Zorg op afstand

B.3 Patiënt-therapeutrelatie rondom de inzet van zorg op afstand

Aanbevelingen

Maak een inschatting van patiëntspecifieke kenmerken en bepaal op basis daarvan of het opbouwen en onderhouden van de patiënt-therapeutrelatie extra aandacht behoeft.

  • Bepaal de mate waarin de patiënt-therapeutrelatie van belang is voor het behalen van de individuele behandeldoelen.
  • Bepaal de mate waarin al sprake is van een patiënt-therapeutrelatie.
  • Ga na of de volgende patiëntspecifieke kenmerken van invloed kunnen zijn op de patiënt-therapeutrelatie:
    • de mate waarin de patiënt vertrouwen heeft in zorg op afstand;
    • de mate waarin de patiënt vertrouwen heeft in het opbouwen en onderhouden van een persoonlijke band tussen patiënt en therapeut bij de inzet van zorg op afstand;
    • de mate waarin de patiënt verantwoordelijkheid voelt voor diens eigen bijdrage aan de behandeling;
    • de mate waarin er bij de patiënt vastgestelde cognitieve beperkingen, gedragsproblemen, gedragsstoornissen of ontwikkelingsstoornissen zijn.
  • Evalueer de patiënt-therapeutrelatie met de patiënt op regelmatige basis en bepaal of er aanpassingen in de ratio tussen fysieke consulten en zorg op afstand nodig zijn om de patiënt-therapeutrelatie te bevorderen.
  • Evalueer in het geval van video- en telefonische consulten de mate waarin de patiënt zich veilig voelt om ervaringen en gevoelens te delen. Hanteer verder dezelfde strategieën om de relatie tussen patiënt en therapeut te bevorderen als tijdens een regulier behandeltraject

 

Praktische tips voor de patiënt-therapeutrelatie bij zorg op afstand

  • Zorg dat de inhoud van de zorgtechnologie waar mogelijk is gepersonaliseerd op de individuele patiënt.
  • Zorg dat de zorgtechnologie waar mogelijk te linken is aan de praktijk en/of therapeut (denk aan logo’s, huisstijl, foto’s).
  • Specifieke tips voor videoconsulten:
    • Bied expliciet ruimte voor de patiënt om vragen te stellen.
    • Luister naar de patiënt en vraag door waar nodig.
    • Houd aandacht voor wederzijdse betrokkenheid. Bied expliciet ruimte voor een informeel gesprek.
    • Wees bewust dat non-verbale signalen en fysieke signalen, zoals een afwijkende kleur van het gelaat, beperkter in te schatten zijn.
    • Zorg voor een professionele omgeving zonder afleidingen en met voldoende privacy (afgesloten ruimte en vraag de patiënt alleen te zijn); dit geldt voor zowel therapeut als patiënt.

 

Aanleiding

Met zorg op afstand wordt bedoeld: alle zorgactiviteiten tussen patiënt en zorgverleners terwijl die zich niet in eenzelfde fysieke ruimte bevinden. Deze richtlijn richt zich specifiek op vormen van zorg op afstand die zorg in de praktijk geheel of gedeeltelijk vervangen, en niet op vormen die een aanvulling zijn op de reguliere behandeling.

Uit de knelpuntenanalyse (zie module Auteurs | Ontwikkeling) kwam naar voren dat het onduidelijk is hoe je als therapeut een goede relatie met de patiënt kunt opbouwen en onderhouden, terwijl je elkaar in persoon minder ziet. Dit heeft geleid tot de volgende uitgangsvraag:

 

Uitgangsvraag
  1. Hoe kun je als fysio- of oefentherapeut een goede patiënt-therapeutrelatie opbouwen en onderhouden als fysieke zorg (gedeeltelijk) door zorg op afstand is vervangen?

 

Conclusies op basis van de literatuur en interviews

De systematische literatuuranalyse van kwalitatieve en ‘mixed-methods’-studies en semi-gestructureerde interviews (beschreven in tabblad 3 ‘Verantwoording’) leveren geen directe input voor de bewijskracht of effecten voor het beantwoorden van de uitgangsvraag. De literatuurstudie en interviews met patiënten en therapeuten geven wel inzicht in de aspecten die als belangrijk worden ervaren bij het opbouwen en onderhouden van een goede patiënt-therapeutrelatie in een traject waarin de zorg (gedeeltelijk) op afstand wordt aangeboden.

 

Rationale van de aanbeveling

Er zijn verschillende aspecten van belang bij het opbouwen en onderhouden van een goede patiënt-therapeutrelatie. De waarden, voorkeuren en behoeften van patiënten en therapeuten lopen uiteen: er is een redelijke variatie daarin. Daarom acht de werkgroep het van belang om middels een conditionele aanbeveling strategieën in te zetten om de patiënt-therapeutrelatie te bevorderen op basis van patiënt- en therapeutkenmerken en -voorkeuren, en op basis van aspecten van de behandeling of interventie.

De overwegingen (zoals de haalbaarheid en aanvaardbaarheid) die in het proces van bewijs naar aanbeveling zijn genoemd zijn in overeenkomst met de overwegingen uit module B.1. Additioneel geeft de werkgroep aan dat het opbouwen van een relatie via zorg op afstand anders verloopt dan fysiek. Dit komt omdat bij asynchrone vormen van zorg op afstand het aantal contactmoment minder is en bij synchrone vormen van zorg op afstand een deel van de communicatie via het scherm of de telefoon gaat. Hierdoor kan het lastiger zijn een relatie op te bouwen en te onderhouden als (een deel van) de behandeling op afstand wordt aangeboden. Niet alle therapeuten weten hoe ze hieraan moeten werken, vooral niet bij patiënten met complexe klachten. De werkgroep geeft daarom aan dat training nodig is over het opbouwen en onderhouden van een patiënt-therapeutrelatie als fysieke zorg (gedeeltelijk) door zorg op afstand is vervangen.

