Zorg op afstand

B.2 Vorm van zorg op afstand

Aanbevelingen

Maak samen met de patiënt een inschatting van welke vormen van zorg op afstand passend zouden kunnen zijn. Zie module B.4 voor specifieke handvatten.

Maak samen met de patiënt een keuze uit de passende vormen van zorg op afstand. Neem daarbij de onderstaande kenmerken van verschillende typen van zorg op afstand en kenmerken van fysieke consulten in overweging:

  • Kenmerken van videoconsulten of telefonische consulten
    • Kies voor consulten via telefoon of video als je persoonlijk contact met de patiënt wilt hebben, maar het niet noodzakelijk is om in dezelfde ruimte te zijn. 
    • Videoconsulten hebben vanwege het visuele aspect de voorkeur boven telefonische consulten en zijn met name geschikt voor observeren, informeren en adviseren, instructie, niet-complexe oefentherapie en feedback daarop, evaluatie van de voortgang, monitoring van therapietrouw en behandel-evaluatiemomenten. Videoconsulten kunnen daarnaast ook gebruikt worden voor een werkplekevaluatie of om een indruk te krijgen van de context thuis.
    • Overweeg telefonische consulten alleen als het visuele aspect niet gewenst is, of wanneer patiënt of therapeut onvoldoende digitale vaardigheden heeft voor een videoconsult. Telefonische consulten zijn met name geschikt voor monitoring van therapietrouw of een korte evaluatie van de behandelvoortgang of ernst van de klachten.
  • Kenmerken van apps/wearables
    • Kies voor apps/wearables als de patiënt in staat is om zonder directe supervisie aan therapiedoelen te werken.
    • Apps zijn met name geschikt voor informeren en adviseren, instructie, niet-complexe oefentherapie, monitoring van therapietrouw en monitoren van de ernst van de klachten.
    • Wearables, al dan niet gekoppeld aan apps, zijn met name geschikt voor monitoring, feedback, coaching, doelen stellen en evalueren.
  • Kenmerken van fysieke consulten
    • Kies voor fysieke consulten als het meerwaarde heeft om elkaar fysiek te ontmoeten en/of de behandelvorm niet op afstand aangeboden kan worden.
    • Fysieke consulten zijn met name geschikt voor het uitvoeren van lichamelijk onderzoek bij het stellen van de fysio/oefentherapeutische diagnose, wanneer observatie op afstand niet toereikend is om een compleet beeld van het beweeggedrag van de patiënt te vormen, gesprekvoering waarin het belangrijk is om lichaamstaal en -houding in zijn volledigheid te observeren, complexe oefentherapie, passieve mobilisatie en andere manuele verrichtingen.

Maak samen met de patiënt een keuze over het aandeel zorg dat op afstand wordt aangeboden en het aandeel dat fysiek wordt aangeboden. 

  • Start de fysiotherapeutische behandeling op afstand pas als de patiënt fysiek gezien is.
  • Bepaal de verhouding tussen fysiek en op afstand behandelen altijd in samenspraak met de patiënt. Zie module B.4.
  • Wees flexibel, de keuze voor een bepaalde verhouding kan tussentijds worden veranderd.
  • Kies uit verschillende mogelijkheden om zorg op afstand in te richten:
    • Eerste consult op afstand, dan vervolg bepalen. Overweeg deze vorm van zorg op afstand alleen voor een screening, eventueel aangevuld met anamnese en het vormen van een initiële hypothese. Bepaal daarna of er een fysiek lichamelijk onderzoek plaats moet vinden. Voordelen zijn dat er snel eerste adviezen meegegeven kunnen worden en bepaald kan worden of fysio-/oefentherapie mogelijk geïndiceerd is, of dat de patiënt bij een collega of andere (zorg)professional beter op zijn plek zit.

    • Eerste consult fysiek, dan op afstand. Overweeg deze vorm van zorg op afstand als uit het eerste fysieke consult blijkt dat zorg op afstand het best past bij de voorkeuren en kenmerken van de patiënt en er geen redenen zijn om te kiezen voor fysieke consulten.
    • Consulten fysiek en op afstand afgewisseld. Overweeg deze vorm van zorg op afstand omdat positieve aspecten van zorg op afstand en positieve aspecten van fysieke consulten elkaar aanvullen en versterken. Wanneer asynchrone vormen van zorg op afstand worden ingezet, geef dan een terugkoppeling aan de patiënt. Denk aan: de voortgang monitoren, therapietrouw evalueren, positieve feedback geven of doornemen wat de patiënt geleerd heeft uit afgeronde oefeningen en/of modules.
    • Bijna gehele behandeltraject fysiek, alleen nazorg op afstand. Overweeg deze vorm van zorg op afstand om in de laatste fase van het behandeltraject de aangereikte handvatten, zoals oefeningen en adviezen, in eigen regie voort te kunnen zetten en dit op afstand te evalueren.

Tips voor verschillende vormen van zorg op afstand

Tips voor consulten via telefoon of video

  • Ondersteun de patiënt bij het vinden van een goede positionering van de camera, die past bij het doel van het videoconsult.
  • Waarborg aspecten van privacy door zelf gebruik te maken van een afgesloten ruimte en de patiënt te vragen alleen te zijn in de ruimte.

Tips om zorgtechnologie in te zetten als aanvulling op de behandeling

  • Overweeg (versleutelde) chat of mail te gebruiken als aanvulling, met name om te coachen, af te stemmen of er een consult ingepland moet worden, of om korte inhoudelijke vragen te beantwoorden.
  • Overweeg (versleutelde) chat of mail te gebruiken voor het sturen van educatievideo’s, videoboodschappen, video’s van gefilmde elementen uit fysieke consulten of opnames van videoconsulten als de patiënt dat wenst, om voorlichting en instructie beter aan te laten komen, of als je inschat dat het van meerwaarde is om de directe omgeving van de patiënt te betrekken bij de behandeling.

 

 

Aanleiding

Met zorg op afstand wordt bedoeld: alle zorgactiviteiten tussen patiënt en zorgverleners terwijl die zich niet in eenzelfde fysieke ruimte bevinden. Deze richtlijn richt zich specifiek op vormen van zorg op afstand die zorg in de praktijk geheel of gedeeltelijk vervangen, en niet op vormen die een aanvulling zijn op de reguliere behandeling. Uit de knelpuntenanalyse (zie de module Auteurs | Ontwikkeling) bleek dat onduidelijk is wanneer welke vorm van zorg op afstand ingezet kan worden. Het gaat hierbij zowel om de keuze voor het type zorgtechnologie dat ingezet kan worden, als de plek van die zorgtechnologie in de behandeling als geheel. Dit knelpunt heeft geleid tot de volgende uitgangsvraag:

 

Uitgangsvraag
  1. Hoe kun je als fysio- of oefentherapeut bepalen welke vorm van zorg op afstand je toepast bij je patiënt?

 

Conclusies op basis van de literatuur en interviews

De systematische literatuuranalyse van kwalitatieve en ‘mixed-methods’-studies en semi-gestructureerde interviews leveren geen directe input voor de bewijskracht of effecten voor het beantwoorden van de uitgangsvraag. De literatuurstudie en interviews met patiënten en therapeuten geven wel inzicht in verschillende aspecten die belangrijk zijn om te bepalen op welke manier de zorg op afstand wordt geleverd (‘vormbepaling’). Deze aspecten zijn ingedeeld in drie hoofdthema’s, namelijk: overwegingen bij zorg op afstand, inrichting van zorg op afstand, en type zorg op afstand.

 

Rationale van de aanbeveling

Er zijn verschillende aspecten van belang bij het bepalen van de meest passende vorm en inrichting van de behandeling met zorg op afstand. De waarden en voorkeuren van zowel patiënt als therapeut kunnen sterk variëren. Daarom acht de werkgroep het van belang om middels een sterke aanbeveling samen met de patiënt keuzes te maken over de vorm en inrichting van de behandeling met zorg op afstand. Deze keuzes dienen gemaakt te worden op basis van kenmerken en voorkeuren van zowel patiënt als therapeut, aspecten van fysieke consulten en verschillende typen zorg op afstand, en verschillende mogelijkheden voor het inrichten van de behandeling met zorg op afstand.

De overwegingen (zoals de haalbaarheid en aanvaardbaarheid) die in het proces van bewijs naar aanbeveling zijn genoemd zijn in overeenkomst met de overwegingen uit module B.1. Additionele overwegingen waren de directe en indirecte kosten die bij sommige vormen van zorg op afstand komen kijken. De werkgroep onderschrijft de noodzaak om op maatschappelijk niveau zorgkosten te besparen maar ziet ook dat een kostentoename door licenties, materiaal en niet-declarabele tijd een belemmering vormt voor de implementatie van met name asynchrone vormen van zorg op afstand. De werkgroep geeft daarom aan dat er gezocht moet worden naar structurele financiële oplossingen binnen het zorgstelsel om er voor te zorgen dat de toepassing van digitale zorg aanvaardbaar is voor zowel therapeuten als patiënten. Ook geeft de werkgroep aan dat digitale vaardigheden van de therapeut ook van invloed zijn op de te kiezen vorm. Scholing en informatie over de toepassing van zorg op afstand is nodig om iedereen met de verschillende vormen te leren werken.

