Enkelletsel [richtlijn]

C.4 Tijds- en doseringsindicaties

Acuut enkelletsel

Een Functiescore van > 40 punten bij instroom (dag 1 tot 5 na het trauma) betekent normaliter dat de patiënt binnen 14 dagen in staat is zijn/haar normale dagelijkse activiteiten uit te voeren. Deze patiënten zouden na consultatie van de fysiotherapeut, bij normaal beloop en herstel, geen specifieke behandeling behoeven. Afhankelijk van de individuele doelstellingen van de patiënt kan hiervan worden afgeweken.

Bij onzekerheid over de ernst van het letsel vindt na een week herbeoordeling door de fysiotherapeut plaats. Adviseer de patiënt contact op te nemen indien pijn en zwelling blijven aanhouden. Bij lichte letsels kan, in het kader van sportspecifieke revalidatie van prestatiegerichte of maximale sporters, worden behandeld tot terugkeer naar competitie.

De ernstige(r) letsels (≤ 40 punten) dienen specifiek behandeld/ begeleid te worden. Hierbij wordt uitgegaan van fysiotherapeutische behandeling gedurende het normale herstelproces in zes weken met een frequentie van één keer per week. In het geval van sportspecifieke revalidatie van prestatiegerichte en maximale sporters kan de behandeling zich uitstrekken tot maximaal twaalf weken na ontstaan van het letsel met een intensievere frequentie.

 

Functionele instabiliteit

De behandelfrequentie is afhankelijk van de aard en het stadium van de therapeutische verrichting. De werkgroep stelt dat, in geval van een complexe aanpassing, zoals het veranderen van het gangpatroon of het aanleren van specifieke oefeningen, er een directere en intensievere begeleiding nodig is dan bij het uitvoeren van bijvoorbeeld kracht- of proprioceptietraining.

De rol van de fysiotherapeut bij complexe aanpassingen is educatief en corrigerend, hetgeen in een kort tijdsbestek een hoge contactfrequentie noodzakelijk maakt. Kracht- en proprioceptietraining kan de patiënt, tot op zekere hoogte en mits goed geïnstrueerd, zelfstandig thuis uitvoeren. Hierbij is de rol van de fysiotherapeut meer controlerend en coachend, waardoor een lage contactfrequentie van één keer per week of één keer per twee weken voldoende kan zijn.

Met betrekking tot de tijdsindicaties voor te verwachten effecten van oefentherapie bij functionele instabiliteit is geen wetenschappelijke evidentie gevonden. Het standpunt van de werkgroep in dezen is dat bij optimale inspanning van therapeut én patiënt er in elk geval na zes weken door de patiënt subjectieve verbeteringen op het meetinstrument Patiënt Specifieke Klachten aan te geven moeten zijn. Indien dit niet het geval is, dient de patiënt te worden terugverwezen.