Beweegzorg op maat bij hoofd-halskanker
Bij hoofd-halskanker leidt intensieve behandeling vaak tot verlies van spiermassa, met negatieve gevolgen voor herstel en kwaliteit van leven. Een op maat gemaakt beweegprogramma tijdens chemoradiotherapie biedt perspectief. Maar hoe haalbaar is trainen tijdens deze intensieve fase van de behandeling?
Patiënten houden oefeningen langer vol

Tekst: Annemieke Kok
Foto’s: McKlin fotografie
De diagnose hoofd-halskanker (HHK) heeft vaak grote fysieke en emotionele gevolgen. Door pijn, slikproblemen en misselijkheid eten patiënten minder, waardoor spiermassa verloren gaat. Dat verlies is niet alleen nadelig voor de conditie en kwaliteit van leven, maar ook voor het behandelverloop: complicaties, vertraagde wondgenezing en langere ziekenhuisopnames komen vaker voor. Behoud en herstel van spiermassa vereist een combinatie van voldoende voedingsinname én fysieke training.
Intensief traject
De gecombineerde behandeling van lokaal gevorderde HHK bestaat uit zeven weken radiotherapie in combinatie met chemokuren (chemoradiotherapie, CRT). Dit intensieve traject veroorzaakt vaak pijn, kauw- en slikproblemen, vermoeidheid, eetlustverlies, misselijkheid en braken. Deze klachten leiden regelmatig tot onbedoeld gewichtsverlies – een belangrijk kenmerk van ondervoeding. Op het moment van diagnose heeft al 19 procent van de patiënten te maken met kritisch gewichtsverlies.1 Tijdens de behandeling kan dit oplopen tot 50 procent, ondanks intensieve voedingsondersteuning.2 Vooral vetvrije massa, waaronder spiermassa, gaat verloren. Dit is geassocieerd met verminderde kwaliteit van leven, fysieke achteruitgang, een hoger risico op complicaties en lagere overleving.3,4
Fysieke trainingsinterventies
Om spiermassa tijdens en na de behandeling te behouden of te herstellen is voldoende voedingsinname in combinatie met fysieke training essentieel.5 Trainingsinterventies tijdens en na kankerbehandeling verbeteren onder meer fitheid, vermoeidheid, kwaliteit van leven en het voltooien van de behandeling.6 Daarnaast hangt een hoger niveau van fysieke activiteit en fitheid samen met langere overleving in verschillende patiënten-populaties met kanker of onder behandeling voor kanker.7 Het merendeel van dit bewijs is gebaseerd op studies bij patiënten met borstkanker of darmkanker. Mensen met HHK zijn doorgaans minder fysiek actief dan andere kankerpatiënten: vóór diagnose voldoet slechts 30,5 procent aan de beweegrichtlijnen, en na diagnose is dat nog maar 8,5 procent.8 Dit sedentair gedrag kan spiermassaverlies verder verergeren. Beweeginterventies gericht op het verbeteren van fysieke activiteit voor essentieel.5 Trainingsinterventies tijdens en na kankerbehandeling verbeteren onder meer fitheid, vermoeidheid, kwaliteit van leven en het voltooien van de behandeling.6 Daarnaast hangt een hoger niveau van fysieke activiteit en fitheid samen met langere overleving in verschillende patiënten-populaties met kanker of onder behandeling voor kanker.7 Het merendeel van dit bewijs is gebaseerd op studies bij patiënten met borstkanker of darmkanker. Mensen met HHK zijn doorgaans minder fysiek actief dan andere kankerpatiënten: vóór diagnose voldoet slechts 30,5 procent aan de beweegrichtlijnen, en na diagnose is dat nog maar 8,5 procent.8 Dit sedentair gedrag kan spiermassaverlies verder verergeren. Beweeginterventies gericht op het verbeteren van fysieke activiteit voor het behoud en herstel van spiermassa zijn daarom noodzakelijk.