Literatuur en interviews

Om de uitgangsvraag van deze module te beantwoorden is een ‘mixed-methods’-studie uitgevoerd. Er is eerst een kwalitatieve systematische literatuuranalyse uitgevoerd. In semi-gestructureerde interviews met patiënten, fysiotherapeuten en oefentherapeuten is gevraagd of de resultaten hiervan herkend werden binnen de Nederlandse context. De resultaten zijn waar nodig aangevuld, op basis van de interviews.

 

Zoekactie van de literatuur

De zoekactie voor literatuur van de uitgangsvraag is gelijk aan de zoekactie die is uitgevoerd voor de uitgangsvragen in module B.1. Van 794 artikelen is het volledige artikel gescreend om na te gaan welke artikelen voldeden aan de inclusiecriteria van de zoekvragen van deze module (zie onderstaande tabel). Deze screening op het volledige artikel leverde 40 relevante artikelen op. Zie Bijlage B.3-1 voor het stroomdiagram van het inclusieproces.

 

 

Karakteristieken geïncludeerde studies

De kenmerken van de geïncludeerde studies zijn weergegeven in Bijlage B.3-2. De 40 ingesloten studies includeerden patiënten met verschillende aandoeningen, namelijk neurologische aandoeningen, knieartrose, multiple sclerosis, chronische pijn, bronchiëctasie, diverse niet-urgente aandoeningen, musculoskeletale pijn of problemen, hartaandoeningen, bariatrische chirurgie, covid-19, incontinentie, chronische of niet-specifieke lage rugpijn, achillespeestendinopathie, traumatische hersen- en/of ruggenmergletsel, cerebrale parese, COPD, orthopedische aandoeningen, vestibulaire disfunctie, schouderinstabiliteit, schoudergewrichtvervanging, totale knieprothese, beroerte, borstkanker, temporomandibulaire aandoening, en Rett-syndroom .

De studies zijn uitgevoerd in Canada, de Verenigde Staten van Amerika, Australië, Nieuw-Zeeland, Saudi-Arabië, Koeweit, Nigeria, India, Noorwegen, Portugal, het Verenigd Koninkrijk, Spanje, Nederland, Frankrijk, Zweden, en Ierland. In 14 studies bestond de interventie uit gedeeltelijke zorg op afstand (twee of meer sessies fysiek), in de overige 26 studies vond de interventie geheel op afstand plaats. In 9 studies was er tijdens de behandeling alleen synchroon contact tussen de therapeut en de patiënt, in 4 studies alleen asynchroon contact en in de overige 27 studies was er zowel synchroon als asynchroon contact. De methode bestond uit interviews (33 studies) of focusgroepstudies (4 studies), of een combinatie van interviews en focusgroepstudies (3 studies). Het perspectief lag bij de patiënt (20 studies), de fysio- of ergotherapeut (8 studies), patiënten en fysiotherapeuten (5 studies) of anders (7 studies). In totaal namen er 391 patiënten, 140 fysio- of ergotherapeuten en 96 anderen (o.a. verpleegkundigen, managers van verzekeringsdiensten, docenten) deel aan interviews of focusgroepen in de studies.

De leeftijd van de patiënten varieerde van 14 tot 76 jaar en de leeftijd van de fysio- of ergotherapeuten varieerde van 24 tot 83 jaar.

 

Interviews

Een onderzoeker met ervaring in kwalitatief onderzoek nam semi-gestructureerde interviews af bij 8 fysio-/oefentherapeuten en 7 patiënten. De therapeuten zijn geworven door het KNGF en de VvOCM via de zogenaamde ‘regioadviseurs’ die contacten onderhouden met de leden; daarnaast zijn nieuwsbrieven en social media ingezet bij de werving. De fysio- en oefentherapeuten pasten zorg op afstand toe gedurende of na de periode van lockdowns. Patiënten zijn geworven door Patiëntenfederatie Nederland. Om maximale variatie te verkrijgen in patiëntkarakteristieken, is doelgericht geworven. De belangrijkste criteria hiervoor waren het opleidingsniveau van de patiënt en de ervaring met zorg op afstand (positief versus negatief).

 

Karakteristieken van geïnterviewde therapeuten

Bij de interviews die voor deze module zijn uitgevoerd is gesproken met 6 fysiotherapeuten en 2 oefentherapeuten: 7 vrouwen en 1 man. De leeftijd varieerde van 31 tot 55 jaar. Vier van de geïnterviewden hadden een master afgerond (2 master geriatriefysiotherapie, 2 master manueel therapie). De ervaring van de geïnterviewden met fysio- en/of oefentherapie op afstand was voor 4 positief, voor 1 negatief en voor 3 zowel positief als negatief.

 

Karakteristieken van geïnterviewde patiënten

In totaal zijn voor deze module 7 patiënten geïnterviewd: 4 vrouwen en 3 mannen. De leeftijd varieerde van 32 tot 72 jaar. De hoogst afgeronde opleiding was lagere school (n=1), middelbaar algemeen onderwijs (n=1), middelbaar beroepsonderwijs (n=2), hoger beroepsonderwijs (n=1), wetenschappelijk onderwijs (n=1) en postacademisch onderwijs (n=1). Hun ervaring met fysio- en/of oefentherapie op afstand was voor 2 positief, voor 3 zowel positief als negatief en voor 2 negatief.

 

Data-extractie

 

Literatuuranalyse

De resultatensecties van de geïncludeerde artikelen zijn gecodeerd in drie stappen in Atlas.ti 23. Gestart is met open codering. Vervolgens heeft één onderzoeker de codes samengebracht tot categorieën via axiale codering. Selectieve codering heeft geleid tot overkoepelende thema’s en een beschrijving van de resultaten per uitgangsvraag. Zie Bijlage B.3-3 voor de definitieve codeboom van het kwalitatieve literatuuronderzoek. Hierin staan de codes per uitgangsvraag weergegeven. Ook is inzichtelijk gemaakt welke artikelen resultaten leverden voor de uitgangsvraag in deze module. 23 artikelen leverden input voor deze uitgangsvraag . Een uitgebreid overzicht hiervan is te vinden in het Excel-bestand ‘UV3, 4, 5 - Artikelen per uitgangsvraag’. Daarnaast is inzichtelijk gemaakt welke codes voortkwamen uit welk artikel, onderverdeeld in de overige uitgangsvragen. Een uitgebreid overzicht hiervan is te vinden in het Excel-Bestand ‘UV3, 4, 5 - Codes per artikel’.

