KANS [richtlijn]
C.1.1.5 Chronische pijn (niet specifiek KANS-gerelateerd)
Er zijn aanwijzingen dat een gedragsgeoriënteerde benadering zinvol kan zijn bij chronische pijn.
Patiënten die passen in profiel III vallen wat betreft de aangrijpingspunten voor fysiotherapie binnen de groep ‘mensen met chronische pijn’. Volgens Kroese et al. is de effectiviteit van fysiotherapie bij chronische benigne pijn nog onvoldoende aangetoond en zijn meer RCT’s nodig.133 Er zijn echter wel aanwijzingen voor gevonden dat een gedragsgeoriënteerde benadering zinvol kan zijn bij chronische pijn.
Morley et al. hebben een systematische review uitgevoerd naar de effectiviteit van therapieprogramma’s volgens gedragsgeoriënteerde principes bij volwassenen met chronische pijn.134 Zij concludeerden dat deze programma’s vooral effect hebben op het pijngedrag, de ervaren pijn, de stemming en het sociale functioneren.134
De Europese richtlijnen voor de behandeling van chronische lage- rugpijn concluderen op basis van een uitgebreide systematische review dat cognitief-gedragsmatige behandeling, oefentherapie, voorlichting/educatie en multidisciplinaire behandeling vanuit een biopsychosociaal perspectief effectief zijn bij chronische lage rugpijn.135
Algemene informatie
Diagnostisch proces
Therapeutisch proces
- Inleiding
- C.1 Behandeldoelen
- C.1.1 Fysiotherapeutische behandeling
- C.1.1.1 Behandeling van nekpijn
- C.1.1.2 Behandeling van schouderaandoeningen
- C.1.1.3 Behandeling van epicondylitis lateralis
- C.1.1.4 Behandeling van carpaletunnelsyndroom
- C.1.1.5 Chronische pijn (niet specifiek KANS-gerelateerd)
- C.1.2 Behandeling volgens gedragsgeoriënteerde principes
- C.2 Behandeling per patiëntenprofiel I
- C.2.1 Patiëntenprofiel I
- C.2.2 Patiëntenprofiel II
- C.2.3 Patiëntenprofiel III
- C.3 Accenten in de therapie
- C.4 Multidisciplinaire benadering
- C.5 Hulpmiddelen
- C.6 Evaluatie
- C.7 Afsluiting, verslaggeving en -legging
- C.8 Hypothesen over ontstaans mechanismen