Gepersonaliseerde benadering
Vergeleken met andere oncologische patiëntengroepen zijn mensen met HHK gemiddeld ouder, vaker praktisch opgeleid en hebben ze vaker beperkte gezondheidsvaardigheden of een ongezonde leefstijl, waaronder hoger tabaks- en alcoholgebruik.9 Daarom zijn de effecten van training bij andere kankerpatiënten niet vanzelfsprekend van toepassing op deze groep. Bovendien richten de beperkte bestaande onderzoeken die er zijn zich vaak op training ná de behandeling. Het blijft daarom onduidelijk of patiënten met HHK tijdens chemoradiotherapie voldoende in staat zijn om een trainingsinterventie te volgen en te voltooien om de gewenste effecten te bereiken. Eerder onderzoek naar trainingsvoorkeuren liet zien dat ongeveer de helft van de HHK-patiënten zich in staat voelt om deel te nemen aan een trainingsprogramma.10 Daarbij geven zij de voorkeur aan een gepersonaliseerde benadering met integratie van activiteiten in het dagelijks leven.11

Move Fit: trainen tijdens de behandeling
Op basis van deze inzichten en klinische ervaring van fysiotherapeuten ontwikkelden onderzoekers het tien-weekse programma Move Fit: een op maat gemaakte kracht- en duurtraining tijdens CRT. Zie figuur 1. Het doel van deze studie was om de haalbaarheid van dit programma te onderzoeken, aan de hand van: het inclusiepercentage (hoeveel procent van de benaderde patiënten deel wil nemen), aanwezigheid bij gesuperviseerde trainingssessies, het voltooien van de interventie en protocolnaleving. Daarnaast brachten we via semi-gestructureerde interviews ervaringen, verwachtingen van deelnemers in kaart en factoren die van invloed zijn op de haalbaarheid. Deelnemers deden zes keer per week aan duurtraining (30 minuten matig intensief: 15 minuten stevig wandelen en 15 minuten een activiteit naar eigen keuze) met een ervaren fysieke belasting van 12 tot 15 op de Borgschaal. Daarnaast deden ze drie keer in de week krachttraining met lichaamsgewicht en elastische banden, bestaande uit zes oefeningen voor de belangrijkste spiergroepen; armen, benen, schouders en romp. Eén krachttrainingssessie per week vond plaats in het ziekenhuis onder begeleiding van een fysiotherapeut. Het type krachtoefening en de weerstand werden aangepast aan de capaciteit van de deelnemers op basis van de 15-RM-test. De trainingsintensiteit werd met stappen van tien procent verhoogd wanneer de patiënten de voorgeschreven 15 herhalingen overschreden en in stappen van tien procent verlaagd wanneer ze minder dan 12 herhalingen konden voltooien.
Wat kan de fysiotherapeut met deze resultaten?
De nieuwe richtlijn Fysieke fitheid van mensen met en na kanker geeft praktische handvatten om tijdens het hele oncologisch behandeltraject aandacht te besteden aan fitheid en beweging en dit mee te nemen als risicoparameter. Het advies is om uit te gaan van de Nederlandse Norm Gezond Bewegen, afgestemd op de situatie en de context van de patiënt. Om spiermassa te behouden of op te bouwen is fysieke training nodig, bij voorkeur een combinatie van krachttraining en aerobe training. Daarnaast is voldoende en eiwitrijk eten essentieel voor spieropbouw. Is er sprake van (dreigende) ondervoeding? Verwijs dan naar een oncologiediëtist voor persoonlijk voedingsadvies. In complexere situaties heeft een interprofessionale benadering de voorkeur. Daarbij stellen de fysiotherapeut, diëtist en andere (para)medische zorgverleners samen met de patiënt de behandeldoelen op.
Wat beïnvloedt de haalbaarheid?