Literatuur en interviews

Om de uitgangsvraag in deze module te beantwoorden is een ’mixed-methods’-studie uitgevoerd. Er is eerst een kwalitatieve systematische literatuuranalyse uitgevoerd. In semi-gestructureerde interviews met patiënten, fysiotherapeuten en oefentherapeuten is vervolgens gevraagd of de resultaten hiervan herkend werden binnen de Nederlandse context. De resultaten zijn waar nodig aangevuld op basis van de interviews.

 

Zoekactie van de literatuur

De zoekactie voor literatuur van de uitgangsvraag is gelijk aan de zoekactie die is uitgevoerd voor de uitgangsvragen in module B.1. Van 794 artikelen is het volledige artikel gescreend om na te gaan welke artikelen voldeden aan de inclusiecriteria van de zoekvragen van deze module (zie onderstaande tabel). Deze screening op het volledige artikel leverde 40 relevante artikelen op. Zie Bijlage B.2-1 voor het stroomdiagram van het inclusieproces.

 

 

Karakteristieken geïncludeerde studies

De kenmerken van de geïncludeerde studies zijn weergegeven in Bijlage B.2-2. De 40 ingesloten studies includeerden patiënten met verschillende aandoeningen, namelijk neurologische aandoeningen, knieartrose, multiple sclerosis, chronische pijn, bronchiëctasie, niet-urgente rehabilitatieservices, musculoskeletale pijn of problemen, hartrevalidatie, bariatrische chirurgie, covid-19, incontinentie, chronische of niet-specifieke lage rugpijn, achillespeestendinopathie, traumatische hersen- en/of ruggenmergletsel, cerebrale parese, COPD, orthopedische behandeling, vestibulaire disfunctie, schouderinstabiliteit, schoudergewrichtvervanging, totale knieprothese, beroerte, borstkanker, temporomandibulaire aandoening, en Rett-syndroom.

De studies zijn uitgevoerd in Canada, de Verenigde Staten van Amerika, Australië, Nieuw-Zeeland, Saudi-Arabië, Koeweit, Nigeria, India, Noorwegen, Portugal, het Verenigd Koninkrijk, Spanje, Nederland, Frankrijk, Zweden, en Ierland. In 14 studies bestond de interventie uit gedeeltelijke zorg op afstand (twee of meer sessies fysiek), in de overige 26 studies vond de interventie geheel op afstand plaats. In 9 studies was er tijdens de behandeling alleen synchroon contact tussen de therapeut en de patiënt, in 4 studies alleen asynchroon contact en in de overige 27 studies was er zowel synchroon als asynchroon contact. De methode bestond uit interviews (33 studies) of focusgroepstudies (4 studies), of een combinatie van interviews en focusgroepstudie (3 studies). Het perspectief lag bij de patiënt (20 studies), de fysio- of ergotherapeut (8 studies), patiënten en fysiotherapeuten (5 studies) of anders (7 studies). In totaal namen er 391 patiënten, 140 therapeuten en 96 anderen (o.a. verpleegkundigen, managers van verzekeringsdiensten, docenten) deel aan interviews of focusgroepen in de studies.

De leeftijd van de patiënten varieerde tussen 14 en 76 jaar en de leeftijd van therapeuten varieerde tussen 24 en 83 jaar.

 

Interviews

Een onderzoeker met ervaring in kwalitatief onderzoek nam semi-gestructureerde interviews af bij 8 fysio-/oefentherapeuten en 7 patiënten. De therapeuten zijn geworven door het KNGF en de VvOCM via de zogenaamde ‘regioadviseurs’ die contacten onderhouden met de leden; daarnaast zijn nieuwsbrieven en social media ingezet bij de werving. Patiënten zijn geworven door Patiëntenfederatie Nederland. Om maximale variatie te verkrijgen in patiëntkarakteristieken, is doelgericht geworven. De belangrijkste criteria hiervoor waren het opleidingsniveau van de patiënt en de ervaring met zorg op afstand (positief versus negatief).

 

Karakteristieken van geïnterviewde therapeuten

Bij de interviews die voor deze richtlijn zijn uitgevoerd is gesproken met 6 fysiotherapeuten en 2 oefentherapeuten: 7 vrouwen en 1 man. De leeftijd varieerde van 31 tot 55 jaar. Vier van de geïnterviewden hadden een master afgerond (2 master geriatriefysiotherapie, 2 master manueel therapie). De ervaring van de geïnterviewden met fysio- en/of oefentherapie op afstand was voor 4 positief, voor 1 negatief en voor 3 zowel positief als negatief.

 

Karakteristieken van geïnterviewde patiënten

In totaal zijn voor deze richtlijn 7 patiënten geïnterviewd: 4 vrouwen en 3 mannen. De leeftijd varieerde van 32 tot 72 jaar. De hoogst afgeronde opleiding was lagere school (n=1), middelbaar algemeen onderwijs (n=1), middelbaar beroepsonderwijs (n=2), hoger beroepsonderwijs (n=1), wetenschappelijk onderwijs (n=1) en postacademisch onderwijs (n=1). Hun ervaring met fysio- en/of oefentherapie op afstand was voor 2 positief, voor 3 zowel positief als negatief en voor 2 negatief.

 

Data-extractie

 

Literatuuranalyse

De resultatensecties van de geïncludeerde artikelen zijn gecodeerd in drie stappen in Atlas.ti 23. Gestart is met open codering. Vervolgens heeft één onderzoeker de codes samengebracht tot categorieën via axiale codering. Selectieve codering heeft geleid tot overkoepelende thema’s en een beschrijving van de resultaten per uitgangsvraag. Zie Bijlage B.2-3 voor de definitieve codeboom van het kwalitatieve literatuuronderzoek. Hierin staan de codes per uitgangsvraag weergegeven. Ook is inzichtelijk gemaakt welke artikelen resultaten leverden voor de uitgangsvraag in deze module. 23 artikelen leverden input voor deze uitgangsvraag. Een uitgebreid overzicht hiervan is te vinden in het Excel-bestand ‘UV3, 4, 5 - Artikelen per uitgangsvraag’. Daarnaast is inzichtelijk gemaakt welke codes voortkwamen uit welk artikel, onderverdeeld in de overige uitgangsvragen . Een uitgebreid overzicht hiervan is te vinden in het Excel-Bestand ‘UV3, 4, 5 - Codes per artikel’.

Beide Excel-bestanden zijn op te vragen bij de Kerngroep. Op basis van de overkoepelende thema’s en axiale codes is een interviewleidraad voor fysio-/oefentherapeuten en patiënten opgesteld (zie Bijlage B.2-4).

 

Kwalitatieve analyse

De interviews zijn opgenomen en na afloop woordelijk getranscribeerd. De transcripten zijn gecodeerd in drie stappen in Atlas.ti 23. Gestart is met codering, gebruikmakend van de codeboom uit het kwalitatieve literatuuronderzoek (Bijlage B.2-3). Aan deze codeboom zijn codes toegevoegd, die nog niet uit het kwalitatieve literatuuronderzoek naar voren waren gekomen. Zie Bijlage B.2-5 voor de additionele codes uit de interviews. Dit heeft geleid tot een uitbreiding van de codeboom die volgde uit het kwalitatieve literatuuronderzoek. Bijlage B.2-6 bevat de definitieve codeboom, waarin de codering van het kwalitatieve literatuuronderzoek en de interviews zijn gecombineerd. Vervolgens hebben twee onderzoekers gezamenlijk de codes samengebracht tot categorieën via axiale codering. Selectieve codering heeft geleid tot overkoepelende thema’s en een beschrijving van de resultaten per uitgangsvraag.

 

Resultaten kwalitatieve analyse

De resultaten van de systematische literatuuranalyse van kwalitatieve en ‘mixed-methods’-studies en de uitkomsten van de semi-gestructureerde interviews worden in deze paragraaf samengevat. De resultatengeven inzicht in de aspecten die patiënten en therapeuten belangrijk vinden om de zorg op afstand vorm te geven. Deze aspecten zijn ingedeeld in drie hoofdthema’s, namelijk overwegingen bij zorg op afstand, inrichting van zorg op afstand, en type zorg op afstand. Deze thema’s zijn verder onderverdeeld in subthema’s.

 

Overwegingen bij zorg op afstand

Voordat zorg op afstand overwogen wordt in de behandeling is het van belang om rekening te houden met verschillende omstandigheden en persoonlijke factoren van de patiënt en de fysio-/oefentherapeut.

 

Omstandigheden

Er zijn enkele omstandigheden die de inzet van zorg op afstand belemmeren, bevorderen of die een randvoorwaarde zijn voor de inzet ervan. Allereerst is de maatschappelijke context belangrijk: er zijn volgens therapeuten steeds meer mensen met chronische aandoeningen die baat zouden kunnen hebben bij zorg op afstand. De verwachting is dat de maatschappij steeds meer op digitalisering wordt ingericht, waardoor zorg op afstand ook voor steeds meer patiënten geschikt zou kunnen zijn. Therapeuten vinden dat ze het gesprek aan moeten durven gaan met de patiënt en niet bang moeten zijn om te innoveren of zorg op afstand uit te proberen. Een probleem hierbij is dat het voor therapeuten niet duidelijk is wat voor vormen van zorg op afstand er precies op de markt zijn; therapeuten ervaren geen overzicht van het eHealth-aanbod.