Beide Excel-bestanden zijn op te vragen bij de Kerngroep. Op basis van de overkoepelende thema’s en axiale codes is een interviewleidraad voor fysio-/oefentherapeuten en patiënten opgesteld (zie Bijlage B.3-4).

 

Kwalitatieve analyse

De interviews zijn opgenomen en na afloop woordelijk getranscribeerd. De transcripten zijn gecodeerd in drie stappen in Atlas.ti 23. Gestart is met codering, gebruikmakend van de codeboom uit het kwalitatieve literatuuronderzoek (Bijlage B.3-3). Aan deze codeboom zijn codes toegevoegd, die nog niet uit het kwalitatieve literatuuronderzoek naar voren waren gekomen. Zie Bijlage B.3-5 voor de additionele codes uit de interviews. Dit heeft geleid tot een uitbreiding van de codeboom die volgde uit het kwalitatieve literatuuronderzoek. Bijlage B.3-6 bevat de definitieve codeboom, waarin de codering van het kwalitatieve literatuuronderzoek en de interviews zijn gecombineerd. Vervolgens hebben twee onderzoekers gezamenlijk de codes samengebracht tot categorieën via axiale codering. Selectieve codering heeft geleid tot overkoepelende thema’s en een beschrijving van de resultaten per uitgangsvraag.

 

Resultaten kwalitatieve analyse

De resultaten van de systematische literatuuranalyse van kwalitatieve en ‘mixed-methods’-studies en de uitkomsten van de semi-gestructureerde interviews worden in deze paragraaf samengevat. De resultaten geven inzicht in de aspecten die belangrijk zijn bij het opbouwen en onderhouden van een goede patiënt-therapeutrelatie. Deze aspecten zijn ingedeeld in drie thema’s, namelijk: persoonlijke aspecten, aspecten van de interventie/behandeling, en specifieke aspecten van zorg op afstand.

 

Persoonlijke aspecten

Of het lukt om een goede patiënt-therapeutrelatie op te bouwen en te onderhouden als fysieke zorg (gedeeltelijk) door zorg op afstand is vervangen, is afhankelijk van zowel de patiënt als de therapeut. Er spelen daarbij een aantal persoonlijke aspecten een rol . Zo is het van invloed of patiënten en therapeuten vertrouwen hebben in de online zorg en online communicatie. Het is van belang dat patiënten zich veilig voelen om hun ervaringen en gevoelens te delen. Het blijkt dat een deel van de patiënten een gevoel van intimiteit ervaart bij zorg op afstand, omdat deze patiënten in hun eigen huiselijke omgeving vrijer zijn dan in de fysiotherapiepraktijk.

Persoonlijke aspecten van de patiënt die zorg op afstand kunnen belemmeren zijn gedragsproblematiek (bijv. autisme), gêne om voor een camera te staan bij videobellen, angst om het persoonlijke contact met de therapeut en het gezondheidssysteem te verliezen, en angst voor het gebrek aan een persoonlijke band tussen patiënt en therapeut. Leeftijd kan een rol spelen in het opbouwen van een online relatie: sommige geïnterviewden gaven aan dat de jonge generatie makkelijker online een band opbouwt dan de oudere generatie. Nadelige persoonlijke factoren van therapeuten zijn angst om vervangen te worden door technologie, en onzekerheden over het gebruik van zorg op afstand.

Zorg op afstand leidt er meestal toe dat patiënten zelf aan de slag moeten, waarbij de therapeut meer een coachende rol aanneemt. Voor een deel van de patiënten betekent dit dat ze gestimuleerd moeten worden om verantwoordelijkheid te pakken voor hun eigen therapie. Bij anderen leidt zorg op afstand vanzelf tot een groter gevoel van verantwoordelijkheid, omdat ze een grotere zelfeffectiviteit hebben en meer vertrouwen op hun zelfmanagement bij het doen van oefeningen. Zorg op afstand kan dus leiden tot meer betrokkenheid. Therapeuten geven aan dat zorg op afstand hen in staat stelt om meer regulier contact met patiënten te hebben.

Mogelijkheden om de relatie tussen patiënt en therapeut te bevorderen zijn voldoende betrokkenheid bij zorg op afstand tonen, luisteren, vragen stellen en doorvragen. Een therapeut kan aan het begin van de afspraak bijvoorbeeld terugkomen op wat de patiënt in zijn of haar vrije tijd gedaan heeft. Daarnaast is het van belang om expliciet ruimte te creëren voor vragen van de patiënt: bij digitale ontmoetingen bestaat namelijk het risico dat iemand minder snel vragen stelt dan tijdens een fysieke afspraak. Wat ook kan bijdragen aan een persoonlijke band is om jezelf als therapeut al voor aanvang van het eerste consult voor te stellen.

Daarnaast kunnen omgevingsfactoren de patiënt-therapeutrelatie beïnvloeden. Het is daarom belangrijk dat patiënt en therapeut volledig op elkaar kunnen focussen en niet afgeleid worden door factoren in de omgeving.

 

Aspecten interventie/behandeling

Ook zijn aspecten gerelateerd aan de interventie of behandeling van belang bij het opbouwen en onderhouden van een goede patiënt-therapeutrelatie als fysieke zorg (gedeeltelijk) door zorg op afstand is vervangen.

Het visuele aspect van videobellen draagt bij aan het opbouwen en onderhouden van een goede patiënt-therapeutrelatie. De communicatie is namelijk persoonlijker dan bij een telefonisch consult, waardoor ook non-verbale tekenen van de patiënt meegenomen kunnen worden.

Soms kunnen therapeuten een patiënt echter moeilijk inschatten bij zorg op afstand. Therapeuten missen online makkelijker non-verbale signalen. Dat geldt ook voor fysieke signalen, zoals een afwijkende kleur van het gelaat (die afhankelijk van de scherminstelling is en daardoor moeilijker te bepalen). Therapeuten geven aan dat patiënten bovendien kunnen veinzen dat het goed met ze gaat.