Van de 110 benaderde patiënten tekenden 40 informed consent en startten 35 met het programma. De aanwezigheid bij gesuperviseerde sessies was 54 procent, lager dan het beoogde minimum van 60 procent, gebaseerd op resultaten van studies in andere kankerpatiëntenpopulaties. De belangrijkste redenen voor afwezigheid waren toxiciteit van de behandeling, fysieke en mentale klachten en tijdgebrek. Zie figuur 1. Slechts 65 procent van de deelnemers kon de beweeginterventie volhouden, dat was lager dan het gestelde doel van 85 procent. Het inclusiepercentage (36%) en de protocolnaleving (66%) waren hoger dan de gestelde doelen (respectievelijk 30% en 60%). In het kwalitatieve deel van dit onderzoek werden met behulp van thematische analyse vijf hoofdthema’s geïdentificeerd die de haalbaarheid van het beweegprogramma beinvloeden: planning en timemanagement, toxiciteit van de behandeling, motivatie om te bewegen, de beweeginterventie (inhoud en vorm) en supervisie door de oncologie fysiotherapeut. Zie figuur 2. Barrières die de deelnemers noemden waren de intensiteit van het traject, veel ziekenhuisafspraken, reistijd en bijwerkingen. Bevorderende factoren waren fysieke en mentale voordelen, ervaren sociale steun, eenvoud van de interventie, persoonlijke en motiverende begeleiding door de oncologie fysioterapeut en de mogelijkheid thuis te trainen. Het beweegprogramma lijkt in zijn huidige vorm voor een deel van de patiënten met hoofd-halskanker tijdens CRT haalbaar.

Beweegadvies op maat
Behoud en herstel van spiermassa en fysieke fitheid is belangrijk binnen oncologische zorg. Er is wetenschappelijk bewijs dat behoud van spiermassa en fysieke fitheid gunstige effecten heeft op kwaliteit van leven, vermoeidheid, het voltooien van de medische behandeling volgens plan en herstel na de behandeling. Om effecten van een beweegprogramma te kunnen onderzoeken, is het belangrijk dat het beweegprogramma haalbaar is voor de deelnemers en zij dit voldoende kunnen volhouden om de gewenste effecten van het programma te kunnen bereiken. Voor mensen met HHK, die een intensieve CRT-behandeling ondergaan, was dit tot nu toe onvoldoende onderzocht. Onze studie laat zien dat het programma in zijn huidige vorm slechts voor een deel van de patiënten haalbaar is. Om de haalbaarheid te vergroten en de optimale effecten van het programma te bereiken is een meer gepersonaliseerde aanpak nodig, die rekening houdt met individuele barrières en bevorderende factoren. Dat betekent niet dat we moeten wachten tot de perfecte interventie er is: net als voedingszorg verdient beweegzorg een vaste plek in het behandeltraject van mensen met HHK. Waarbij alle patiënten op maat beweegadvies krijgen wat aansluit op hun persoonlijke wensen en behoeften. Dat kan via een stepped-care benadering – variërend van zelfmanagement en algemeen beweegadvies door zorgprofessionals en specialistische beweegzorg door fysiotherapeuten gespecialiseerd in oncologie.
Literatuur: https://www.kngf.nl/app/uploads/2025/06/Wetenschap-Kok.pdf (opent in nieuw tabblad)
Contact: a.kok-4@umcutrecht.nl (opent in nieuw tabblad)
Over de onderzoeker
Annemieke Kok behaalde haar bachelor voeding en diëtetiek en master voeding en gezondheid aan de Wageningen Universiteit. Ze werkt als diëtist en onderzoeker in het UMC Utrecht, met als aandachtsgebied hoofd-halskanker. Daarnaast is ze is bestuurslid van de Landelijke Werkgroep Diëtisten Oncologie. Op 10 december promoveerde ze aan Universiteit Utrecht.
Hoe ben je tot dit promotietraject gekomen?
