Zelfmanagement

A.2 Achtergrond van zelfmanagement

In deze generieke richtlijn Zelfmanagement wordt de volgende definitie van zelfmanagement gehanteerd:
Zelfmanagement is het vermogen van een patiënt om om te gaan met lichamelijke, psychische en sociale consequenties van een aandoening/beperking en bijbehorende aanpassingen in leefstijl, in samenhang met de sociale omgeving. Zelfmanagement betekent dat patiënten zelf kunnen kiezen in hoeverre men de regie over het leven in eigen hand wil houden en mede richting wil geven aan hoe beschikbare zorg wordt ingezet.'

In deze generieke richtlijn Zelfmanagement wordt de volgende definitie van zelfmanagementondersteuning gehanteerd: 
Zelfmanagementondersteuning is het systematisch geven van educatie en ondersteunende interventies aan patiënten (en eventueel hun familie en sociaal netwerk) zodat patiënten in het dagelijks leven met de gevolgen van hun ziekte kunnen omgaan (op lichamelijk, mentaal en sociaal gebied). Daarbij ontwikkelt de patiënt vaardigheden en het vertrouwen om gezondheidsbevorderend gedrag in stand te kunnen houden voor de rest van het leven.’ 

De fysio- of oefentherapeut biedt deze zelfmanagementondersteuning aan, met als doel dat de patiënt zoveel mogelijk eigen regie over het leven krijgt en ervaart. Persoonsgerichte zorg die is gericht op zelfmanagement, is hiermee een van de essentiële onderdelen van het regulier handelen van de fysio- of oefentherapeut. De therapeut stemt de ondersteuning afop de behoefte van de patiënt (hulpvraag), binnen de grenzen van het vermogen van de patiënt om zelfmanagement uit te voeren en sluit aan bij de fase waarin de patiënt zich in het leven met zijn aandoening bevindt. Het proces wordt zoveel mogelijk middels gezamenlijke besluitvorming vormgegeven.

De behoefte aan zelfmanagement of zelfmanagementondersteuning bij verschillende aandoeningen is een groeiend en belangrijk onderdeel van de zorg (Grady 2014; Holman 2000; Rijken 2008; Trappenburg 2013). In de literatuur worden verschillende termen en definities gebruikt die verwijzen naar zelfmanagement. Deze termen omvatten zelfhulp, zelfregie, zelfredzaamheid en zelfmanagementondersteuning. Ondersteuning van patiënten wordt steeds belangrijker. Dit komt mede door de groei van persoonsgerichte zorg, waardoor de focus is verschoven van de traditionele naar een meer coachende rol van de therapeut (Van Staa 2008).

Definities van zelfmanagement

De verschillende definities van zelfmanagement komen voort uit het feit dat er meerdere opvattingen bestaan over het doel van zelfmanagement. 
De WHO definieert zelfzorg als ‘het vermogen van individuen, gezinnen en gemeenschappen om de gezondheid te bevorderen, ziekten te voorkomen, de gezondheid te behouden en om met of zonder de steun van een zorgverlener om te gaan met ziekte en handicap’ (WHO 1983).

Een andere internationale definitie van zelfmanagement is ‘het vermogen van het individu om symptomen, behandeling, fysieke en psychosociale gevolgen en veranderingen in levensstijl die inherent zijn aan het leven met een chronische aandoening, te beheersen. Doeltreffend zelfmanagement omvat het vermogen om iemands toestand te bewaken en om de cognitieve, gedrags- en emotionele reacties te bewerkstelligen die nodig zijn om een bevredigende kwaliteit van leven te behouden. Zo ontstaat een dynamisch en continu proces van zelfregulatie’ (Barlow 2002).
Andere definities van zelfmanagement die meer in de Nederlandse context worden gebruikt, zijn onder meer de definitie van het Landelijk Actieprogramma Zelfmanagement. Hun definitie is dat zelfmanagement ‘het omgaan met de chronische aandoening (symptomen, behandeling, fysieke, psychische en sociale gevolgen en bijbehorende leefstijlaanpassingen) is op een zodanige manier dat de aandoening optimaal in het leven wordt geïntegreerd. Zelfmanagement houdt in dat mensen met een chronische ziekte zelf kunnen kiezen in hoeverre ze de regie over hun leven willen behouden en mee kunnen sturen hoe de beschikbare zorg wordt ingezet, om zo een optimale kwaliteit van leven te bereiken of te behouden’ (LAZ 2010).