Mogelijkheden om tijdens de behandeling de relatie tussen patiënt en therapeut te bevorderen zijn beschreven in de voorgaande paragraaf ‘persoonlijke aspecten’.

Het blijkt dat een bestaande relatie tussen therapeut en patiënt het gebruik van zorg op afstand ten goede komt. Als de therapeut en de patiënt elkaar al van eerder kennen, bevordert dit de samenwerking, wat als een meerwaarde wordt gezien voor zorg op afstand. Verder is het belangrijk dat de inzet van zorg op afstand flexibel is. Het geeft patiënten vertrouwen in de therapeut als ze de mogelijkheid hebben om over te stappen van zorg op afstand naar fysieke fysiotherapie.

 

Specifieke aspecten van zorg op afstand

Zorg op afstand an sich kan ook het opbouwen en onderhouden van een goede patiënt-therapeutrelatie beïnvloeden.

Enerzijds kan zorg op afstand de patiënt-therapeutrelatie nadelig beïnvloeden. Het blijkt dat de patiënt-therapeutrelatie online langzamer ontstaat dan bij fysieke zorg. Het is lastig om digitaal een persoonlijke band op te bouwen. Eveneens blijkt dat de patiënt-therapeutrelatie bij zorg op afstand vaak slechter is dan bij fysieke zorg. Dit speelt vooral een rol bij oudere patiënten, onder andere door cognitieve en fysieke beperkingen. De slechtere band komt ook doordat online trajecten soms korter zijn dan fysieke trajecten. Daarnaast blijkt dat de online band vaak als minder persoonlijk wordt ervaren, door het gebrek aan persoonlijk en sociaal contact, steun en connectie. Ook blijkt dat de patiënt-therapeutrelatie kan verslechteren gedurende het traject, vooral wanneer patiënten wel de behoefte hebben om de therapeut fysiek te zien om hun ervaringen te bespreken en wanneer ze een gebrek aan persoonlijk contact ervaren.

Anderzijds kan zorg op afstand de patiënt-therapeutrelatie ten goede komen. Er kan een goede band ontstaan bij voldoende communicatie tussen patiënt en therapeut, een gedeelde toewijding aan het doel, aandacht en flexibiliteit van de therapeut en als de patiënt bekendheid met en vertrouwen in zijn eigen rol in het behandelproces krijgt. Een deel van de patiënten en therapeuten geeft aan meer betrokkenheid te ervaren tijdens fysieke zorg dan bij zorg op afstand. Dit wordt veroorzaakt door regulier contact tussen de therapeut en de patiënt, interesse tonen d.m.v. een persoonlijk praatje, elkaar leren kennen en ruimte geven aan de patiënt om vragen te stellen. Een deel van de patiënten en therapeuten ervaart een grotere mate van intimiteit tijdens videoconsulten dan bij fysieke zorg. Patiënten geven aan dat ze het gevoel hebben dat er naar ze geluisterd wordt en dat ze de onverdeelde focus en aandacht krijgen van de therapeut. Ook zijn sommige patiënten vrijer in hun eigen huiselijke omgeving, en ervaren ze een groter gevoel van afstand. Het feit dat zorg op afstand als minder persoonlijk wordt ervaren en er een groter gevoel van afstand wordt ervaren kan namelijk ook als positief gezien worden. Therapeuten geven aan dat het beëindigen van een behandeling vergemakkelijkt wordt, door een meer zakelijke relatie bij zorg op afstand. Therapeuten geven ook aan dat patiënten zelf met een oefenschema aan de slag moeten, wat bijdraagt aan zelfmanagement.

 

Criteria voor het formuleren van de aanbevelingen

Van bewijs naar aanbeveling          

Er zijn internationaal erkende criteria gehanteerd voor het beoordelen van het bewijs dat ten grondslag ligt aan de aanbevelingen. Dit zijn de gewenste effecten, ongewenste effecten, kwaliteit van bewijs, waarden en voorkeuren van patiënten, balans gewenste en ongewenste effecten, economische overwegingen en kosteneffectiviteit, gelijkheid, aanvaardbaarheid en ten slotte haalbaarheid. Deze criteria, evenals de overige overwegingen die de werkgroep formuleerde, bepalen de sterkte van de aanbeveling

 

Gewenste effecten                             

De systematische literatuuranalyse van kwalitatieve en ‘mixed-methods’-studies en semi-gestructureerde interviews leveren geen directe input voor de bewijskracht of effecten voor het beantwoorden van de uitgangsvraag. Hierdoor heeft de werkgroep geen gewenste effecten geformuleerd.

 

Ongewenste effecten

De systematische literatuuranalyse van kwalitatieve en ‘mixed-methods’-studies en semi-gestructureerde interviews leveren geen directe input voor de bewijskracht of effecten voor het beantwoorden van de uitgangsvraag. Hierdoor heeft de werkgroep geen ongewenste effecten geformuleerd. De werkgroep is van mening dat er geen ongewenste effecten te verwachten zijn van het opbouwen en onderhouden van de patiënt-therapeutrelatie als fysieke zorg (gedeeltelijk) door zorg op afstand is vervangen.

 

Kwaliteit van bewijs

De systematische literatuuranalyse van kwalitatieve en ‘mixed-methods’-studies en semi-gestructureerde interviews leveren geen directe input voor de bewijskracht of effecten voor het beantwoorden van de uitgangsvraag. Hierdoor heeft de werkgroep geen kwaliteit van bewijs geformuleerd.

 

Waarden en voorkeuren van patiënten

De werkgroep beoordeelt dat de patiënten verschillend denken over hoe een goede patiënt-therapeutrelatie is op te bouwen en te onderhouden.