Waarborging van de privacy is een randvoorwaarde die voor therapeuten en patiënten een rol speelt. Patiënten willen inzicht in en invloed hebben op wie er bij hun gegevens kunnen als zorg op afstand wordt ingezet. Therapeuten geven aan dat bijvoorbeeld legitimatieplicht een uitdaging is als de behandeling volledig digitaal plaatsvindt.

Verder kunnen er nog materiële beperkingen zijn voor de inzet van zorg op afstand. De technologie moet aanwezig zijn en de ruimtes moeten geschikt zijn zowel bij de patiënt (bijvoorbeeld aanwezigheid van oefenmaterialen) als bij de therapeut (bijvoorbeeld professionele achtergrond bij videobellen).

 

Persoonlijke factoren van de fysio- of oefentherapeut
Persoonlijke factoren van de fysio- of oefentherapeut hebben invloed op de keuze voor zorg op afstand. Allereerst is er de persoonlijke voorkeur van de therapeut. Daarnaast speelt werkervaring mee. Zo hebben therapeuten die recent zijn afgestudeerd nog geen gewoontes en werkroutines ontwikkeld, waardoor het voor hen mogelijk makkelijker is om aan te leren dat zorg op afstand een behandeloptie is. Ook digitale vaardigheden van de therapeut zijn van invloed. Enkele voordelen die volgens therapeuten invloed hebben op de keuze voor zorg op afstand zijn: groter bereik van specialistische zorg, gemak, tijdsbesparing, onafhankelijk van plaats en tijd en objectieve data over beweeggedrag. Therapeuten zagen het vergroten van eigen regie en zelfredzaamheid van de patiënt ook als belangrijk voordeel.  Nadelen die therapeuten noemden zijn onder andere: kosten van zorg op afstand, tijdsinvestering en minder werkplezier.

 

Persoonlijke factoren van de patiënt
Belangrijke factoren voor patiënten zijn de type klacht en hulpvraag van de patiënt. Ook patiënten hebben een persoonlijke voorkeur wat betreft zorg op afstand. Daarnaast geven patiënten aan dat fysieke behandeling gebruikelijk is en dat er daarom niet altijd aan zorg op afstand gedacht wordt. De motivatie van de patiënt is ook een belangrijke factor, bijvoorbeeld hoeveel tijd patiënten aan de behandeling willen besteden en hoe gemotiveerd ze zijn om zelfstandig aan de slag te gaan met hun herstel. Ook veiligheid speelt een rol: met name bij een kwetsbare patiënt dient de veiligheid meegewogen te worden. Oefeningen kunnen worden aangepast of bijvoorbeeld (mantel)zorg kan worden betrokken. Leeftijd bleek in de meeste gevallen niet direct van invloed op de keuze voor zorg op afstand. Andere factoren die van invloed zijn op de overweging van zorg op afstand zijn: digitale vaardigheden, taalbegrip/accent, culture barrières en cognitieve beperkingen/intelligentie.

Enkele voordelen die volgens patiënten invloed hebben op de keuze voor zorg op afstand zijn: betere toegang tot (specialistische) zorg (ook bij weinig vergoeding), geen reistijd en reiskosten, doorwerking van behandeling na afsluiting, betere integratie in dagelijks leven/eigen context, continuïteit van de behandeling en beter inzicht in eigen behandelproces. Genoemde nadelen zijn: mogelijk minder fysieke manipulatie/mobilisatie, gemis van peer support en sociaal contact. Patiënten zagen meer eigen regie in het herstel zowel als voordeel als nadeel .

 

Inrichting van behandeltraject met zorg op afstand

Of zorg op afstand geleverd kan worden of dat fysieke aanwezigheid nodig is, is afhankelijk van de interventie die nodig is. Patiënten inzicht geven in hun beweeggedrag en adviezen personaliseren kan met apps en wearables voor monitoring. Informeren en adviseren, (pijn)educatie, niet-complexe oefentherapie, werkplekevaluaties en behandel-evaluatiemomenten kunnen goed plaatsvinden via een video- of telefonisch consult. Het oefenen van transfers of behandelingen met een fysieke component zijn minder geschikt om op afstand plaats te laten vinden.

De complexiteit van het klachtenbeeld en de behandeling is ook van invloed op de inrichting van zorg op afstand. De behandeling van minder complexe klachten kan vaker op afstand plaatsvinden. Aandoeningen kunnen echter al dan niet spontaan verergeren. Therapeuten zijn daarom bij voorkeur fysiek aanwezig om de patiënt direct te kunnen helpen tijdens therapiesessies. Therapeuten zijn echter ook van mening dat hun fysieke aanwezigheid niet nodig is bij elke therapie of trainingssessie. De patiënt zou ook contact op kunnen nemen bij verergering van de klachten, waarna specifiek daarvoor een consult kan worden ingepland. Dit kan de meerwaarde van de sessie vergroten.

Als een nieuwe oefening wordt toegevoegd hebben fysiotherapeuten de voorkeur om deze aan de patiënt aan te leren als deze fysiek aanwezig is. Daarnaast geven therapeuten aan dat als patiënten oefentherapie moeten opbouwen, het makkelijker is om patiënten uit te dagen in de praktijk, dan in de thuissituatie. Ook kunnen in de praktijk grenzen beter bewaakt worden. Als er specifieke of dure oefenmaterialen nodig zijn voor een behandeling of sessie, kan de training eveneens niet op afstand plaatsvinden.

Als zorg op afstand overwogen wordt, is het van belang om de inrichting van de zorg te bepalen. Zo is het mogelijk om de behandeling te personaliseren waardoor de patiënt zich meer betrokken voelt. Daarnaast kan de ratio tussen fysieke behandeling en behandeling op afstand aangepast worden aan de situatie.

 

Personaliseren

Als bij een behandeling zorg op afstand wordt ingezet, is het van groot belang om te luisteren naar de patiënt en de behandeling naar aanleiding daarvan te personaliseren. Daarbij is het belangrijk om een flexibele benadering te kiezen: per patiënt wordt gekeken hoe de behandeling ingericht moet worden, zodat deze zo goed mogelijk aansluit bij de individuele (zorg)behoefte. Dit kan niet vastgelegd worden in een strikt protocol. Patiënten willen bovendien graag een persoonlijk oefenschema ontvangen en liever niet een algemeen programma doorlopen. Een persoonlijk oefenprogramma maak dat de patiënt zich meer verbonden en aangesproken voelt. Verder zal de therapeut de behandeling moeten aanpassen als blijkt dat zorg op afstand niet, of juíst goed werkt. Daarnaast geven de geïnterviewde patiënten aan dat in oefeninstructievideo’s nu vaak een gezond en fit persoon te zien is; zij zouden graag willen weten of en zo ja hoe de oefening ook voor hen geschikt is, bijvoorbeeld via een opmerking bij de video.

 

Ratio fysiek/op afstand
Als er wordt gekozen voor zorg op afstand, kan dat in zijn geheel zijn, of gedeeltelijk. In dat laatste geval wordt een splitsing gemaakt in een deel van de sessies fysiek in de praktijk en een deel training in de thuissituatie. Er zijn verschillende ratio’s tussen fysiek en op afstand denkbaar:

  • Eerste consult op afstand en dan vervolg bepalen; Bij deze optie wordt voorgesteld om een screening/intake op afstand te doen en op basis daarvan een hypothese te vormen. Eventueel kan de hypothese daarna gecheckt worden in een fysiek consult. Het voordeel van deze optie is dat er al snel eerste adviezen kunnen worden meegegeven aan de patiënt en soms geen behandeling nodig is, of verwezen kan worden naar andere specifieke zorgverleners.
  • Eerste consult fysiek en dan op afstand; Het heeft een sterke voorkeur om een fysiotherapeutische behandeling (fysiek en/of op afstand) pas te starten, als de patiënt fysiek gezien is. Tijdens het eerste consult kan inzicht verkregen worden in de fysieke beperkingen van de patiënt. De behandeling op afstand wordt hierdoor makkelijker. Bij deze vorm noemen patiënten dat het belangrijk is om de flexibiliteit te hebben om tóch één of meerdere behandelingen fysiek af te spreken, mocht de patiënt of therapeut dat van meerwaarde vinden.
  • Op afstand en fysiek parallel; De combinatie van zorg op afstand en fysieke zorg werd een goede optie genoemd, omdat de positieve aspecten van beide vormen elkaar versterken en aanvullen. Voor evaluaties of als de therapeut een specifieke aanleiding ziet, wordt vaak een fysiek consult ingepland. Dan kan de patiënt beter worden gerustgesteld en kan het vervolgtraject goed worden afgestemd. Patiënten en therapeuten gaven ook aan dat er bij deze combinatie wellicht minder behandelingen nodig zijn, omdat er een telefonisch-, video- of fysiek consult kan plaatsvinden op het moment dat er nog aandachtspunten zijn, maar de patiënt verder zelfstandig aan de slag kan.
  • Eerst volledig fysieke behandeling, dan nazorg op afstand; Soms is het nodig de hele behandeling fysiek te geven. Eventueel kan dan nazorg worden geboden in de vorm van zorg op afstand. De patiënt kan zo de aangereikte handvatten, zoals oefeningen en adviezen, in eigen regie voortzetten

 

Type zorg op afstand

Het type zorg op afstand dat de therapeut het beste in kan zetten, varieert per behandeling of consult. Hieronder staan de aspecten van fysieke consulten, video- en telefonische consulten, video’s/chat (asynchroon: met als doel op afstand te communiceren met de therapeut) en apps/wearables (om op afstand te coachen en monitoren) die relevant zijn om de juiste keuze te maken tussen de verschillende behandelvormen.

