interview.png
31 januari 2023

‘Het vak verandert nu eenmaal snel, dus je moet mee veranderen’

Wat vinden fysiotherapeuten van kwaliteit en het Kwaliteitshuis Fysiotherapie? Erik Rewijk van Boot en Broersen Fysiotherapie in Lisse staat achter het Kwaliteitshuis. ‘Dat alle fysiotherapeuten in Nederland één register hebben, maakt het een stuk makkelijker.’

In een serie van 5 interviews met bekende en minder bekende KNGF-leden geven we in de komende weken inzicht in hun denken over kwaliteit en het Kwaliteitshuis Fysiotherapie.

Erik Rewijk (31) werkt sinds 2015 bij Boot en Broersen Fysiotherapie in Lisse, waar hij ook maatschapslid is. Hij deed een master sport en is daarnaast gespecialiseerd in schouder-, elleboog- en handklachten.

Wat betekent kwaliteit voor jou in je dagelijks werk?

‘Ik denk dat je als fysiotherapeut altijd de beste therapeut moet willen worden. Dat betekent dat je ook moet herkennen waar je minder goed in bent. In zo’n geval kun je doorverwijzen naar een andere therapeut, die vervolgens weer naar jou doorverwijst voor een behandeling waar jij beter in bent. Zo bouw je een samenwerking op. In onze praktijk gaan we op een eigen manier om met kwaliteit. We zetten bijvoorbeeld niet de patiënt centraal maar de medewerkers. Iedereen mag bij ons een master opleiding doen, krijgt ondersteuning om zo energiek en vitaal mogelijk te zijn en verdient een goed salaris. Als je goed voor je medewerkers zorgt, hebben ze plezier in hun vak en kunnen ze dat optimaal uitoefenen. Zo krijgen de patiënten de beste zorg.’

Maak je die kwaliteit zichtbaar voor de buitenwereld?

‘Het staat niet op de website van onze praktijk. Dat is ook niet nodig, want onze agenda’s zitten altijd vol. We doen niet veel aan marketing, de mond-tot-mond reclame is voldoende.’

Wat doe jij om je kwaliteit op peil te houden?

‘Ik doe cursussen om beter te worden in bepaalde vaardigheden. Collega’s in de praktijk geven regelmatig een presentatie van twintig minuten over een bepaald thema waar we allemaal iets van kunnen leren. Ook organiseren we interne scholingsavonden waarbij een collega bijvoorbeeld schouderklachten bespreekt, zodat we allemaal op dezelfde manier schouderklachten benaderen. Dat is handig als iemand op vakantie gaat en een ander moet de behandeling overnemen. Verder is er elke vrijdag een tienminutenpraatje waarbij een collega een onderwerp bespreekt over iets wat de praktijk aangaat.’

Sta je erachter dat je beroepsgroep gezamenlijk bepaalt wat de kwaliteit van fysiotherapie is?

‘Ja, maar dan moeten wel alle aspecten van de fysiotherapie worden meegenomen. Kwaliteit is heel breed. Het wetenschappelijke deel van kwaliteit is vrij duidelijk. Maar hoe je met de patiënten omgaat bijvoorbeeld is vager en lastiger te omschrijven. Iedereen doet dat op zijn eigen gevoel. Een manueel therapeut doet dat heel anders dan bijvoorbeeld een kinderfysiotherapeut.

De kwaliteit afbakenen is goed, ook naar de verzekeraars toe. Anders blijven de verzekeraars nieuwe eisen stellen aan verschillende klachten. Dit kan je als praktijk veel beperkingen geven in de bedrijfsvoering om de kwaliteit te blijven verbeteren.’

SKF en KNGF concludeerden vorige week dat samenwerken nu niet mogelijk is. Wat is jouw reactie daarop?

‘Jammer dat het niet is gelukt. En zonde van alle energie die erin is gestopt. Je hoopt dat je als beroepsgroep één gezicht kunt laten zien. En je wilt een beleid richting de zorgverzekeraars waarmee iedereen tevreden is. Als verzekeraars op twee partijen kunnen inschrijven, zullen er verschillende contracten worden gemaakt en worden die twee partijen uitgespeeld tegen elkaar. Hierdoor wordt het vormen van een CAO voor de beroepsgroep moeilijker. Gelukkig blijft de fusie in de accreditatie van scholingen bestaan. Bij verschillende puntensystemen is het minder makkelijk om als fysiotherapeut de overstap naar een andere praktijk te maken.’

Wat moet het KNGF nu (anders) doen als het gaat om de inrichting van het Kwaliteitshuis? Wat heb jij als fysiotherapeut nodig als het gaat om het Kwaliteitshuis?

‘Het Kwaliteitshuis blijft natuurlijk bestaan, maar de zolder van het huis bevat nu minder A-praktijken. Veel A-praktijken zijn immers van het KNGF naar het SKF gegaan, de praktijk waar ik werk ook. Als het KNGF zich inzet voor de A-praktijken op die zolder blijft de kans dat er wel een fusie kan komen tussen KNGF en SKF. Verder vind ik het lastig om te zeggen wat het KNGF zou moeten doen. Als het gaat om wat ik zelf nodig heb: dat is de ondersteuning van de zorgverzekeraars, regelvermindering en een goede marktconforme vergoeding. Zo kan ik mijn vak blijven uitoefenen.’

Sommige leden zijn kritisch over het Kwaliteitshuis. Wat zou je tegen hen willen zeggen?

‘Natuurlijk mag je kritisch kijken naar wat het Kwaliteitshuis voor jou betekent. Maar het vak verandert nu eenmaal snel, dus je moet mee veranderen. En we hebben het Kwaliteitshuis nodig om een tegengeluid te laten horen richting de zorgverzekeraars. Daardoor laten we zien dat wij fysiotherapeuten zelf onze zorgkwaliteit bepalen en bijhouden.  Als je er niet in mee wilt gaan, moet je geen contracten tekenen. En verder: ga uit van je eigen kracht bij het behandelen. Als dat goed voelt, heb je meer rust voor jezelf.’