Een andere Nederlandse definitie van zelfmanagement is die van de Kerngroep Zelfmanagement, die zelfmanagement definieert als: ‘de mate waarin iemand met één van meerdere ziekten en/of beperkingen in staat is om de regie over het leven te behouden tot zover hij of zij dat wil en kan, door goed om te gaan met symptomen, behandeling, sociale en psychologische gevolgen van de ziekte (en) en/of beperkingen en daarbij horende leefstijlaanpassingen in samenhang met de sociale omgeving’ (CBO 2014).

In deze generieke richtlijn Zelfmanagement is gekozen voor een combinatie van bovenstaande definities en expert opinion. Omdat zelfmanagement een breed begrip is, was een duidelijke definitie nodig om de reikwijdte van deze richtlijn af te bakenen. Daarnaast moest de definitie van toepassing zijn op zowel fysio- als oefentherapeuten. Dit leidde tot formulering van de definitie van zelfmanagement zoals beschreven in de Praktijkrichtlijn.

Persoonsgerichte zorg gericht op zelfmanagement

In het fysio- en oefentherapeutisch handelen staat de patiënt met diens specifieke hulpvraag in de eigen leefomgeving centraal. Samen met de patiënt bepaalt de therapeut de behandeldoelen die passen bij de hulpvraag, mogelijkheden en vaardigheden van de patiënt, zoals zelfmanagement en gezondheidsvaardigheden. De belangrijke aspecten omtrent persoonsgerichte zorg staan in het volgende kader.


Persoonsgerichte zorg (NHG 2020)

Persoonsgericht zorg is gericht op de zorgvraag van de patiënt en valt binnen de kaders van samen beslissen. Het betreft een kernwaarde in de beweegzorg:

  • zorg waarbij de hele mens centraal staat en niet diens ziekte of beperking: een van de grondhoudingen van de fysio- en oefentherapeut is om alle aspecten van het biopsychosociaal model hierbij te betrekken (Engel, 1977); 
  • die afgestemd is op individuele kenmerken, mogelijkheden, wensen behoeften, leerstrategie en context van de patiënt; 
  • die gebaseerd is op het samen beslissen welke zorg nodig en bij de persoon passend is, met als uitgangspunt dat de therapeut en de patiënt samen tot een besluit over de diagnostiek, behandeling, begeleiding en nazorg van de patiënt nadenken en tot besluitvorming komen; 
  • met continuïteit, zodat het mogelijk is om een vertrouwensrelatie op te bouwen.

Toepassing zelfmanagementondersteuning

De therapeut ondersteunt bij het zelfmanagement, zodat de patiënt zoveel mogelijk eigen regie over het leven krijgt en ervaart. Zelfmanagementondersteuning is daarmee een onderdeel van het fysio- en oefentherapeutisch handelen (KNGF 2021; VvOCM 2019). Ten behoeven van deze richtlijn wordt de definitie van het Institute of Medicine (2004) gehanteerd (Institute of Medicine 2004). Deze ondersteuning is een proces waarin de patiënt centraal staat en waarbij de patiënt zelf de regie kan nemen om aan te geven welke vorm van ondersteuning hij kan gebruiken bij het leven met de aandoening (CBO 2014). 

De therapeut stemt de ondersteuning af op de behoefte van de patiënt (hulpvraag) en sluit daarbij aan op de behandelfase waarin de patiënt zich bevindt. Dit betekent in de praktijk dat een therapeut het diagnostisch proces en het behandelproces niet op kan splitsen, maar dat de ondersteuning wordt gegeven in een voortdurende wisselwerking tussen therapeut en patiënt binnen deze processen. De therapeut is in staat om de vaste structuren van een strategie los te laten en elementen van de strategieën op basis van de hulpvraag in te zetten. 

