Paramedische richtlijn parkinson met beslisondersteuning
C.5.1 Communicatie
Bij de zorg voor patiënten kunnen meerdere zorgverleners tegelijk betrokken zijn. De werkgroep adviseert de volgende informatie uit te wisselen met andere zorgverleners:
- relevante stoornissen, beperkingen in activiteiten en participatieproblemen;
- het hoofddoel en de subdoelen van de fysiotherapeutische interventie;
- de gekozen interventie, de behandelperiode en de behandelfrequentie, inclusief hulp bij zelfmanagement;
- indien van de richtlijn is afgeweken: op welke punten en waarom dit het geval was;
- het effect van de interventie, bij voorkeur gestaafd door de uitkomsten van relevante meetinstrumenten en de interpretatie van die uitkomsten;
- of er follow-upafspraken gemaakt zijn.
Bij psychosociale problemen, responsfluctuaties of gebrekkige therapietrouw op het gebied van medicatiegebruik, kan de fysiotherapeut de patiënt adviseren om de zorgcoördinator
of hoofdbehandelaar te waarschuwen. In de meeste gevallen is de neuroloog de hoofdbehandelaar. Desgewenst kan de fysiotherapeut ook een rol spelen bij het verwijzen van de patiënt voor palliatieve zorg.
De fysiotherapeut dient contact op te nemen met de verwijzer zodra een behandelperiode is afgelopen, maar ook als de behandelperiode wordt verlengd. In het contact met de huisarts dient hierbij de NHG/KNGF-Richtlijn Informatie-uitwisseling huisarts en fysiotherapeut te worden gevolgd. Als meerdere zorgverleners tegelijk bij de behandeling betrokken zijn, raadt de werkgroep aan om de patiënt te vragen of de andere zorgverleners benaderd mogen worden om zo nodig de verschillende interventies op elkaar af te stemmen.
Het is belangrijk om daarbij altijd rekening te houden met de voorkeuren van en de belasting voor de patiënt.