 

Fysieke consulten
Meestal zijn fysieke consulten nodig voor diagnostiek. Fysieke diagnostische testen, spierkrachttesten, inspanningstesten, balanstesten of palpatie zijn soms nodig om te kunnen differentiëren bij het stellen van de fysio- of oefentherapeutische diagnose. Soms voeren therapeuten de (fysieke) diagnostiek wel op afstand uit; zij verzinnen dan vaak zelf aangepaste manieren voor bijvoorbeeld fysieke testen, zodat ze toch een diagnose kunnen stellen. Ze twijfelen daarbij wel aan de betrouwbaarheid van deze methodes. Bovendien kan het instrueren van de patiënt voor specifieke diagnostiek lastig zijn.

De meerwaarde van een fysiek consult voor de diagnostiek is volgens patiënten dat zij hun zorgen kunnen uiten en structuren aan kunnen wijzen. Patiënten kunnen aangeven wat ze voelen en de therapeut kan dit gevoel duiden. Als er geen fysiek lichamelijk onderzoek is uitgevoerd vinden patiënten de diagnostiek minder grondig en soms ervaren ze de behandeling daarom als minder efficiënt dan deze had kunnen zijn. Als er al een diagnose is gesteld, of geen hands-on behandeling nodig is, vinden patiënten een fysiek consult minder essentieel.

Niet elke therapeut is overtuigd dat fysieke diagnostiek altijd nodig is, omdat het vaak voldoende is om patiënten algemene oefeningen te laten doen of te begeleiden in hun ADL.

Het voordeel van fysieke consulten is dat kleine observaties zoals ‘de patiënt reikt naar zijn knie na een paar meter wandelen’ beter kunnen worden opgemerkt. Therapeuten geven ook aan dat observatie van lichaamstaal/-houding, zoals: ‘hoe beweegt een patiënt’ of ‘kan de patiënt zich ontspannen’ bij een fysiek consult beter mogelijk is dan bij een videoconsult of opgenomen video.

Andere genoemde voordelen van fysieke consulten zijn het oefenen van transfers in de eigen context van patiënten (bij huisbezoeken) en het kunnen toepassen van hands-on-behandeltechnieken, zoals passieve mobilisatie of taping. Oefentherapeuten gaven aan relatief minder hands-on-behandeltechnieken te gebruiken dan fysiotherapeuten, waardoor behandeltechnieken voor hen mogelijk minder snel een belemmering zijn voor zorg op afstand.

De interactie en communicatie tijdens fysieke consulten verschilt met die tijdens zorg op afstand. Therapeuten geven aan dat een consult op afstand ‘zakelijker’ kan zijn, waardoor het consult meer ‘to-the-point’ en daarmee korter kan zijn. Andere therapeuten geven aan dat patiënten minder makkelijk over bepaalde onderwerpen beginnen via zorg op afstand en minder vragen stellen dan tijdens een fysiek consult. 

 

Telefonische-/videoconsulten (synchrone interactie)
De ervaring van patiënten en therapeuten is dat informeren en adviseren, (pijn)educatie, niet-complexe oefentherapie, werkplekevaluaties en behandel-evaluatiemomenten vaak goed plaats kunnen vinden via een video- of telefonisch consult. In sommige gevallen is een telefonisch consult voldoende, bijvoorbeeld bij het monitoren van therapietrouw of een korte evaluatie van de behandelvoortgang of de ernst van de klachten. Therapeuten geven aan dat telefonische consulten niet altijd voldoende zijn voor gedegen observatie of diagnostiek, omdat er geen visueel aspect is. Dat visuele aspect, wat wel aanwezig is bij videoconsulten, is nodig voor een goede observatie en daarmee beter inzicht in de klacht. Daarnaast is het visuele aspect nodig voor uitleg en directe feedback op bijvoorbeeld de uitvoering van oefeningen. Therapeuten gaven aan dat het bij videoconsulten dan wel nodig is een goede camerahoek te vinden om het totaalplaatje te beoordelen en zo optimaal te kunnen profiteren van het visuele aspect.

Het visuele aspect van videoconsulten zorgt daarnaast voor meer ‘menselijkheid’, voor vertrouwen in de communicatie, omdat gezichtsuitdrukkingen veel informatie geven over bijvoorbeeld het begrip, en voor vertrouwen in de juiste uitvoering van oefeningen. Ook geeft het inzicht in de context van de patiënt, bijvoorbeeld de thuis- of werksituatie.

Een nadeel van het visuele aspect is dat sommige patiënten het als vervelend ervaren om zichzelf te zien op een scherm. Andere nadelen van videoconsulten ten opzichte van telefonische consulten zijn dat patiënten niet voldoende digitale vaardigheden hebben voor een videoconsult, dat de technologie niet altijd gebruiksvriendelijk is. Een nadeel van telefonische consulten is dat therapeuten die niet altijd declareren, omdat ze niet echt voelen als consult. Dat is vooral het geval als een patiënt bijvoorbeeld belt naar de praktijk, in plaats van dat een consult ingepland staat.

 

Video’s/chat (asynchrone interactie)
Met dit type van zorg op afstand hadden niet veel respondenten ervaring. Wat wel genoemd is, is dat versturen van video’s (die bijv. opgenomen zijn tijdens de behandeling) kan leiden tot meer betrokkenheid van de patiënt of de directe omgeving van de patiënt, bijvoorbeeld de ouders van een minderjarige patiënt. Als videoconsulten worden opgenomen kunnen patiënten die rustig nog eens bekijken, wat zij als prettig ervaren. Van een chatfunctie in bijvoorbeeld een app-programma zien therapeuten de meerwaarde in. De chat werd onder andere gebruikt als een hoge pijnscore werd geconstateerd, om af te stemmen of er nog een overlegmoment nodig is, of om te coachen. Patiënten gebruikten ook email om tussen behandelingen in vragen te stellen.

 

Apps/wearables (om op afstand te coachen en monitoren)
Het aanbieden van een videoconsult in combinatie met het opstarten van een app-programma met meerdere functionaliteiten, zoals oefeningen, monitoring en coaching biedt volgens therapeuten meer dan bijvoorbeeld slechts een telefonisch consult. Dit is vooral bij mensen met een beperkte vergoeding voor beweegzorg een reden om voor de eerstgenoemde optie te kiezen, omdat het ‘allebei één zitting kost’.

Patiënten geven aan dat oefeningenherinneringen van app-programma’s zorgen voor betere therapietrouw. Ook zorgt een app-programma ervoor dat patiënten het gevoel hebben dat ze continue ondersteuning krijgen van de therapeut, wat bevorderend is voor de motivatie en de therapietrouw. Daarbij geven patiënten wel aan dat het belangrijk is dat er terugkoppeling komt van de therapeut, bijvoorbeeld dat de therapeut de ernst van de klachten monitort, monitort dat een patiënt een specifieke oefening altijd overslaat, of aangeeft dat een bepaalde oefening met steeds meer herhalingen uitgevoerd kan worden.

Aan de andere kant gaven patiënten aan dat bij een app-programma niet van iedere oefening het doel altijd duidelijk is en dat er geen directe feedback komt op de uitvoering van de oefening. Dit kan leiden tot minder motivatie en therapietrouw. Ook kan een behandeling op afstand patiënten het gevoel geven dat ze er alleen voor staan, vooral zelf moeten nadenken en zelf alle oplossingen moeten bedenken. Daarom is het van belang dit te combineren met chat, video- of telefonische consulten. In dat geval kunnen apps of wearables ingezet worden met als doel eigen regie, zelfmanagement en therapietrouw te bevorderen.

 

Criteria voor het formuleren van de aanbevelingen

Van bewijs naar aanbeveling          

Er zijn internationaal erkende criteria gehanteerd voor het beoordelen van het bewijs dat ten grondslag ligt aan de aanbevelingen. Dit zijn de gewenste effecten, ongewenste effecten, kwaliteit van bewijs, waarden en voorkeuren van patiënten, balans gewenste en ongewenste effecten, economische overwegingen en kosteneffectiviteit, gelijkheid, aanvaardbaarheid en ten slotte haalbaarheid. Deze criteria, evenals de overige overwegingen die de werkgroep formuleerde, bepalen de sterkte van de aanbeveling

 

Gewenste effecten                             

De systematische literatuuranalyse van kwalitatieve en ‘mixed-methods’-studies en semi-gestructureerde interviews leveren geen directe input voor de bewijskracht of effecten voor het beantwoorden van de uitgangsvraag. Hierdoor heeft de werkgroep geen gewenste effecten geformuleerd van de verschillende vormen van zorg op afstand.

