C.6.2 Therapeutisch handelen bij een longaanval

De patiënt dient bij een longaanval zo snel mogelijk geactiveerd of gemobiliseerd te worden als de klinische status dit toelaat.

Als blijkt dat de patiënt rond een longaanval met de gebruikelijke oefentherapie vanwege kortademigheid en/of vermoeidheid onvoldoende intensief belast kan worden om doelen op het gebied van fysieke capaciteit te bereiken, worden strategieën toegepast die minder aanspraak doen op de ventilatie en gaswisseling van de patiënt, zoals spierkrachttraining of NMES.

Wees alert op sputumretentie en pas technieken voor mucusklaring toe indien nodig.

Wees alert op het feit dat na een ziekenhuisopname vanwege een longaanval de patiënt gescreend dient te worden voor interdisciplinaire longrevalidatie.

Wees bij een longaanval alert op een afname van fysieke capaciteit en fysieke activiteit en pas zo nodig interventies toe om fysieke capaciteit en fysieke activiteit te optimaliseren.

Uitgangsvraag

Hoe wordt het therapeutisch proces bij patiënten met COPD bij een longaanval vormgegeven?

De beantwoording van deze uitgangsvraag is gebaseerd op de aanbevelingen ten aanzien van regulier therapeutisch handelen (C.1 t/m C.5). De aanbevelingen in deze module zijn aanvullend.

 

Aanleiding

Het is belangrijk om bij een longaanval - als de klinische status dit toelaat - direct te starten met de therapie, deze te hervatten of voort te zetten, of de patiënt opgenomen is geweest in het ziekenhuis of niet (Puhan 2016). De therapie dient afgestemd te worden op de inspanningstolerantie van de patiënt, waarbij het belangrijk is dat de patiënt niet overbelast, maar ook niet onderbelast wordt. Symptomen waarop men alert dient te zijn en de therapie op af dient te stemmen staan beschreven in B.7.2 ‘Diagnostisch handelen rond een longaanval’.

 

Longaanval met ziekenhuisopname

Doel van de therapeutische behandeling in het ziekenhuis is de patiënt zo spoedig mogelijk ADL-zelfstandig te laten zijn, te werken aan functionaliteit en de randvoorwaarden te scheppen die nodig zijn om naar huis te gaan en daar zelfstandig en veilig te kunnen functioneren (indien nodig en afhankelijk van de status praesens voor opname). Te denken valt aan zelfstandige transfer, lopen (met of zonder) hulpmiddel en traplopen.

De meest voorkomende therapeutische behandeldoelstellingen in het ziekenhuis zijn:

  • verminderen van de kortademigheid;
  • vroegtijdige mobilisatie;
  • verbeteren van de mucusklaring;
  • verbeteren van het vertrouwen om activiteiten te kunnen uitvoeren.

Bij het therapeutisch proces tijdens een ziekenhuisopname is het belangrijk dat de therapeut aandacht heeft voor het volgende:

