Motorische schrijfproblemen bij kinderen [evidence statement]
1.2 Aanleiding voor de ontwikkeling van dit statement
Uit internationaal onderzoek is bekend dat 12-27% van de kinderen worden geklasseerd als kinderen met een schrijfstoornis of dysgrafie. Ruim 30% van de kinderen in het basisonderwijs in Nederland heeft problemen met het (leren) schrijven (hoofdstuk 2). Deze problemen betreffen onleesbaar schrift, tempoproblemen en/of pijn en vermoeidheid bij schrijven.
Uit het rapport van het Nederlands Paramedisch Instituut ‘Kinderfysiotherapie in de eerste lijn: indicaties en behandeling NPi-NVFK’ (Van Ravensberg et al., 2004) komt naar voren dat 20,2% van alle verwijsdiagnoses kinderfysiotherapie problemen in de schrijfvaardigheid betreft. Dit percentage blijkt zelfs te zijn toegenomen tot 25-50%, zoals blijkt uit de recente enquête onder NVFK-leden (Bosga-Stork et al., 2009, zie paragraaf 1.6). Tevens blijkt een grote diversiteit te bestaan in diagnostische methoden en behandelingswijzen. Het is dan ook van belang te komen tot uniformiteit in de werkwijze en bij de indicatiestelling. Schrijfproblemen kunnen op zichzelf staan, maar kunnen ook een uitingsvorm zijn van complexe motorische problematiek (Developmental Coordination Disorder, DCD, neuromusculaire aandoeningen, cerebrale stoornissen etc.), gedragsstoornissen (autisme etc.) of leerproblemen op basis van cognitieve deficiënties (mentale retardatie, dyslexie etc.).
In de zorg rond een kind met schrijfproblemen is een kinderfysiotherapeut slechts een van de schakels. Het leren schrijven valt onder de schoolse vaardigheden en het accent ligt op het onderscheid tussen motorische schrijfproblemen die behandelbaar zijn door de kinderfysiotherapeut en schrijfproblemen die zijn terug te voeren op cognitieve, gedragsmatige of pedagogisch-didactische problemen, waarbij de school of een andere professional meer toegerust is om te interveniëren.
De kinderfysiotherapeut moet zijn toegerust om te differentiëren tussen de verschillende achterliggende oorzaken van een schrijfprobleem om vervolgens te kunnen besluiten of het probleem adequaat te behandelen is met kinderfysiotherapie. De kinderfysiotherapeut krijgt daarmee een rol in de samenwerking met en verwijzing van en naar professionals uit andere disciplines, zoals orthopedagoog, psycholoog, remedial teacher en klassenleerkracht.
Hoofdstuk 1 en 2
- 1 Inleiding
- 1.1 Wat is schrijven?
- 1.2 Aanleiding voor de ontwikkeling van dit statement
- 1.3 Centrale vraagstelling
- 1.4 Werkwijze
- 1.5 Beoogde gebruikers
- 1.6 Huidige kinder fysiotherapeutische zorg voor kinderen met schrijfproblemen
- 1.7 Conclusie
- 2 Etiologie van schrijven en schrijfproblemen (bij kinderen)
- 2.1 Wat is de relevantie van een adequaat handschrift?
- 2.2 De relatie tussen cognitieve en motorische processen
- 2.3 Schrijfonderwijs en de normale ontwikkeling van het schrijven
- 2.4 Het verschil tussen goede en slechte schrijvers
- 2.5 Een zwak of dysgrafisch schrift
- 2.6 De relatie tussen visuomotorische vaardigheden en schrijfproblemen
Hoofdstuk 3 en 4
- 3 Meetinstrumenten
- 3.1 Inventarisatie schrijfprobleem tijdens de anamnese met behulp van vragenlijsten
- 3.2 Meten van het schrijfproduct en evalueren van het effect van een interventie
- 3.3 Meten van pengreep, schrijfhouding, schrijfbeweging, pijn en/of vermoeidheid
- 3.4 Meten van een achterstand in de fijne (en grove) motoriek
- 3.5 Vaststellen van een visuomotorische integratiestoornis
- 4 De effectiviteit van interventies
- 4.1 Soorten interventies
- 4.2 Op sensorische stimulaties gerichte interventies
- 4.3 Taakgerichte interventies
- 4.4 Op letterniveau gerichte interventies
- 4.5 De specifieke kenmerken van een interventie