 

Ongewenste effecten

De systematische literatuuranalyse van kwalitatieve en ‘mixed-methods’-studies en semi-gestructureerde interviews leveren geen directe input voor de bewijskracht of effecten voor het beantwoorden van de uitgangsvraag. Hierdoor heeft de werkgroep geen ongewenste effecten geformuleerd van de verschillende vormen van zorg op afstand.

 

Kwaliteit van bewijs

De systematische literatuuranalyse van kwalitatieve en ‘mixed-methods’-studies en semi-gestructureerde interviews leveren geen directe input voor de bewijskracht of effecten voor het beantwoorden van de uitgangsvraag. Hierdoor heeft de werkgroep geen kwaliteit van bewijs geformuleerd.

 

Waarden en voorkeuren van patiënten

Bij de inrichting van de behandeling met zorg op afstand zijn de waarden en voorkeuren van patiënten van groot belang.

 

Inrichting van een behandeltraject met zorg op afstand

Als zorg op afstand overwogen wordt is het van belang om te bepalen in welke mate zorg op afstand fysiek en in welke mate de behandeling op afstand plaats moet vinden. Daarnaast is het belangrijk om te luisteren naar de patiënt en de behandeling naar aanleiding daarvan te personaliseren. Een flexibele benadering is nodig, waarbij per patiënt wordt gekeken hoe de behandeling ingericht moet worden, zodat deze zo goed mogelijk aansluit bij de individuele (zorg)behoefte. Dit kan niet vastgelegd worden in een strikt protocol. Patiënten willen bovendien graag een persoonlijk oefenschema ontvangen en liever niet een algemeen programma doorlopen. Een persoonlijk oefenprogramma maakt dat de patiënt zich meer verbonden en aangesproken voelt. Verder zal de therapeut de behandeling moeten aanpassen als blijkt dat zorg op afstand niet, of juíst goed werkt. Als in een oefeninstructievideo een gezond en fit persoon te zien is, zoals nu vaak het geval is, willen patiënten daar een opmerking bij om te horen of en zo ja hoe de oefening ook voor hen geschikt is. Daarnaast dient online materiaal waar mogelijk toegesneden te worden op de praktijk, bijvoorbeeld door het toevoegen van een logo.

De inrichting van zorg op afstand is afhankelijk van de interventie. Patiënten inzicht geven in hun beweeggedrag en adviezen personaliseren kan met behulp van apps en wearables voor monitoring. Informeren en adviseren, (pijn)educatie, niet-complexe oefentherapie, werkplekevaluaties en behandel-evaluatiemomenten kunnen goed plaatsvinden via een video- of telefonisch consult. Het oefenen van transfers of behandelingen met een fysieke component zijn minder geschikt om op afstand plaats te laten vinden, vanuit patiëntenperspectief.

De complexiteit van het klachtenbeeld en de behandeling is ook van invloed op de inrichting van zorg op afstand. De behandeling van minder complexe klachten kan vaker op afstand plaatsvinden. Aandoeningen kunnen echter al dan niet spontaan verergeren. Therapeuten zijn daarom op die momenten bij voorkeur fysiek aanwezig om de patiënt direct te kunnen ondersteunen tijdens therapiesessies. Dit is niet bij in alle trainingssessies nodig. Er kan voor gekozen worden dat de patiënt contact opneemt bij verergering van de klachten, waarna specifiek daarvoor een consult kan worden ingepland, wat de meerwaarde van de sessie zal vergroten.

Als een nieuwe oefening wordt toegevoegd is de voorkeur ook om deze fysiek aan te leren. Daarnaast geven therapeuten aan dat als patiënten oefentherapie moeten opbouwen, het makkelijker is om patiënten uit te dagen in de praktijk, dan in de thuissituatie. Ook kunnen in de praktijk grenzen beter bewaakt worden. Als er specifieke of dure oefenmaterialen nodig zijn voor een behandeling, kan de training niet volledig op afstand plaatsvinden. Er moet dan een splitsing worden gemaakt: een deel praktijktraining en een deel training in de thuissituatie.

De mate waarin een behandeling fysiek of op afstand plaatsvindt kan variëren. De werkgroep benadrukt dat er geen goede of foute ratio is om de zorg op afstand in te richten. Er zijn verschillende opties om te overwegen:

  • Eerste consult op afstand en dan vervolg bepalen; Bij deze optie wordt het consult op afstand gebruikt voor een screening/intake op afstand en op basis daarvan een hypothese gevormd. De hypothese kan daarna gecheckt worden in een fysiek consult. Het voordeel van deze optie is dat er al snel eerste adviezen kunnen worden meegegeven aan de patiënt en soms geen behandeling nodig is, of verwezen kan worden naar andere specifieke zorgverleners. De werkgroep wijst er op dat het de sterke voorkeur heeft om een fysiotherapeutische behandeling (fysiek en/of op afstand) pas te starten als de patiënt fysiek gezien is.
  • Eerste consult fysiek en dan op afstand; In de meeste gevallen dient in ieder geval een fysiek eerste consult plaats te vinden, om de fysieke beperkingen van de patiënt te begrijpen en te differentiëren. De behandeling op afstand wordt hierdoor makkelijker. Patiënten vinden het belangrijk om de flexibiliteit te hebben om tóch één of meerdere behandelingen fysiek af te spreken, mocht de patiënt of therapeut dat van meerwaarde vinden.
  • Op afstand en fysiek parallel; Deze vorm van zorg op afstand is een goede optie, omdat de positieve aspecten van zorg op afstand en de positieve aspecten van fysieke consulten elkaar versterken en aanvullen. Voor evaluaties of als de therapeut een specifieke aanleiding ziet, wordt vaak een fysiek consult ingepland. Dan kan de patiënt beter worden gerustgesteld en kan het vervolgtraject goed worden afgestemd. Patiënten en therapeuten vinden dat in enkele gevallen minder behandelingen nodig zijn, omdat er een telefonisch-, video- of fysiek consult kan plaatsvinden op het moment dat er nog aandachtspunten zijn, maar de patiënt verder zelfstandig aan de slag kan.
  • Eerst volledig fysieke behandeling, dan nazorg op afstand; Soms is het nodig de hele behandeling fysiek te geven. Eventueel kan dan nazorg worden geboden in de vorm van zorg op afstand. De patiënt kan zo de aangereikte handvatten, zoals oefeningen en adviezen, in eigen regie voort te kunnen zetten.

 

Keuze voor type zorg op afstand

Naast het bepalen van de ratio tussen fysiek en op afstand behandelen, is het van belang om een keuze te maken in welk type zorg op afstand de therapeut het beste in kan zetten. De werkgroep benadrukt dat het behandeldoel als uitgangspunt moet worden genomen voor de keuze van het type zorg op afstand. De werkgroep is van mening dat de vorm van zorg op afstand in ieder geval gebruiksvriendelijk moet zijn, dat de veiligheid van de patiënt moet worden gewaarborgd en dat de patiënt er vertrouwen in moet hebben. De gebruiksvriendelijkheid van de vorm van zorg op afstand kan bijvoorbeeld worden ingeschat aan de hand van het wensenlijstje voor toegankelijke en begrijpelijke eHealth. Daarnaast beaamt de werkgroep dat de patiënt eigen regie moet ervaren bij de keuze voor de vorm van zorg op afstand. De werkgroep vindt het daarnaast belangrijk dat patiënten zich gehoord voelen. Samen beslissen is hierbij van groot belang.

In het ‘KNGF Beroepsprofiel Fysiotherapeut’ (Koninklijk Nederlands Genootschap Fysiotherapie 2021) staan de volgende fasen van het fysiotherapeutisch handelen beschreven:

‘Het fysiotherapeutisch handelen bestaat uit intake, onderzoek en behandeling. De intake behelst screening en anamnese. Fysiotherapeutisch onderzoek omvat lichamelijk onderzoek en diagnostische verrichtingen, waarbij de fysiotherapeut eventueel gebruikmaakt van passende klinimetrie (meetinstrumenten). Dit alles resulteert in een fysiotherapeutische diagnose. De fysiotherapeutische behandeling bestaat uit therapeutische verrichtingen en evaluatie.’

Op grond van een aantal rechtelijke uitspraken wordt gesteld dat het stellen van een diagnose op afstand onzorgvuldig is.

 

 

Op basis van deze informatie wordt het volgende geconcludeerd:

  1. De screening en de anamnese kunnen op afstand uitgevoerd worden.
  2. Op basis van de screening en anamnese kan de patiënt op afstand worden doorverwezen of worden geadviseerd en/of geïnformeerd op bijvoorbeeld een afwachtend beleid.
  3. Het is niet mogelijk om een fysiotherapeutische behandeling (fysiek en/of op afstand) te starten, zonder dat de patiënt fysiek gezien is.