Het grootste deel van de patiënten vindt het belangrijk een persoonlijke band met de therapeut te ontwikkelen en onderhouden. Als fysieke zorg (gedeeltelijk) door zorg op afstand is vervangen varieert de aanpak om een goede patiënt-therapeutrelatie op te bouwen en te onderhouden per patiënt en per therapeut. Daarbij spelen persoonlijke aspecten van de patiënt een rol. De diversiteit in patiënten vraagt dan ook om een persoonlijke aanpak.

Persoonlijke aspecten die de patiënt-therapeutrelatie kunnen beïnvloeden zijn: cognitieve beperkingen, fysieke beperkingen, vertrouwen in online zorg en communicatie, veilig voelen, gevoel van intimiteit, gedragsproblematiek, gêne over het voor een camera staan bij videobellen, angst voor het gebrek aan een persoonlijke band tussen patiënt en therapeut.

Een deel van de patiënten moet gestimuleerd worden om verantwoordelijkheid te pakken voor hun eigen herstel. Bij andere patiënten leidt zorg op afstand min of meer vanzelf tot een groter gevoel van eigen verantwoordelijkheid, omdat ze een grotere zelfeffectiviteit hebben en meer vertrouwen op hun zelfmanagement bij het doen van oefeningen. Zorg op afstand kan dan leiden tot meer betrokkenheid. Therapeuten geven aan dat zorg op afstand hen in staat stelt om meer regulier contact met patiënten te hebben. Een voorbeeld hiervan is het inzetten van videobellen om patiënten op reguliere basis geruststelling te bieden over hun voortgang. Een andere mogelijkheid is het sturen van e-mails na een oefensessie, om patiënten gemotiveerd te houden voor hun deelname.

De patiënt-therapeutrelatie kan de behandeling beïnvloeden. Een deel van de patiënten en therapeuten ervaart een grotere mate van intimiteit tijdens videoconsulten dan bij fysieke zorg. Patiënten geven aan dat ze het gevoel hebben dat er naar ze geluisterd wordt en dat ze de onverdeelde focus en aandacht krijgen van de therapeut. Ook communiceren sommige patiënten vrijer in hun eigen huiselijke omgeving en durven ze zich kwetsbaarder op te stellen. Wel ervaart een deel van de patiënten een gevoel van afstand.

De werkgroep beaamt dat videobellen het voordeel heeft dat het de context van de patiënten in hun thuisomgeving inzichtelijk maakt. Videobellen is als het ware een virtueel huisbezoek en kan inzicht geven in de veiligheid en de cognitie van patiënten.

De werkgroep beaamt dat zorg op afstand kan leiden tot sneller contact tussen patiënt en therapeut (bijv. via een chatfunctie), wat een positieve bijdrage levert aan de patiënt-therapeutrelatie. Ook draagt dit voor patiënten bij aan een gevoel van verbintenis met en betrokkenheid bij de therapeut.

Niet alle patiënten hebben echter behoefte aan videobellen, vult de werkgroep aan. Soms voldoet telefonisch contact. Ook het sturen van video’s met oefeningen uit het consult kan een toevoeging zijn voor de patiënt, wat bijdraagt aan de patiënt-therapeutrelatie.

De werkgroep vult daarnaast aan dat zorg op afstand waar mogelijk gepersonaliseerd moet zijn voor de praktijk. Denk hierbij aan het gebruik van het logo en de huisstijl van de praktijk in online informatiemateriaal. Een ander voorbeeld is het toespitsen van een oefenschema via de app op de individuele patiënt. Dit zorgt voor herkenbaarheid van de praktijk en het draagt voor de patiënt bij aan het gevoel van een persoonlijke benadering.

 

Balans gewenste en ongewenste effecten

De werkgroep acht het opbouwen en onderhouden van een goede patiënt-therapeutrelatie als belangrijk voor een succesvolle behandeling wanneer fysieke zorg (gedeeltelijk) door zorg op afstand is vervangen. Hierbij zijn geen ongewenste effecten te verwachten.

 

Economische overwegingen en kosteneffectiviteit

De werkgroep verwacht geen extra kosten bij het opbouwen en onderhouden van een goede patiënt-therapeut relatie als fysieke zorg (gedeeltelijk) door zorg op afstand is vervangen.

 

Gelijkheid

De werkgroep verwacht dat het opbouwen en onderhouden van een goede patiënt-therapeutrelatie geen invloed heeft op gelijkheid als fysieke zorg (gedeeltelijk) door zorg op afstand is vervangen.

 

Aanvaardbaarheid

De werkgroep beoordeelt dat het opbouwen en onderhouden van een goede patiënt-therapeutrelatie aanvaardbaar is als fysieke zorg (gedeeltelijk) door zorg op afstand is vervangen.

 

Haalbaarheid

De haalbaarheid van de aanbevelingen voor het opbouwen en onderhouden van een goede patiënt-therapeutrelatie als fysieke zorg (gedeeltelijk) door zorg op afstand is vervangen wordt door de werkgroep als waarschijnlijk wel realistisch beoordeeld.

De volgende aspecten kunnen hierbij belemmerend werken en de haalbaarheid nadelig beïnvloeden:

  • Persoonlijke waarden, voorkeuren en behoeften, die kunnen variëren per patiënt en per therapeut en die eerder staan beschreven onder de kop ‘waarden en voorkeuren van patiënten’. De mogelijkheden die de therapeut heeft om de patiënt-therapeutrelatie te beïnvloeden staan hierna beschreven onder de kop ‘eventuele additionele overwegingen’.
  • Bij videoconsulten kunnen omgevingsfactoren en privacy een rol spelen. Het is belangrijk dat patiënt en therapeut volledig op elkaar kunnen focussen en niet afgeleid worden door factoren in de omgeving. Kies voor een omgeving zonder afleidingen en met voldoende privacy. Een rustige omgeving draagt bij aan de focus tussen patiënt en therapeut.
  • Gebrek aan een visueel aspect. Therapeuten kunnen bij gebrek aan een visueel aspect de patiënt moeilijk of niet inschatten aangezien non-verbale signalen en fysieke signalen ontbreken.

