B.2 Lichamelijk onderzoek

Verzamel tijdens het lichamelijk onderzoek relevante informatie door middel van inspectie in rust, een functionele inspectie en het basisonderzoek. Indien relevant, overleg met de verwijzer over het opvragen van additionele onderzoeksgegevens, zoals de uitkomsten van de maximale inspanningstest. Relevante informatie met betrekking tot het lichamelijk onderzoek staat beschreven in het volgende overzicht.

 


Voorbeelden van relevante aspecten uit het lichamelijk onderzoek

Inspectie in rust:

  • lichaamshouding, tekenen van kortademigheid en/of vermoeidheid, cyanose, spieratrofie, hypertonie van (hulp)ademhalingsspieren en/of perifeer oedeem
  • inspectie van de vorm van de borstkas (statische hyperinflatie, deformiteiten)

Functionele inspectie:

  • verkrijgen van een klinische indruk tijdens (functionele) bewegingen (lichaamshouding, balans, kortademigheid en/of vermoeidheid, gebruik van loophulpmiddel)
  • inspectie van de manier van ademhalen (ademfrequentie, adembewegingspatroon, paradoxale thoracoabdominale beweging in rust en tijdens inspanning, activiteit en hypertonie van (hulp)ademhalingsspieren
  • inspectie van de manier van hoesten en huffen ter bevordering van mucusklaring

Basisonderzoek:

  • fysieke capaciteit (6MWTaanbev en/of SWTopt, CWRTopt)
  • mate van fysieke activiteit (activiteitenmeteraanbev)
  • zuurstofsaturatie in rust en tijdens inspanning en (indien van toepassing) met en zonder medische zuurstof (saturatiemeteraanbev)
  • perifere spierkracht (HHDopt en/of 1RMopt) 
  • ademspierfunctie (MIPopt)
  • balans/valrisico (TUGopt)

Parameters kunnen worden geobjectiveerd met behulp van een aanbevolen (aanbev) of een optioneel (opt) meetinstrument (zie B.3.1 ‘Aanbevolen en optionele meetinstrumenten’).
6MWT = Zes Minuten Wandeltest; CWRT = ‘Constant Work Rate Test’ op de fiets; HHD = ‘Hand-held dynamometer’; MIP = Maximale inspiratoire monddrukmeting; SWT = ‘Shuttle Walk Test’; TUG = ‘Timed Up & Go test’.



 

Uitgangsvraag

Waaruit bestaat het lichamelijk onderzoek bij een patiënt met COPD?

Klinische indruk

De globale indruk wordt geobserveerd. In het bijzonder kan gekeken worden naar:

  • Leunt de patiënt in zit het liefst voorover of zit hij het liefst met armondersteuning?
  • Is er spieratrofie (onderste extremiteiten) of hypertonie van de (hulp)ademhalingsspieren zichtbaar?
  • Is er perifeer oedeem zichtbaar?
  • Is de patiënt kortademig bij spreken? Spreekt de patiënt vloeiend of wordt het spreken vaak onderbroken?

Vorm van de romp

Tijdens de inspectie van de romp kan worden gekeken naar:

  • Zijn er tekenen van statische hyperinflatie?
  • Zijn er deformiteiten van de borstkas? (bijvoorbeeld pectus excavatum, pectus carinatum of kyfoscoliose)

Manier van ademhalen

Tijdens inspectie van de ademhaling kan gekeken worden naar:

  • Vraagt spontaan ademhalen een zichtbare inspanning (bijvoorbeeld neusvleugelen of spontane ‘pursed lip breathing’)?
  • Is er sprake van abnormale ademhalingsfrequentie of diepte van ademhaling?
  • Is er piepende, hoogfrequente ronchi (‘wheezing’) aanwezig? Of brommende, laagfrequente ronchi? Of is er normaal ademgeruis hoorbaar?
  • Wat is de beweging van de buikwand en borstkas tijdens inspiratie en expiratie? (metname richting en timing)
  • Is er overdreven elevatie van het bovenste deel van de ribbenkas tijdens initiële inspiratie? (‘pumphandle’)
  • Is er sprake van paradoxale thoracoabdominale beweging in rust en tijdens inspanning? Wordt het onderste deel van de ribbenkast naar binnen getrokken tijdens inspiratie? (teken van Hoover)
  • Is er asymmetrische bewegingsuitslag van de ribbenboog?
  • Hoe verloopt de adembeweging bij handelingen tijdens ADL? (uitademen bij inspanning of ademhaling vastzetten)
  • Is er activiteit van de hulpademhalingsspieren tijdens inspiratie en expiratie in rust?
  • Is er zichtbare intrekking van infraclaviculaire of supraclaviculaire fossae tijdens inspiratie? (tracheale ‘dip’)

Manier van hoesten en huffen ter mucusklaring

Op basis van informatie uit de anamnese kan blijken dat er sprake is van sputumretentie. Aanvullend kan de aanwezigheid van sputumretentie worden geëvalueerd door te luisteren naar de ademgeluiden en door palpatie van de borstkas. Bij patiënten met sputumretentie worden de hoest- en huftechnieken geëvalueerd. Zo nodig worden diverse uitgangshoudingen uitgeprobeerd (zit, rugligging, zijligging en buikligging). Parameters die worden geëvalueerd om de effectiviteit van de hoest na te gaan, zijn de expiratoire (buik)spiercontractie en het al dan niet optreden van luchtwegcollaps of (thoracale) pijn tijdens het hoesten. Ook wordt beoordeeld of er daadwerkelijk sputum wordt opgehoest en de hoest dus effectief is. Daarnaast worden de kleur en hoeveelheid sputum beoordeeld (Gosselink 2016). Er wordt nagegaan of de patiënt een hulpmiddel gebruikt (zoals een flutter) en of de patiënt bekend is met andere technieken dan hoesten en huffen.

 

Basisonderzoek

Door middel van het basisonderzoek wordt een indruk gekregen van het fysiek functioneren van de patiënt. Het is belangrijk om het aangrijpingspunt fysieke capaciteit te beoordelen. De fysieke capaciteit kan geobjectiveerd worden met een submaximaaltest, bij voorkeur de 6MWT. Als uit deze test blijkt dat de fysieke capaciteit beperkt is (< 70% van de voorspelde waarde), wordt met de behandelend arts overlegd over de aanvraag van een maximale inspanningstest (zie B.3.2 ‘Maximale inspanningstest’). Daarnaast wordt de fysieke activiteit beoordeeld. Bij voorkeur krijgt de patiënt hiertoe gedurende een week een activiteitenmeter in bruikleen, waarna ingeschat kan worden of de mate van fysieke activiteit van de patiënt beperkt is (< 5000 stappen per dag). Het is ook zinvol om een indruk te krijgen van de perifere spierkracht (met name die van de onderste extremiteit), de ademspierfunctie, de balans en daarmee het valrisico. Waar nodig kunnen deze parameters geobjectiveerd worden met een meetinstrument. Zie hiervoor B.3.1 ‘Aanbevolen en optionele meetinstrumenten’.

In overleg met de werkgroep en de klankbordgroep is besloten om geen systematische zoekactie uit te voeren voor deze uitgangsvraag, maar de informatie op niet-systematische wijze te vergaren. 

    • Gosselink R, Decramer M. Revalidatie bij chronisch obstructieve longziekten. Houten: Springer Media; 2016.