‘Mijn promotietraject bestond uit twee onderdelen. Het eerste deel was de ontwikkeling van een voorspelmodel voor het plaatsen van een PEG bij mensen met hoofd-halskanker die behandeld worden met chemoradiotherapie. Een PEG is een sonde die via de buikwand in de maag wordt gebracht om voeding, vloeistof en medicijnen toe te dienen. We zijn hier eigenlijk in een gat gesprongen; de medische richtlijn raadde af om standaard een PEG te plaatsen, maar de indicaties waren onduidelijk. We ontwikkelden daarom op basis van dossieronderzoek een praktisch predictiemodel, in samenwerking met Maastricht Universitair Medisch Centrum. Het tweede onderdeel was de haalbaarheidsstudie naar Move Fit, dat we samen met de collega’s van het Antoni van Leeuwenhoek uitvoerden.’
Waarom heb je voor dit onderwerp gekozen?
‘De behandeling met chemotherapie en bestraling is enorm intensief: de bijwerkingen, het grote aantal afspraken met zorgverleners en de dagelijkse reistijd naar het ziekenhuis vragen veel van patiënten. Vroeger kreeg iedere patiënt standaard een preventieve PEG-sonde, maar in de praktijk bleek dat sommigen die uiteindelijk niet nodig hadden. Het is dan waardevol om op basis van bestaande patiëntdata te onderzoeken wie er wél baat bij heeft, zodat we onnodige plaatsingen – en de bijbehorende risico’s en zorgkosten – kunnen voorkomen. In de spreekkamer krijg ik bovendien vaak de vraag: wat kan ik zelf doen om de behandeling goed door te komen? Naast voeding is beweging daarbij van groot belang, maar dat is nog geen vast onderdeel van het zorgpad. Juist omdat voeding en beweging elkaar versterken, vond ik het mooi om als diëtist de haalbaarheid van een beweeginterventie te onderzoeken.’
Wat was de grootste uitdaging?
‘De coördinatie van de beweeginterventie, naast mijn overige werkzaamheden. Voor de start van de studie was er veel papierwerk voor de METC-toetsing. Tijdens de studie was het veel afstemmen met de fysiotherapeuten, diëtisten en de deelnemers om afspraken te (her)plannen en om de onderzoeksgegevens te verzamelen. Gelukkig zijn de lijntjes met de collega’s kort, ondanks dat we in een groot ziekenhuis werken.’
Hebben de uitkomsten je verrast?
‘Ja, ik was verrast dat het deelnamepercentage hoger lag dan we van tevoren hadden verwacht. Patiënten krijgen in korte tijd ontzettend veel informatie over zich heen, terwijl ze net de diagnose hebben gekregen en starten met een intensief behandeltraject. Dan is het best veel gevraagd om ook nog aan een beweegprogramma deel te nemen. Hoewel een aanzienlijk deel het programma niet volhoudt, zijn de ervaringen van deelnemers overwegend positief – zowel van mensen die al actief waren, als van degenen die van nature juist minder sportief zijn. Wat opviel is dat deelnemers niet alleen fysieke voordelen noemen, maar ook mentaal veel baat hebben bij het bewegen.
Titel proefschrift
Move to Eat. Towards personalization of supportive care for patients with head and neck cancer undergoing chemoradiotherapy.
Promotiedatum
10 december 2024
Promotieteam
Prof. Remco de Bree, hoofd-hals oncologisch chirurg, promotor.
Dr. Caroline M. Speksnijder, bewegingswetenschapper, epidemioloog, orofaciaal fysiotherapeut, co-promotor.
Ook interessant

Uitdagingen bij behandeling van loopstoornissen
Niet-aangeboren hersenletsel (NAH) leidt vaak tot ingrijpende veranderingen in de loopvaardigheid.

Beter verwijzen bij schouderpijn
Veel patiënten met schouderpijn worden onnodig verwezen naar de tweede lijn.

Bewegen moet aantrekkelijker worden dan stilzitten
Zolang we beweging blijven medicaliseren, blijven mensen afhankelijk van zorg.