerdere redenen wenselijk dat de professional samenwerkt met collega-therapeuten; voor de continuïteit van beweegzorg in de eigen werkomgeving en praktijk- en lijnoverstijgend. Dit krijgt gestalte in het delen van ervaring en deskundigheid, het optimaliseren van de kwaliteit van de behandeling en het bevorderen van de deskundigheid van andere zorgverleners die bij de oncologische zorg betrokken zijn. Samenwerking is ook nodig om patiënttransities soepel te laten verlopen en daarmee de patiënt te ontlasten, maar ook om zicht te houden op de eigen competenties en op wat het werken in de oncologische zorg betekent voor de professional als mens. 

De therapeut zal in zijn analyse bij elke individuele patiënt op zoek gaan naar het meest adequate antwoord op de zorgvraag van de patiënt. Dat er aspecten aan het licht komen die direct of indirect invloed hebben op dat bewegend functioneren die niet binnen die hulpvraag vallen, is onvermijdelijk. De therapeut bepaalt binnen de beroepscompetenties de grenzen van de (beroepsspecifieke en eigen) therapeutische mogelijkheden en gaat in samenspraak met de patiënt na of er vragen liggen die niet tot het domein van de fysio- of oefentherapie behoren en die, dientengevolge, beter elders gesteld (en beantwoord) kunnen worden. 

Op basis van scholing en ervaring, maar ook op basis van kennis van het grotere geheel van de oncologische zorg, zal iedere individuele zorgprofessional een weloverwogen keuze maken. Kennis hebben van en toegang hebben tot een netwerk kunnen helpen bij het bieden van de meest optimale zorg. Dit zal extra inspanningen van de professional vragen, ook inspanningen die beroepsgroepoverstijgend zijn. Deze inspanningen dragen inhoudelijk bij aan de kwaliteit van handelen.

Ondersteunen van zorgprocessen op het beweegvlak

Fysio- en oefentherapie binnen de oncologische zorg hebben als kenmerk dat ze de zorgprocessen op het beweegvlak ondersteunen. De therapie is erop gericht de patiënt te begeleiden naar een actievere leefstijl. Om ervoor te zorgen dat er op een goede en verantwoorde manier wordt bewogen, is het belangrijk dat de therapeut de (on)mogelijkheden van de oncologische patiënt individueel in kaart brengt op het gebied van beweeglijkheid, spierkracht, houding en conditie, kwaliteit van leven, zingeving en participatie in de maatschappij. Hierbij houdt de therapeut rekening met de door de individuele patiënt gestelde doelen. 

Het doel van de fysio- en oefentherapie is dat de patiënt na afloop van de therapeutische interventie zelf met deze verbeterde leefstijl verder kan gaan. De therapeut houdt zich bezig met het bewegend functioneren in de zin van preventie, begeleiding, behandeling en training. De rol van de therapeut is de patiënt te coachen bij het ontdekken van de veelheid van manieren om te bewegen en bij het vergroten van het repertoire van houdingen en bewegingsstrategieën.

Complexiteit van zorg

In de ‘Domeinbeschrijving fysiotherapie binnen de oncologie’ (NVFL 2017) is een overzicht opgenomen dat helpt inschatten wat de zorgbehoefte van de patiënt is op basis van de complexiteit van de problemen. Het is van belang dat een therapeut zich bewust is van zijn eigen bekwaamheden en tijdig doorverwijst indien nodig. Dit geldt ook voor doorverwijzing naar andere mogelijk relevante verbijzonderingen binnen de fysiotherapie, zoals geriatrie, psychosomatische of bekkenbodemfysiotherapie. Hierbij geldt de algemene stelregel: onbekwaam is onbevoegd. 

De informatie die nodig was voor het beantwoorden van de uitgangsvraag betreft tekstboekkennis en is daarom, in overleg met de werkgroep, op niet-systematische wijze vergaard uit de hier genoemde bronnen, waaronder recentelijk ontwikkelde internationale richtlijnen, en overwegingen van de werkgroep.

    • Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapie binnen de Lymfologie en Oncologie (NVFL). Domeinbeschrijving fysiotherapie binnen de oncologie. Amersfoort: NVFL; 2017.