 

Aspecten fysieke consulten

Het voordeel van fysieke consulten is dat kleine observaties zoals ‘de patiënt reikt naar zijn knie na een paar meter wandelen’ beter kunnen worden opgemerkt. Therapeuten geven ook aan dat observatie van lichaamstaal/-houding, zoals: ‘hoe beweegt een patiënt’ of ‘kan de patiënt zich ontspannen’ bij een fysiek consult beter mogelijk is dan bij een videoconsult of opgenomen video. Andere genoemde voordelen van fysieke consulten zijn het oefenen van transfers in de eigen context van patiënten (bij huisbezoeken) en het kunnen toepassen van hands-on behandeltechnieken, zoals passieve mobilisatie of taping. Oefentherapeuten gebruiken relatief minder hands-on behandeltechnieken dan fysiotherapeuten, waardoor behandeltechnieken voor hen mogelijk minder snel een belemmering zijn voor zorg op afstand. Het verschil in de interactie en communicatie tijdens fysieke consulten en zorg op afstand is ook een belangrijk aspect om mee te wegen bij de keuze. Een consult op afstand wordt als ‘zakelijker’ ervaren, waardoor het consult meer ‘to-the-point’ en daarmee korter kan zijn. Daarentegen wordt ook ervaren dat patiënten minder makkelijk over bepaalde onderwerpen beginnen via zorg op afstand en minder vragen stellen dan tijdens een fysiek consult.

 

Aspecten van telefonische-/videoconsulten (synchrone interactie)

Patiënten en therapeuten ervaren dat informeren en adviseren, (pijn)educatie, niet-complexe oefentherapie, werkplekevaluaties en behandel-evaluatiemomenten vaak goed plaats kunnen vinden via een video- of telefonisch consult. In sommige gevallen is een telefonisch consult voldoende, bijvoorbeeld bij het monitoren van therapietrouw of een korte evaluatie van de behandelvoortgang of de ernst van de klachten. Telefonische consulten zijn niet altijd voldoende voor gedegen observatie, omdat er geen visueel aspect is. Dat visuele aspect, wat wel aanwezig is bij videoconsulten, is nodig voor een goede observatie en daarmee beter inzicht in de klacht. Daarnaast is het visuele aspect nodig voor uitleg en directe feedback op bijvoorbeeld de uitvoering van oefeningen. Om optimaal te kunnen profiteren van het visuele aspect is het nodig een goede camerahoek te vinden en zo het totaalplaatje goed te kunnen beoordelen. Het visuele aspect van videoconsulten zorgt daarnaast voor meer ‘menselijkheid’, voor vertrouwen in de communicatie, omdat gezichtsuitdrukkingen veel informatie geven over bijvoorbeeld het begrip, en voor vertrouwen in de juiste uitvoering van oefeningen. Ook geeft het inzicht in de context van de patiënt, bijvoorbeeld de thuis- of werksituatie.

Een nadeel van het visuele aspect is dat sommige patiënten het als erg vervelend ervaren om zichzelf te zien op een scherm. Andere nadelen van videoconsulten ten opzichte van telefonische consulten zijn dat patiënten niet voldoende digitale vaardigheden hebben voor een videoconsult, dat de technologie niet altijd gebruiksvriendelijk is. Een nadeel van telefonische consulten is dat therapeuten die niet altijd declareren, omdat ze niet echt voelen als consult. Dat is vooral zo als een patiënt bijvoorbeeld belt naar de praktijk, in plaats van dat een consult ingepland staat.

 

Aspecten video’s/chat (asynchrone interactie)

Met video’s en chatberichten is in de praktijk nog niet veel ervaring. Mogelijk leidt het versturen van video’s (die bijv. opgenomen zijn tijdens de behandeling) tot meer betrokkenheid van de patiënt of de directe omgeving van de patiënt, bijvoorbeeld de ouders van een minderjarige patiënt. Als videoconsulten worden opgenomen kunnen patiënten die rustig nog eens bekijken, wat zij als prettig ervaren. Van een chatfunctie in bijvoorbeeld een app-programma zien therapeuten de meerwaarde in. De chat kan gebuikt worden om te overleggen als bijvoorbeeld een hoge pijnscore wordt geconstateerd, om af te stemmen of er nog een overlegmoment nodig is, of om te coachen. Patiënten gebruiken ook email om tussen behandelingen in vragen te stellen. Omdat deze vormen niet passen binnen de gebruikte afbakening van zorg op afstand, zijn er technische tips over opgenomen in een aparte box bij de adviezen.

 

Aspecten apps/wearables (om op afstand te coachen en monitoren)

Het aanbieden van een videoconsult in combinatie met het opstarten van een app-programma met meerdere functionaliteiten, zoals informatie, oefeningen, monitoring en coaching biedt meer dan bijvoorbeeld slechts een telefonisch consult. Dit is vooral bij mensen met een beperkte vergoeding voor beweegzorg een reden om voor de eerstgenoemde optie te kiezen, omdat het ‘allebei één zitting kost’. Patiënten vinden dat oefeningenherinneringen van app-programma’s zorgen voor betere therapietrouw. Ook zorgt een app-programma ervoor dat patiënten het gevoel hebben dat ze continue ondersteuning krijgen van de therapeut, wat bevorderend is voor de motivatie en de therapietrouw. Terugkoppeling van de therapeut ervaren patiënten als belangrijk, bijvoorbeeld dat de therapeut de ernst van de klachten monitort, monitort dat een patiënt een specifieke oefening altijd overslaat, of aangeeft dat een oefening met steeds meer herhalingen uitgevoerd kan worden. Aan de andere kant vinden patiënten dat bij een app-programma het doel van iedere oefening duidelijk moet zijn en dat ze directe feedback op de uitvoering van de oefening missen. Dit kan leiden tot minder motivatie en therapietrouw. Ook kan een behandeling op afstand patiënten het gevoel geven dat ze er alleen voor staan, vooral zelf moeten nadenken en zelf alle oplossingen moeten bedenken. Daarom is het van belang dit te combineren met chat, video- of telefonische consulten. In dat geval kunnen apps of wearables ingezet worden met als doel eigen regie, zelfmanagement en therapietrouw te bevorderen.

 

Balans gewenste en ongewenste effecten

De systematische literatuuranalyse van kwalitatieve en ‘mixed-methods’-studies en semi-gestructureerde interviews leveren geen directe input voor de bewijskracht of effecten voor het beantwoorden van de uitgangsvraag. Hierdoor heeft de werkgroep geen balans tussen gewenste en ongewenste effecten geformuleerd.

 

Economische overwegingen en kosteneffectiviteit

De werkgroep is tot het oordeel gekomen dat er bij bepaalde vormen van zorg op afstand economische overwegingen zijn als fysieke zorg (gedeeltelijk) door zorg op afstand wordt vervangen, namelijk:

  • Telefonische consulten (synchrone interactie tussen therapeut en patiënt); Therapeuten ervaren dit niet in alle gevallen als een volwaardige vervanging van een fysiek consult. Therapeuten besteden hier tijd aan, maar hebben om bovenstaande reden toch het gevoel dat ze niet aan de patiënt kunnen verantwoorden dat ze dit in rekening brengen, of declareren bij de patiënt, omdat het de patiënt dan een zitting kost. Dit is met name het geval als een patiënt belt naar de praktijk, omdat die niet op tijd fysiek aanwezig kan zijn op een ingepland fysiek consult. De werkgroep is van mening dat in dat geval met de patiënt besproken moet worden of die akkoord is om de gereserveerde tijd voor het fysieke consult te besteden aan een telefonisch- of videoconsult.
  • Videoconsulten (synchrone interactie tussen therapeut en patiënt); Bij dit type zorg op afstand zijn er geen reiskosten voor de patiënt en eventueel therapeut.
  • Video’s/chat (asynchrone interactie tussen therapeut en patiënt); Dit type wordt gebruikt om tussen consulten in contact te hebben met een patiënt. Therapeuten besteden hier tijd aan, of willen hier tijd aan besteden, maar krijgen deze tijdsinvestering niet betaald of vergoed, hoewel het onderdeel is van de zorg. Hierdoor is het minder aantrekkelijk om deze optie aan te bieden.
  • Apps/wearables (om op afstand te coachen en monitoren); Dit type wordt gebruikt om tussen consulten in te monitoren of te coachen. Als patiënten minder geld te besteden hebben, of weinig vergoeding hebben voor beweegzorg, worden app-programma’s eerder overwogen, omdat er in bepaalde gevallen minder consulten nodig zijn. Wel is de terugkoppeling en interpretatie van een therapeut nodig, waarvoor óf een consult nodig is, óf asynchrone interactie, wat momenteel niet vergoed wordt. Ook kan het betalen voor apps of wearables een drempel zijn voor patiënten.

 

Gelijkheid

De werkgroep is van mening dat ondanks dat er verschillende vormen van zorg op afstand zijn, de verwachting is dat gezondheidsuitkomsten niet zullen verschillen tussen de verschillende vormen van zorg op afstand of een volledig fysieke behandeling. Daarmee oordeelt de werkgroep dat de interventie niet zal leiden tot een mogelijke afname van gezondheidsgelijkheid. De werkgroep is van mening dat het wel ongelijkheid in de hand kan werken als patiënten voor applicaties en wearables moeten betalen, en dat therapeuten daarom terughoudend zouden moeten zijn met het gebruik van betaalde applicaties en wearables.