In overleg met de werkgroep is besloten om geen systematische zoekactie uit te voeren voor deze uitgangsvraag, maar de informatie op niet-systematische wijze te vergaren. De tekst, waaronder ook de definitie van zelfmanagement, is opgesteld op basis van de hier vermelde bronnen.

    • Adams K, Greiner AC, Corrigan JM (Red.). Institute of Medicine (US) Committee on the Crossing the Quality Chasm: next steps toward a new health care system. The 1st Annual Crossing the Quality Chasm Summit: a focus on communities. Washington (DC): National Academies Press (US); 2004. 
    • Barlow J, Wright C, Sheasby J, Turner A, Hainsworth J. Self-management approaches for people with chronic conditions: a review. Patient Educ Couns. 2002 Oct-Nov;48(2):177-87. 
    • Centraal Begeleidings Orgaan (CBO). Coördinatieplatform Zorgstandaarden en het Kwaliteitsinstituut. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Zorgmodule Zelfmanagement 1.0. Het ondersteunen van een eigen regie bij mensen met één of meerdere chronische ziekten. Den Haag: Ministerie van VWS; 2014. Beschikbaar via https://www.zorgvoorbeter.nl/zorgvoorbeter/media/documents/thema/persoonsgerichte-zorg/zorgmodule-zelfmanagement-1-0.pdf
    • Engel GL. The need for a new medical model: a challenge for biomedicine. Science. 1977 Apr 8;196(4286):129-36. 
    • Grady PA, Gough LL. Self-management: a comprehensive approach to management of chronic conditions. Am J Public Health. 2014 Aug;104(8):e25-31.
    • Holman H, Lorig K. Patients as partners in managing chronic disease. Partnership is a prerequisite for effective and efficient health care. BMJ. 2000 Feb 26;320(7234):526-7.
    • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF). Beroepsprofiel fysiotherapeut. Amersfoort: KNGF; 2021. Beschikbaar via https://www.kngf.nl/binaries/content/assets/kngf/onbeveiligd/vak-en-kwaliteit/beroepsprofiel/kngf_beroepsprofiel-fysiotherapeut_2021.pdf
    • Landelijk Actieprogramma Zelfmanagement (LAZ). Eindrapportage zelfmanagement en kanker anno 2010. Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF) / Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO. Utrecht: NPCF-CBO; 2010. Beschikbaar via http://docplayer.nl/13817436-Eindrapportage-zelfmanagement-en-kanker-anno-2010-december-2010-landelijk-actieprogramma-zelfmanagement-laz.html. Geraadpleegd op 8 september 2021.
    • Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG). Dossier persoonsgerichte zorg. Utrecht: NHG; 2020. Beschikbaar via https://www.nhg.org/actueel/dossiers/dossier-persoonsgerichte-zorg-0 Geraadpleegd op 8-9-2021. Geraadpleegd op 8 september 2021.
    • Rijken M, Jones M, Heijmans M, Dixon A. Supporting self-management. In: Nolte E, McKee M, redactie. Caring for people with chronic conditions: a health system perspective. Berkshire: Open University Press; 2008. Pag. 116-142.
    • Trappenburg J, Jonkman N, Jaarsma T, van Os-Medendorp H, Kort H, de Wit N, Trappenburg J. Self-management: one size does not fit all. Patient Educ Couns. 2013;92:134-7.
    • van Staa A. Verpleegkundige ondersteuning bij zelfmanagement en eigen regie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum; 2018.
    • Vereniging van Oefentherapeuten Cesar en Mensendieck (VvOCM). Beroepsprofiel oefentherapeut (2019). Utrecht: VvOCM; 2019. Beschikbaar via https://vvocm.nl/Portals/2/Documents/Kwaliteit/Kwaliteitsregistratie/Beroepsprofiel%20oefentherapeut.pdf?ver=2020-03-15-204730-810. 
    • World Health Organisation (WHO). Health education in self-care: possibilities and limitations. Report of a scientific. Genève: WHO; 1983. Beschikbaar via https://apps.who.int/iris/handle/10665/70092. Geraadpleegd op 8 september 2021.