Wat het opbouwen en onderhouden van een goede patiënt-therapeutrelatie bevordert als fysieke zorg (gedeeltelijk) door zorg op afstand is vervangen, is als de therapeut en de patiënt al een bestaande relatie hebben. Dit wordt als een meerwaarde gezien en bevordert de samenwerking tijdens zorg op afstand.

De werkgroep herkent de opgehaalde resultaten en geeft daarnaast aan dat het opbouwen van een relatie op afstand anders is dan fysiek. Het is lastiger een relatie op afstand op te bouwen en te onderhouden. Niet alle therapeuten weten hoe ze hieraan moeten werken, vooral niet bij patiënten met complexe klachten. Het opbouwen en onderhouden van een patiënt-therapeutrelatie bij zorg op afstand zou terug moeten komen in de opleiding, zodat therapeuten hierin geschoold worden en hier ervaring mee krijgen.

 

Additionele overwegingen

De werkgroep is van mening dat de volgende overwegingen ook van belang zijn bij het opbouwen en onderhouden van een goede patiënt-therapeutrelatie als fysieke zorg (gedeeltelijk) door zorg op afstand is vervangen.

Zorg op afstand kan de patiënt-therapeutrelatie nadelig beïnvloeden. Het kan zijn dat patiënten behoefte hebben om de therapeut fysiek te zien om hun ervaringen te bespreken of omdat ze een gebrek aan persoonlijk contact ervaren. In deze gevallen kan het van belang zijn om de relatie tussen patiënt en therapeut te versterken. Mogelijkheden hiervoor zijn:

Daarnaast beaamt de werkgroep dat de patiënt-therapeutrelatie wordt bevorderd wanneer de therapeut de patiënt stimuleert, motiveert, en betrokken is. Ook het nauwer en sneller in contact komen met de patiënt draagt hieraan bij.

De werkgroep vult aan dat het belang van het opbouwen van een patiënt-therapeutrelatie afhangt van het behandeldoel en de patiëntengroep.

 

Kennislacunes

De werkgroep heeft geen kennislacunes opgesteld.