 

Aanvaardbaarheid

De werkgroep is tot het oordeel gekomen dat de verschillende vormen van zorg op afstand aanvaardbaar zijn mits:

  • er rekening wordt gehouden met de individuele geschiktheid van de patiënt voor zorg op afstand (zie ‘samen beslissen’) en;
  • samen met de patiënt de meest passende vorm van zorg op afstand wordt gekozen op basis van de eerder genoemde aspecten van de verschillende vormen van zorg op afstand en;
  • de kosten ten opzichte van de baten niet nadelig uitvallen voor de therapeut en de patiënt.

 

Haalbaarheid

De haalbaarheid van succesvolle implementatie van de verschillende vormen van zorg op afstand hangt volgens de werkgroep sterk samen met de aanvaardbaarheid onder met name therapeuten en mogelijk onder patiënten. Een belangrijke voorwaarde voor een succesvolle implementatie is dat de kosten ten opzichte van de baten niet nadelig uitvallen voor de therapeut en de patiënt.

Daarnaast kunnen persoonlijke factoren van zowel de fysio- of oefentherapeut als van de patiënt invloed hebben op de haalbaarheid. Zo kunnen zowel de therapeut als de patiënt een persoonlijke voorkeur hebben voor specifieke vormen van zorg op afstand, of volledig fysieke zorg. Daarnaast speelt werkervaring van de therapeut mee. Therapeuten die recent zijn afgestudeerd hebben nog geen gewoontes ontwikkeld en hebben nog geen gevestigde behandelroutines. Hierdoor is het integreren van verschillende vormen van zorg op afstand in de behandeling voor hen mogelijk gemakkelijker om aan te leren. Digitale vaardigheden van de therapeut en patiënt zijn ook van invloed op de haalbaarheid. Verder kan het grote aanbod van verschillende specifieke vormen van zorg op afstand een belemmering zijn voor het aanleren en toepassen van de verschillende vormen van zorg op afstand en is het continu bijscholen in alle vormen van zorg op afstand onrealistisch.

De implementatie van de verschillende vormen van zorg op afstand wordt door de werkgroep als waarschijnlijk wel realistisch beoordeeld.

 

Additionele overwegingen

De werkgroep heeft geen additionele overwegingen opgesteld.

 

Kennislacunes

De werkgroep heeft geen kennislacunes opgesteld.