  • Kortademigheid en sputumevacuatie. Hiervoor kunnen ademhalingstechnieken en technieken voor mucusklaring ingezet worden (zie C.4.2 ‘Ademhalingstechnieken’ en C.4.5 ‘Mucusklaring’).
  • Mobilisatie wordt bij voorkeur zo spoedig mogelijk opgestart, al dan niet met een hulpmiddel en zuurstofsuppletie. Als blijkt dat de patiënt tijdens een longaanval met de gebruikelijke oefentherapie op basis van symptoomlast onvoldoende intensief belast kan worden om doelen op het gebied van fysieke capaciteit te bereiken, worden strategieën toegepast die minder aanspraak doen op de ventilatie en gaswisseling van de patiënt, zoals krachttraining of NMES.
  • Na langdurige inactiviteit kan worden gestart met (geleid) actieve beweegvormen/spierkrachtoefeningen, eventueel ondersteund met neuromusculaire elektrostimulatie (NMES; C.3.5 ‘Neuromusculaire elektrostimulatie’).
  • De verhouding tussen belasting en belastbaarheid. Deze aspecten worden besproken met de patiënt indien zich op dit vlak problemen voordoen.
  • Om training en voedingsintake op elkaar af te stemmen kan worden samengewerkt met de diëtist.
  • Na een ziekenhuisopname vanwege een longaanval wordt, zodra de patiënt medisch stabiel is, in multidisciplinair verband overwogen of de patiënt verwezen moet worden voor interdisciplinaire longrevalidatie (screening) of zorg in de eerste lijn.
  • Wanneer een patiënt wordt ontslagen, is het belangrijk dat voor de fysio-/oefentherapeutische nazorg een overdracht (naar longrevalidatie of eerstelijns therapie) is opgesteld waarin de (beïnvloedbare) aandachtspunten benoemd worden.
  • De therapie dient zich te richten op het behouden van de fysieke capaciteit, maar ook op het optimaliseren van fysieke activiteit. Het is belangrijk om factoren te herkennen die fysieke activiteit belemmeren en deze met de patiënt te bespreken. Daarnaast kan inzicht in belemmerende factoren en het perspectief van de patiënt ingezet worden om sommige belemmerende factoren na een ziekenhuisopname tegen te gaan (Thorpe 2014). De therapeut kan de patiënt stimuleren om weer rustig te starten met bewegen en naar buiten gaan.

Belemmerende factoren voor het oppakken van activiteiten uit het dagelijks leven kunnen zijn: hogere leeftijd, de behoefte aan hersteltijd na de longaanval en de afwezigheid van zuurstoftherapie na ziekenhuisontslag, terwijl de patiënt het gevoel heeft deze ondersteuning wel nodig te hebben (Thorpe 2014). Zie verder C.2 ‘Optimaliseren van fysieke activiteit’.


Longaanval zonder ziekenhuisopname

Bij voorkeur wordt de therapie bij een longaanval niet onderbroken, en indien de therapie wel onderbroken wordt, dient deze zo snel mogelijk te worden hervat zodra de klinische status dit toelaat (Puhan 2016).

De volgende aandachtspunten zijn voor de therapeut in de eerstelijnszorg van belang bij het therapeutisch proces rond een longaanval:

  • Mobilisatie wordt bij voorkeur zo spoedig mogelijk gestart. Als blijkt dat de patiënt tijdens een longaanval met de gebruikelijke oefentherapie op basis van symptoomlast onvoldoende intensief belast kan worden om doelen op het gebied van fysieke capaciteit te bereiken, worden strategieën toegepast die minder aanspraak doen op de ventilatie en gaswisseling van de patiënt.
  • Kortademigheid en problemen met sputumevacuatie. Hiervoor kunnen ademhalingstechnieken en technieken voor mucusklaring ingezet worden. Zie C.4.2 ‘Ademhalingstechnieken’ en C.4.5 ‘Mucusklaring’.
  • Een afname in de fysieke activiteit. Zo nodig kunnen interventies ingezet worden om de fysieke activiteit te optimaliseren. Zie C.2 ‘Optimaliseren van fysieke activiteit’.
  • Ongewenste gewichtsafname en andere rode vlaggen. Zie B.4.1 ‘Rode vlaggen’.

Voor het beantwoorden van de uitgangsvraag  is in overleg met de werkgroep en de klankbordgroep besloten geen systematisch literatuuronderzoek uit te voeren. De literatuur over dit onderwerp is op niet-systematische wijze vergaard. 

    • Puhan MA, Gimeno-Santos E, Cates CJ, Troosters T. Pulmonary rehabilitation following exacerbations of chronic obstructive pulmonary disease. Cochrane Database Syst Rev. 2016;12:CD005305.
    • Thorpe O, Kumar S, Johnston K. Barriers to and enablers of physical activity in patients with COPD following a hospital admission: a qualitative study. Int J Chron Obstruct Pulmon Dis. 2014;9:115-28.