    • Abramsky, H., Kaur, P., Robitaille, M., Taggio, L., Kosemetzky, P. K., Foster, H., Gibson, B. E., Bergeron, M., & Jachyra, P. (2018). Patients’ perspectives on and experiences of home exercise programmes delivered with a mobile application. Physiotherapy Canada, 70(2), 171–178. https://doi.org/10.3138/ptc.2016-87
    • Akl EA, Welch V, Pottie K, Eslava-Schmalbach J, Darzi A, S. I., Katikireddi SV, Singh J Murad MH, Meerpohl, J, Stanev R, Lang E, Matovinovic E, Shea B, Agoritsas T, Alexander PE, Snellman A, Brignardello-Petersen R, Gloss D, Thabane L, Shi C, Stein AT, Sharaf R, Briel M, Guyatt G, Schunemann H, Tugwell P. (2017). GRADE equity guidelines 2: considering health equity in GRADE guideline development: equity extension of the guideline development checklist. J Clin Epidemiol, 90, 68–75. https://doi.org/10.1016/j.jclinepi.2017.01.017
    • Albahrouh, S. I., & Buabbas, A. J. (2021). Physiotherapists’ perceptions of and willingness to use telerehabilitation in Kuwait during the COVID-19 pandemic. BMC Medical Informatics and Decision Making, 21(1). https://doi.org/10.1186/s12911-021-01478-x
    • Alrushud, A., Alamam, D., Alharthi, A., Shaheen, A., Alotaibi, N., AlSabhan, R., Alharbi, S., Ali, N., Mohammed, E., & Sweeh, J. (2022). Physical therapists’ perceptions of and satisfaction with delivering telerehabilitation sessions to patients with knee osteoarthritis during the Covid-19 pandemic: Preliminary study. Musculoskeletal Care, 20(4), 926–936. https://doi.org/10.1002/msc.1666
    • Barton, C. J., Ezzat, A. M., Merolli, M., Williams, C. M., Haines, T., Mehta, N., & Malliaras, P. (2022). “It’s second best”: A mixed-methods evaluation of the experiences and attitudes of people with musculoskeletal pain towards physiotherapist delivered telehealth during the COVID-19 pandemic. Musculoskeletal Science and Practice, 58. https://doi.org/10.1016/j.msksp.2021.102500
    • Bernal-Utrera, C., Anarte-Lazo, E., De-La-barrera-aranda, E., Fernandez-Bueno, L., Saavedra-Hernandez, M., Gonzalez-Gerez, J. J., Serrera-Figallo, M. A., & Rodriguez-Blanco, C. (2021). Perspectives and attitudes of patients with covid-19 toward a telerehabilitation programme: A qualitative study. International Journal of Environmental Research and Public Health, 18(15). https://doi.org/10.3390/ijerph18157845
    • Brennan, L., Kessie, T., & Caulfield, B. (2020). Patient experiences of rehabilitation and the potential for an mhealth system with biofeedback after breast cancer surgery: Qualitative study. JMIR MHealth and UHealth, 8(7). https://doi.org/10.2196/19721
    • Buabbas, A. J., Albahrouh, S. E., Alrowayeh, H. N., & Alshawaf, H. (2022). Telerehabilitation during the COVID-19 Pandemic: Patients and Physical Therapists’ Experiences. Medical Principles and Practice, 31(2), 156–164. https://doi.org/10.1159/000523775
    • Cartledge, S., Rawstorn, J. C., Tran, M., Ryan, P., Howden, E. J., & Jackson, A. (2022). Telehealth is here to stay but not without challenges: a consultation of cardiac rehabilitation clinicians during COVID-19 in Victoria, Australia. European Journal of Cardiovascular Nursing, 21(6), 548–558. https://doi.org/10.1093/eurjcn/zvab118
    • Casillas, A., Valdovinos, C., Wang, E., Abhat, A., Mendez, C., Gutierrez, G., Portz, J., Brown, A., & Lyles, C. R. (2022). Perspectives from leadership and frontline staff on telehealth transitions in the Los Angeles safety net during the COVID-19 pandemic and beyond. Frontiers in Digital Health, 4. https://doi.org/10.3389/fdgth.2022.944860
    • Chen, Y., Chen, Y., Zheng, K., Dodakian, L., See, J., Zhou, R., Chiu, N., Augsburger, R., McKenzie, A., & Cramer, S. C. (2020). A qualitative study on user acceptance of a home-based stroke telerehabilitation system. Topics in Stroke Rehabilitation, 27(2), 81–92. https://doi.org/10.1080/10749357.2019.1683792
    • Damhus, C. S., Emme, C., & Hansen, H. (2018). Barriers and enablers of COPD telerehabilitation – A frontline staff perspective. International Journal of COPD, 13, 2473–2482. https://doi.org/10.2147/COPD.S167501
    • Eiken, A. G., Nordanger, D., Nes, L. S., & Varsi, C. (2022). Patients’ Experiences of Using an eHealth Pain Management Intervention Combined With Psychomotor Physiotherapy: Qualitative Study. JMIR Formative Research, 6(3). https://doi.org/10.2196/34458
    • Eriksson, L., Lindström, B., & Ekenberg, L. (2011). Patients’ experiences of telerehabilitation at home after shoulder joint replacement. Journal of Telemedicine and Telecare, 17(1), 25–30. https://doi.org/10.1258/jtt.2010.100317
    • Firet, L., Teunissen, T. A. M., Kool, R. B., van Doorn, L., Aourag, M., Lagro-Janssen, A. L. M., & Assendelft, W. J. J. (2021). Women’s adoption of a web-based intervention for stress urinary incontinence: a qualitative study. BMC Health Services Research, 21(1). https://doi.org/10.1186/s12913-021-06585-z
    • Geraldo, A., Dores, A. R., Carvalho, I. P., Guerreiro, S., Castro-Caldas, A., & Barbosa, F. (2022). At-distance neurocognitive rehabilitation during COVID-19 pandemic: A first glance of patients’ perspectives about the process and an online platform. Applied Neuropsychology:Adult. https://doi.org/10.1080/23279095.2022.2100993
    • Gilbert, A. W., Jaggi, A., & May, C. R. (2019). What is the acceptability of real time 1:1 videoconferencing between clinicians and patients for a follow-up consultation for multi-directional shoulder instability? Shoulder and Elbow, 11(1), 53–59. https://doi.org/10.1177/1758573218796815
    • Hasani, F., Malliaras, P., Haines, T., Munteanu, S. E., White, J., Ridgway, J., Nicklen, P., Moran, A., & Jansons, P. (2021). Telehealth sounds a bit challenging, but it has potential: participant and physiotherapist experiences of gym-based exercise intervention for Achilles tendinopathy monitored via telehealth. BMC Musculoskeletal Disorders, 22(1). https://doi.org/10.1186/s12891-020-03907-w
    • Higgins JPT, & Green S. (2011). Cochrane Handbook for Systematic Reviews of Interventions. The Cochrane Collaborations; 2011 [updated March 2011].
    • Hoaas, H., Andreassen, H. K., Lien, L. A., Hjalmarsen, A., & Zanaboni, P. (2016). Adherence and factors affecting satisfaction in long-term telerehabilitation for patients with chronic obstructive pulmonary disease: A mixed methods study eHealth/ telehealth/ mobile health systems. BMC Medical Informatics and Decision Making, 16(1). https://doi.org/10.1186/s12911-016-0264-9
    • Jassil, F. C., Richards, R., Carnemolla, A., Lewis, N., Montagut-Pino, G., Kingett, H., Doyle, J., Kirk, A., Brown, A., Chaiyasoot, K., Devalia, K., Parmar, C., & Batterham, R. L. (2022). Patients’ views and experiences of live supervised tele-exercise classes following bariatric surgery during the COVID-19 pandemic: The BARI-LIFESTYLE qualitative study. Clinical Obesity, 12(2). https://doi.org/10.1111/cob.12499
    • Kairy, D., Tousignant, M., Leclerc, N., Côté, A. M., & Levasseur, M. (2013). The patient’s perspective of in-home telerehabilitation physiotherapy services following total knee arthroplasty. International Journal of Environmental Research and Public Health, 10(9), 3998–4011. https://doi.org/10.3390/ijerph10093998