    • Abramsky, H., Kaur, P., Robitaille, M., Taggio, L., Kosemetzky, P. K., Foster, H., Gibson, B. E., Bergeron, M., & Jachyra, P. (2018). Patients’ perspectives on and experiences of home exercise programmes delivered with a mobile application. Physiotherapy Canada, 70(2), 171–178. https://doi.org/10.3138/ptc.2016-87
    • Akl EA, Welch V, Pottie K, Eslava-Schmalbach J, Darzi A, S. I., Katikireddi SV, Singh J Murad MH, Meerpohl, J, Stanev R, Lang E, Matovinovic E, Shea B, Agoritsas T, Alexander PE, Snellman A, Brignardello-Petersen R, Gloss D, Thabane L, Shi C, Stein AT, Sharaf R, Briel M, Guyatt G, Schunemann H, Tugwell P. (2017). GRADE equity guidelines 2: considering health equity in GRADE guideline development: equity extension of the guideline development checklist. J Clin Epidemiol, 90, 68–75. https://doi.org/10.1016/j.jclinepi.2017.01.017
    • Albahrouh, S. I., & Buabbas, A. J. (2021). Physiotherapists’ perceptions of and willingness to use telerehabilitation in Kuwait during the COVID-19 pandemic. BMC Medical Informatics and Decision Making, 21(1). https://doi.org/10.1186/s12911-021-01478-x
    • Alrushud, A., Alamam, D., Alharthi, A., Shaheen, A., Alotaibi, N., AlSabhan, R., Alharbi, S., Ali, N., Mohammed, E., & Sweeh, J. (2022). Physical therapists’ perceptions of and satisfaction with delivering telerehabilitation sessions to patients with knee osteoarthritis during the Covid-19 pandemic: Preliminary study. Musculoskeletal Care, 20(4), 926–936. https://doi.org/10.1002/msc.1666
    • Barton, C. J., Ezzat, A. M., Merolli, M., Williams, C. M., Haines, T., Mehta, N., & Malliaras, P. (2022). “It’s second best”: A mixed-methods evaluation of the experiences and attitudes of people with musculoskeletal pain towards physiotherapist delivered telehealth during the COVID-19 pandemic. Musculoskeletal Science and Practice, 58. https://doi.org/10.1016/j.msksp.2021.102500
    • Bernal-Utrera, C., Anarte-Lazo, E., De-La-barrera-aranda, E., Fernandez-Bueno, L., Saavedra-Hernandez, M., Gonzalez-Gerez, J. J., Serrera-Figallo, M. A., & Rodriguez-Blanco, C. (2021). Perspectives and attitudes of patients with covid-19 toward a telerehabilitation programme: A qualitative study. International Journal of Environmental Research and Public Health, 18(15). https://doi.org/10.3390/ijerph18157845
    • Brennan, L., Kessie, T., & Caulfield, B. (2020). Patient experiences of rehabilitation and the potential for an mhealth system with biofeedback after breast cancer surgery: Qualitative study. JMIR MHealth and UHealth, 8(7). https://doi.org/10.2196/19721
    • Buabbas, A. J., Albahrouh, S. E., Alrowayeh, H. N., & Alshawaf, H. (2022). Telerehabilitation during the COVID-19 Pandemic: Patients and Physical Therapists’ Experiences. Medical Principles and Practice, 31(2), 156–164. https://doi.org/10.1159/000523775
    • Cartledge, S., Rawstorn, J. C., Tran, M., Ryan, P., Howden, E. J., & Jackson, A. (2022). Telehealth is here to stay but not without challenges: a consultation of cardiac rehabilitation clinicians during COVID-19 in Victoria, Australia. European Journal of Cardiovascular Nursing, 21(6), 548–558. https://doi.org/10.1093/eurjcn/zvab118
    • Casillas, A., Valdovinos, C., Wang, E., Abhat, A., Mendez, C., Gutierrez, G., Portz, J., Brown, A., & Lyles, C. R. (2022). Perspectives from leadership and frontline staff on telehealth transitions in the Los Angeles safety net during the COVID-19 pandemic and beyond. Frontiers in Digital Health, 4. https://doi.org/10.3389/fdgth.2022.944860
    • Chen, Y., Chen, Y., Zheng, K., Dodakian, L., See, J., Zhou, R., Chiu, N., Augsburger, R., McKenzie, A., & Cramer, S. C. (2020). A qualitative study on user acceptance of a home-based stroke telerehabilitation system. Topics in Stroke Rehabilitation, 27(2), 81–92. https://doi.org/10.1080/10749357.2019.1683792
    • Damhus, C. S., Emme, C., & Hansen, H. (2018). Barriers and enablers of COPD telerehabilitation – A frontline staff perspective. International Journal of COPD, 13, 2473–2482. https://doi.org/10.2147/COPD.S167501
    • Eiken, A. G., Nordanger, D., Nes, L. S., & Varsi, C. (2022). Patients’ Experiences of Using an eHealth Pain Management Intervention Combined With Psychomotor Physiotherapy: Qualitative Study. JMIR Formative Research, 6(3). https://doi.org/10.2196/34458
    • Eriksson, L., Lindström, B., & Ekenberg, L. (2011). Patients’ experiences of telerehabilitation at home after shoulder joint replacement. Journal of Telemedicine and Telecare, 17(1), 25–30. https://doi.org/10.1258/jtt.2010.100317
    • Firet, L., Teunissen, T. A. M., Kool, R. B., van Doorn, L., Aourag, M., Lagro-Janssen, A. L. M., & Assendelft, W. J. J. (2021). Women’s adoption of a web-based intervention for stress urinary incontinence: a qualitative study. BMC Health Services Research, 21(1). https://doi.org/10.1186/s12913-021-06585-z
    • Geraldo, A., Dores, A. R., Carvalho, I. P., Guerreiro, S., Castro-Caldas, A., & Barbosa, F. (2022). At-distance neurocognitive rehabilitation during COVID-19 pandemic: A first glance of patients’ perspectives about the process and an online platform. Applied Neuropsychology:Adult. https://doi.org/10.1080/23279095.2022.2100993
    • Gilbert, A. W., Jaggi, A., & May, C. R. (2019). What is the acceptability of real time 1:1 videoconferencing between clinicians and patients for a follow-up consultation for multi-directional shoulder instability? Shoulder and Elbow, 11(1), 53–59. https://doi.org/10.1177/1758573218796815
    • Hasani, F., Malliaras, P., Haines, T., Munteanu, S. E., White, J., Ridgway, J., Nicklen, P., Moran, A., & Jansons, P. (2021). Telehealth sounds a bit challenging, but it has potential: participant and physiotherapist experiences of gym-based exercise intervention for Achilles tendinopathy monitored via telehealth. BMC Musculoskeletal Disorders, 22(1). https://doi.org/10.1186/s12891-020-03907-w
    • Higgins JPT, & Green S. (2011). Cochrane Handbook for Systematic Reviews of Interventions. The Cochrane Collaborations; 2011 [updated March 2011].
    • Hoaas, H., Andreassen, H. K., Lien, L. A., Hjalmarsen, A., & Zanaboni, P. (2016). Adherence and factors affecting satisfaction in long-term telerehabilitation for patients with chronic obstructive pulmonary disease: A mixed methods study eHealth/ telehealth/ mobile health systems. BMC Medical Informatics and Decision Making, 16(1). https://doi.org/10.1186/s12911-016-0264-9
    • Jassil, F. C., Richards, R., Carnemolla, A., Lewis, N., Montagut-Pino, G., Kingett, H., Doyle, J., Kirk, A., Brown, A., Chaiyasoot, K., Devalia, K., Parmar, C., & Batterham, R. L. (2022). Patients’ views and experiences of live supervised tele-exercise classes following bariatric surgery during the COVID-19 pandemic: The BARI-LIFESTYLE qualitative study. Clinical Obesity, 12(2). https://doi.org/10.1111/cob.12499
    • Kairy, D., Tousignant, M., Leclerc, N., Côté, A. M., & Levasseur, M. (2013). The patient’s perspective of in-home telerehabilitation physiotherapy services following total knee arthroplasty. International Journal of Environmental Research and Public Health, 10(9), 3998–4011. https://doi.org/10.3390/ijerph10093998
    • Knox, K. B., Nickel, D., Donkers, S. J., & Paul, L. (2022). Physiotherapist and participant perspectives from a randomized-controlled trial of physiotherapist-supported online vs. paper-based exercise programs for people with moderate to severe multiple sclerosis. Disability and Rehabilitation. https://doi.org/10.1080/09638288.2022.2055159
    • Lawford, B. J., Delany, C., Bennell, K. L., & Hinman, R. S. (2018). “I was really sceptical…But it worked really well”: a qualitative study of patient perceptions of telephone-delivered exercise therapy by physiotherapists for people with knee osteoarthritis. Osteoarthritis and Cartilage, 26(6), 741–750. https://doi.org/10.1016/j.joca.2018.02.909
    • Lawford, B. J., Delany, C., Bennell, K. L., & Hinman, R. S. (2019). I was really pleasantly surprised: Firsthand experience and shifts in physical therapist perceptions of telephone-delivered exercise therapy for knee osteoarthritis–A qualitative study. Arthritis Care and Research, 71(4), 545–557. https://doi.org/10.1002/acr.23618
    • Lee, A. L., Tilley, L., Baenziger, S., Hoy, R., & Glaspole, I. (2022). The Perceptions of Telehealth Physiotherapy for People with Bronchiectasis during a Global Pandemic-A Qualitative Study. Journal of Clinical Medicine, 11(5). https://doi.org/10.3390/jcm11051315
    • Lotan, M., Ippolito, E., Favetta, M., & Romano, A. (2021). Skype Supervised, Individualized, Home-Based Rehabilitation Programs for Individuals With Rett Syndrome and Their Families – Parental Satisfaction and Point of View. Frontiers in Psychology, 12. https://doi.org/10.3389/fpsyg.2021.720927
    • Martínez De La Cal, J., Fernández-Sánchez, M., Matarán-Peñarrocha, G. A., Hurley, D. A., Castro-Sánchez, A. M., & Lara-Palomo, I. C. (2021). Physical Therapists’ Opinion of E-Health Treatment of Chronic Low Back Pain. Public Health, 18, 1889. https://doi.org/10.3390/ijerph
    • Odole, A. C., Afolabi, K. O., Ushie, B. A., & Odunaiya, N. A. O. (2020). Views of physiotherapists from a low resource setting about physiotherapy at a distance: a qualitative study. European Journal of Physiotherapy, 22(1), 14–19. https://doi.org/10.1080/21679169.2018.1549272
    • Pahwa, P. K., Sharma, S., & Mani, S. (2021). The Content and Structure of Tele-physiotherapy module (i-TelePT) for the management of children with Cerebral Palsy in an inclusive educational settings: A Qualitative Study. In European Journal of Molecular & Clinical Medicine, 8(3).
    • Palazzo, C., Klinger, E., Dorner, V., Kadri, A., Thierry, O., Boumenir, Y., Martin, W., Poiraudeau, S., & Ville, I. (2016). Barriers to home-based exercise program adherence with chronic low back pain: Patient expectations regarding new technologies. Annals of Physical and Rehabilitation Medicine, 59(2), 107–113. https://doi.org/10.1016/j.rehab.2016.01.009
    • Pollock, A., D’Cruz, K., Scheinberg, A., Botchway, E., Harms, L., Amor, D. J., Anderson, V., Bonyhady, B., & Knight, S. (2022). Family-centred care for children with traumatic brain injury and/or spinal cord injury: a qualitative study of service provider perspectives during the COVID-19 pandemic. BMJ Open, 12(6). https://doi.org/10.1136/bmjopen-2021-059534
    • Renard, M., Gaboury, I., Michaud, F., & Tousignant, M. (2022). The acceptability of two remote monitoring modalities for patients waiting for services in a physiotherapy outpatient clinic. Musculoskeletal Care, 20(3), 616–624. https://doi.org/10.1002/msc.1622
    • Shaw, T., McGregor, D., Brunner, M., Keep, M., Janssen, A., & Barnet, S. (2017). What is eHealth (6)? Development of a conceptual model for ehealth: Qualitative study with key informants. Journal of Medical Internet Research. https://doi.org/10.2196/jmir.8106
    • Skolasky, R. L., Kimball, E. R., Galyean, P., Minick, K. I., Brennan, G., McGee, T., Lane, E., Thackeray, A., Bardsley, T., Wegener, S. T., Hunter, S. J., Zickmund, S., & Fritz, J. M. (2022). Identifying Perceptions, Experiences, and Recommendations of Telehealth Physical Therapy for Patients With Chronic Low Back Pain: A Mixed Methods Survey. Archives of Physical Medicine and Rehabilitation, 103(10), 1935–1943. https://doi.org/10.1016/j.apmr.2022.06.006
    • Smaerup, M., Grönvall, E., Larsen, S. B., Laessoe, U., Henriksen, J. J., & Damsgaard, E. M. (2017). Exercise gaming–a motivational approach for older adults with vestibular dysfunction. Disability and Rehabilitation: Assistive Technology, 12(2), 137–144. https://doi.org/10.3109/17483107.2015.1104560
    • Szturm, T., Imran, Z., Pooyania, S., Kanitkar, A., & Mahana, B. (2021). Evaluation of a Game Based Tele Rehabilitation Platform for In-Home Therapy of Hand-Arm Function Post Stroke: Feasibility Study. PM and R, 13(1), 45–54. https://doi.org/10.1002/pmrj.12354
    • van der Meer, H. A., Doomen, A., Visscher, C. M., Engelbert, R. H. H., Nijhuis-van der Sanden, M. W. G., & Speksnijder, C. M. (2022). The additional value of e-Health for patients with a temporomandibular disorder: a mixed methods study on the perspectives of orofacial physical therapists and patients. Disability and Rehabilitation: Assistive Technology, 0(0), 1-19. https://doi.org/10.1080/17483107.2022.2094000
    • van Tilburg, M., Kloek, C., Staal, J. B., Bossen, D., & Veenhof, C. (2022). Feasibility of a stratified blended physiotherapy intervention for patients with non-specific low back pain: a mixed methods study. Physiotherapy Theory and Practice, 38(2), 286–298. https://doi.org/10.1080/09593985.2020.1756015
    • Vorrink, S., Huisman, C., Kort, H., Troosters, T., & Lammers, J. W. (2017). Perceptions of patients with chronic obstructive pulmonary disease and their physiotherapists regarding the use of an eHealth intervention. JMIR Human Factors, 4(3). https://doi.org/10.2196/humanfactors.7196
    • Warland, A., Paraskevopoulos, I., Tsekleves, E., Ryan, J., Nowicky, A., Griscti, J., Levings, H., & Kilbride, C. (2019). The feasibility, acceptability and preliminary efficacy of a low-cost, virtual-reality based, upper-limb stroke rehabilitation device: a mixed methods study. Disability and Rehabilitation, 41(18), 2119–2134. https://doi.org/10.1080/09638288.2018.1459881
    • Wittmeier, K. D. M., Hammond, E., Tymko, K., Burnham, K., Janssen, T., Pablo, A. J., Russell, K., Pierce, S., Costello, C., & Protudjer, J. L. P. (2022). “Another Tool in Your Toolkit”: Pediatric Occupational and Physical Therapists’ Perspectives of Initiating Telehealth during the COVID-19 Pandemic. Physical and Occupational Therapy in Pediatrics, 42(5), 465–481. https://doi.org/10.1080/01942638.2022.2065898
    • Ziani, M., Trépanier, E., & Goyette, M. (2022). Voices of Teens and Young Adults on the Subject of Teleconsultation in the COVID-19 Context. Journal of Patient Experience, 9. https://doi.org/10.1177/23743735221092565
    • Zorginstituut Nederland. (2021). AQUA-Leidraad (voorheen Leidraad voor kwaliteitsstandaarden).  https://www.zorginzicht.nl/ontwikkeltools/ontwikkelen/aqua-leidraad