Enkelletsel [richtlijn]

C.2.3 Evaluatie

Om te beoordelen of de patiënt aan hogere vormen van belasting toe is, kan de therapeut de twee genoemde meetinstrumenten (PSK, GALN) gebruiken en ook de (mate van) functiestoornissen evalueren. Pijn en/of zwelling en/of functieverlies en/of afname van de kwaliteit van bewegen als reactie op oefeningen of toename in belasting tijdens de dagelijkse bezigheden geven aan dat er sprake is van overbelasting (bijvoorbeeld door een te snelle opbouw).

Er dient een tussentijdse evaluatie van het behandelresultaat plaats te vinden na drie, zes en eventueel na negen of twaalf weken. De meetwaarden van tussentijdse evaluaties dienen een vooruitgang aan te geven ten opzichte van de waarden zoals vastgesteld bij aanvang van de behandeling, of bij een eventueel eerder evaluatiemoment. Deze vooruitgang kan subjectief zijn (patiëntspecifieke klachten, pijn, gevoel van ‘giving-way’, mogelijkheid tot adl-activiteiten) en objectief (gangpatroon, kracht, coördinatie, uithoudingsvermogen, belastbaarheid).

Na een periode van zes weken moeten er positieve effecten zijn aan te tonen. Hierbij valt te denken aan door de patiënt zelf aan te geven verbeteringen op de PSK en aan een verbetering van het gangpatroon als de patiënt bewust probeert goed te lopen.

Verwijs naar de huisarts, in overleg met de patiënt, indien geen verbetering waarneembaar is.