Motorische schrijfproblemen bij kinderen [evidence statement]
5.2 Indicatie kinderfysiotherapie: mogelijke profielen
Zoals uit de etiologie (hoofdstuk 2) blijkt, liggen aan het leren schrijven zowel cognitieve als motorische leerprocessen ten grondslag. Voor de kinderfysiotherapeut is het daarom van belang in het diagnostisch proces vast te stellen of er aangrijpingspunten zijn voor kinderfysiotherapeutische interventie, of dat het een probleem betreft dat beter door andere professionals kan worden opgelost.
Na de onderzoeksfase kan worden vastgesteld in welk profiel de schrijfproblemen van het kind vallen en wat de daaruit voortvloeidende indicatie en behandeling zijn is.
Profiel A
Motorische problemen liggen ten grondslag aan het schrijfprobleem. Er is een indicatie kinderfysiotherapie.
Profiel B
Cognitieve en/of gedragsmatige problemen liggen ten grondslag aan de schrijfproblemen. Er is een indicatie voor de ondersteuning van gedragsproblemen en/of leerproblemen binnen het onderwijs.
Profiel C
Didactische problemen liggen ten grondslag aan de schrijfproblemen. Het kind heeft bijvoorbeeld te weinig leerervaring opgedaan ten gevolge van verzuim en/of een klas overslaan, doordat er sprake was van wisselende leeromstandigheden, te weinig aandacht voor schrijfonderwijs binnen de school of te weinig uren geschreven, of het kind was te jong, etc. Indicatie: advies aan het onderwijs en evaluatie.
Profiel D
Een combinatie van motorische en cognitieve en/of gedragsmatige problemen liggen ten grondslag aan het schrijfprobleem. Indicatie: indien de motorische uitvoering een belangrijk aangrijpingspunt vormt, kan kinderfysiotherapie kan hier ondersteunend zijn.
Profiel E
Er zijn aanwijzingen dat er andere onderliggende pathologie ten grondslag ligt aan de problemen bij de motorische uitvoering van het schrijven. Er is nadere consultatie nodig, dan wel nadere analyse, maar die valt buiten het kader van deze HOAC.
Of er inderdaad sprake is van een indicatie kinderfysiotherapie wordt vastgesteld aan de hand van de gegevens uit de anamnese, waarin een analyse van de hulpvraag plaatsvindt. Vervolgens wordt een taakanalyse van het schrijven uitgevoerd en wordt in het kinderfysiotherapeutisch onderzoek de geformuleerde hypothese getoetst.
Hoofdstuk 1 en 2
- 1 Inleiding
- 1.1 Wat is schrijven?
- 1.2 Aanleiding voor de ontwikkeling van dit statement
- 1.3 Centrale vraagstelling
- 1.4 Werkwijze
- 1.5 Beoogde gebruikers
- 1.6 Huidige kinder fysiotherapeutische zorg voor kinderen met schrijfproblemen
- 1.7 Conclusie
- 2 Etiologie van schrijven en schrijfproblemen (bij kinderen)
- 2.1 Wat is de relevantie van een adequaat handschrift?
- 2.2 De relatie tussen cognitieve en motorische processen
- 2.3 Schrijfonderwijs en de normale ontwikkeling van het schrijven
- 2.4 Het verschil tussen goede en slechte schrijvers
- 2.5 Een zwak of dysgrafisch schrift
- 2.6 De relatie tussen visuomotorische vaardigheden en schrijfproblemen
Hoofdstuk 3 en 4
- 3 Meetinstrumenten
- 3.1 Inventarisatie schrijfprobleem tijdens de anamnese met behulp van vragenlijsten
- 3.2 Meten van het schrijfproduct en evalueren van het effect van een interventie
- 3.3 Meten van pengreep, schrijfhouding, schrijfbeweging, pijn en/of vermoeidheid
- 3.4 Meten van een achterstand in de fijne (en grove) motoriek
- 3.5 Vaststellen van een visuomotorische integratiestoornis
- 4 De effectiviteit van interventies
- 4.1 Soorten interventies
- 4.2 Op sensorische stimulaties gerichte interventies
- 4.3 Taakgerichte interventies
- 4.4 Op letterniveau gerichte interventies
- 4.5 De specifieke kenmerken van een interventie