    • Knox, K. B., Nickel, D., Donkers, S. J., & Paul, L. (2022). Physiotherapist and participant perspectives from a randomized-controlled trial of physiotherapist-supported online vs. paper-based exercise programs for people with moderate to severe multiple sclerosis. Disability and Rehabilitation. https://doi.org/10.1080/09638288.2022.2055159
    • Lawford, B. J., Delany, C., Bennell, K. L., & Hinman, R. S. (2018). “I was really sceptical…But it worked really well”: a qualitative study of patient perceptions of telephone-delivered exercise therapy by physiotherapists for people with knee osteoarthritis. Osteoarthritis and Cartilage, 26(6), 741–750. https://doi.org/10.1016/j.joca.2018.02.909
    • Lawford, B. J., Delany, C., Bennell, K. L., & Hinman, R. S. (2019). I was really pleasantly surprised: Firsthand experience and shifts in physical therapist perceptions of telephone-delivered exercise therapy for knee osteoarthritis–A qualitative study. Arthritis Care and Research, 71(4), 545–557. https://doi.org/10.1002/acr.23618
    • Lee, A. L., Tilley, L., Baenziger, S., Hoy, R., & Glaspole, I. (2022). The Perceptions of Telehealth Physiotherapy for People with Bronchiectasis during a Global Pandemic-A Qualitative Study. Journal of Clinical Medicine, 11(5). https://doi.org/10.3390/jcm11051315
    • Lotan, M., Ippolito, E., Favetta, M., & Romano, A. (2021). Skype Supervised, Individualized, Home-Based Rehabilitation Programs for Individuals With Rett Syndrome and Their Families – Parental Satisfaction and Point of View. Frontiers in Psychology, 12. https://doi.org/10.3389/fpsyg.2021.720927
    • Martínez De La Cal, J., Fernández-Sánchez, M., Matarán-Peñarrocha, G. A., Hurley, D. A., Castro-Sánchez, A. M., & Lara-Palomo, I. C. (2021). Physical Therapists’ Opinion of E-Health Treatment of Chronic Low Back Pain. Public Health, 18, 1889. https://doi.org/10.3390/ijerph
    • Odole, A. C., Afolabi, K. O., Ushie, B. A., & Odunaiya, N. A. O. (2020). Views of physiotherapists from a low resource setting about physiotherapy at a distance: a qualitative study. European Journal of Physiotherapy, 22(1), 14–19. https://doi.org/10.1080/21679169.2018.1549272
    • Pahwa, P. K., Sharma, S., & Mani, S. (2021). The Content and Structure of Tele-physiotherapy module (i-TelePT) for the management of children with Cerebral Palsy in an inclusive educational settings: A Qualitative Study. In European Journal of Molecular & Clinical Medicine, 8(3).
    • Palazzo, C., Klinger, E., Dorner, V., Kadri, A., Thierry, O., Boumenir, Y., Martin, W., Poiraudeau, S., & Ville, I. (2016). Barriers to home-based exercise program adherence with chronic low back pain: Patient expectations regarding new technologies. Annals of Physical and Rehabilitation Medicine, 59(2), 107–113. https://doi.org/10.1016/j.rehab.2016.01.009
    • Pollock, A., D’Cruz, K., Scheinberg, A., Botchway, E., Harms, L., Amor, D. J., Anderson, V., Bonyhady, B., & Knight, S. (2022). Family-centred care for children with traumatic brain injury and/or spinal cord injury: a qualitative study of service provider perspectives during the COVID-19 pandemic. BMJ Open, 12(6). https://doi.org/10.1136/bmjopen-2021-059534
    • Renard, M., Gaboury, I., Michaud, F., & Tousignant, M. (2022). The acceptability of two remote monitoring modalities for patients waiting for services in a physiotherapy outpatient clinic. Musculoskeletal Care, 20(3), 616–624. https://doi.org/10.1002/msc.1622
    • Shaw, T., McGregor, D., Brunner, M., Keep, M., Janssen, A., & Barnet, S. (2017). What is eHealth (6)? Development of a conceptual model for ehealth: Qualitative study with key informants. Journal of Medical Internet Research. https://doi.org/10.2196/jmir.8106
    • Skolasky, R. L., Kimball, E. R., Galyean, P., Minick, K. I., Brennan, G., McGee, T., Lane, E., Thackeray, A., Bardsley, T., Wegener, S. T., Hunter, S. J., Zickmund, S., & Fritz, J. M. (2022). Identifying Perceptions, Experiences, and Recommendations of Telehealth Physical Therapy for Patients With Chronic Low Back Pain: A Mixed Methods Survey. Archives of Physical Medicine and Rehabilitation, 103(10), 1935–1943. https://doi.org/10.1016/j.apmr.2022.06.006
    • Smaerup, M., Grönvall, E., Larsen, S. B., Laessoe, U., Henriksen, J. J., & Damsgaard, E. M. (2017). Exercise gaming–a motivational approach for older adults with vestibular dysfunction. Disability and Rehabilitation: Assistive Technology, 12(2), 137–144. https://doi.org/10.3109/17483107.2015.1104560
    • Szturm, T., Imran, Z., Pooyania, S., Kanitkar, A., & Mahana, B. (2021). Evaluation of a Game Based Tele Rehabilitation Platform for In-Home Therapy of Hand-Arm Function Post Stroke: Feasibility Study. PM and R, 13(1), 45–54. https://doi.org/10.1002/pmrj.12354
    • van der Meer, H. A., Doomen, A., Visscher, C. M., Engelbert, R. H. H., Nijhuis-van der Sanden, M. W. G., & Speksnijder, C. M. (2022). The additional value of e-Health for patients with a temporomandibular disorder: a mixed methods study on the perspectives of orofacial physical therapists and patients. Disability and Rehabilitation: Assistive Technology, 0(0), 1-19. https://doi.org/10.1080/17483107.2022.2094000
    • van Tilburg, M., Kloek, C., Staal, J. B., Bossen, D., & Veenhof, C. (2022). Feasibility of a stratified blended physiotherapy intervention for patients with non-specific low back pain: a mixed methods study. Physiotherapy Theory and Practice, 38(2), 286–298. https://doi.org/10.1080/09593985.2020.1756015
    • Vorrink, S., Huisman, C., Kort, H., Troosters, T., & Lammers, J. W. (2017). Perceptions of patients with chronic obstructive pulmonary disease and their physiotherapists regarding the use of an eHealth intervention. JMIR Human Factors, 4(3). https://doi.org/10.2196/humanfactors.7196
    • Warland, A., Paraskevopoulos, I., Tsekleves, E., Ryan, J., Nowicky, A., Griscti, J., Levings, H., & Kilbride, C. (2019). The feasibility, acceptability and preliminary efficacy of a low-cost, virtual-reality based, upper-limb stroke rehabilitation device: a mixed methods study. Disability and Rehabilitation, 41(18), 2119–2134. https://doi.org/10.1080/09638288.2018.1459881
    • Wittmeier, K. D. M., Hammond, E., Tymko, K., Burnham, K., Janssen, T., Pablo, A. J., Russell, K., Pierce, S., Costello, C., & Protudjer, J. L. P. (2022). “Another Tool in Your Toolkit”: Pediatric Occupational and Physical Therapists’ Perspectives of Initiating Telehealth during the COVID-19 Pandemic. Physical and Occupational Therapy in Pediatrics, 42(5), 465–481. https://doi.org/10.1080/01942638.2022.2065898
    • Ziani, M., Trépanier, E., & Goyette, M. (2022). Voices of Teens and Young Adults on the Subject of Teleconsultation in the COVID-19 Context. Journal of Patient Experience, 9. https://doi.org/10.1177/23743735221092565
    • Zorginstituut Nederland. (2021). AQUA-Leidraad (voorheen Leidraad voor kwaliteitsstandaarden).  https://www.zorginzicht.nl/ontwikkeltools/ontwikkelen/aqua-leidraad